Kabbalah.info - Kabbalah Education and Research Institute

De Inleidende Gesprekken

 

Inleidende gesprekken

-Welke levensvragen stelt een mens zich?

Wie ben ik en waar leef ik voor?

Waar kom ik vandaan en waar ga ik naartoe?

Waarom ben ik in deze wereld gekomen?

Ben ik hier al eerder geweest en zal ik hier nog eens terugkeren?

Kan ik leren begrijpen wat er met mij in deze wereld aan de hand is?

Waarom is er zoveel leed in onze wereld en wat kunnen we eraan doen om dat te voorkomen?

Hoe kan ik tot rust komen en hoe verwerf ik tevredenheid en geluk?

-De Kabbala geeft een duidelijk antwoord!

De Kabbala geeft ons op bovenstaande vragen een duidelijk antwoord. Zoals de vers zegt: "Proef eens en vergewis je ervan hoe geweldig de geestelijke wereld is want door het begrijpen en voelen van die wereld zul je een waar geluk verkrijgen"! De methode om de geestelijke wereld te leren begrijpen en voelen heet "Kabbala". De Kabbala leert ons over de oorsprong van onze wereld en op welke manier deze door de Schepper bestuurd wordt. Tevens leert de Kabbala ons het verband te zien, tussen ons verleden, ons heden en onze toekomst.

Iedereen, ongeacht zijn of haar leeftijd kan door het leren van de Kabbala voeling krijgen met de geestelijke wereld . Men begint tegelijkertijd in beide werelden te leven, en wordt bestuurder van zijn eigen lot!

Het bestuderen van de Kabbala biedt de mens een mogelijkheid om het waarom van de gebeurtenissen in onze wereld te begrijpen, zowel de gebeurtenissen, die ons persoonlijk overkomen als die ons allen treffen. Maar bovenal om te leren begrijpen, waarom wij in deze wereld zijn gekomen, namelijk om nog tijdens ons leven in deze wereld een stap te zetten om de geestelijke wereld in de materiële wereld te integreren. Hierdoor wordt het ons mogelijk om in beide werelden te leven en kunnen wij het absolute, de eeuwige volmaaktheid van kennis en geluk, verkrijgen.

Het doel van onze publicaties op deze Internetsite is om alle geïnteresseerden op weg te helpen de eerste stappen te zetten naar:

het gewaarworden van de Schepper.

Over de Kabbala.Hoofdstukken :

Inleiding

Wat is de Kabbala?

Is het de moeite waard de Kabbala te bestuderen?

Wie is een kabbalist?

Waarom is het belangrijk om de Kabbala te leren?

Geschiedenis van de Kabbala.

Wie van de kabbalisten is voor ons de belangrijkste?

Wie kan de Kabbala leren?

Het geestelijke en de Kabbala.

De geestelijke wereld wordt door ons gevoeld en begrepen d.m.v.:

Leren door zelfstudie

Leren in een groep

Leren met een Rav

De Tora en de Kabbala.

Religie en de Kabbala.

Wetenschap en de Kabbala.

De kringloop der zielen en de ontwikkeling van generaties.

Ontwikkeling van technologie en de Kabbala.

De ware geestelijke bronnen.

Taal van de Kabbala - taal der takken.

Wat betekent het om de Kabbala op correcte wijze te leren?

Waarom zijn er toch onderwijzers, die de Kabbala onjuist interpreteren?

Grote kabbalisten over de noodzaak om de Kabbala te leren.

Uit de "Inleiding tot Talmoed Esser haSfierot".

Uit de "Inleiding tot het boek Zohar".

1- INLEIDING . Van oudsher zocht de mens antwoorden op belangrijke levensvragen : "Wie ben ik?", "Waarin ligt het doel van mijn bestaan?","Waarvoor bestaat de wereld, is er leven na de dood, e.d.?" Antwoorden op deze vragen tracht ieder mens uit de voor hem toegankelijke bronnen van informatie te verkrijgen. Ieder van ons bouwt aan zijn eigen wereldbeschouwing en kiest zijn eigen bronnen, die hem het meest betrouwbaar lijken.Door de werkelijkheid en het alledaagse leven worden we genoodzaakt de juistheid van onze opvattingen ononderbroken te toetsen. Door deze toetsing worden we gedwongen onze opvattingen te corrigeren of te vervangen. Bij de een verloopt dit proces bewust, bij de ander niet.De reden, die tot verandering en het zoeken naar antwoorden aanzet, is de wens om genot te verkrijgen en het lijden te vermijden. Wat dat betreft, lijken wij op de dieren. Een koe, een kikvors of een vis, ieder dier op zijn manier, streeft ook naar het verkrijgen van zo veel mogelijk plezier en zo min mogelijk lijden. De wetten van de natuur, de manier van leven van levende wezens, en onze levenservaring leren ons, dat er geen verstandelijke methode bestaat om ons voor eens en altijd van het lijden te ontdoen. Men kan het lijden hoogstens voor "lief" nemen en als een "noodzakelijk" kwaad aanvaarden. Aan de vraag over het doel, de zin van het leven, wordt door het alledaagse globale menselijke lijden de volgende vraag toegevoegd: "Waarvoor, berhaupt, lijd ik?". Deze vraag over de zin van het leven schenkt ons geen voldoening, zelfs niet wanneer een van onze alledaagse wensen tijdelijk wel in vervulling gaat. Een mens, die een fel begeerd doel bereikt heeft, begint zeer snel te voelen, dat hem een ander genot ontbreekt. De nieuwe wens laat hem niet op zijn lauweren rusten, en het lijden wordt hervat. Terugkijkend, kan hij inzien, dat hij het merendeel van zijn tijd heeft doorgebracht met het halen van doelen, maar bijna zonder van de bereikte successen te hebben genoten. Aangezien er geen antwoorden op de gestelde vragen te vinden zijn, verschijnen van tijd tot tijd verlangens naar oude geloven. De jeugd stroomt naar India, het Verre Oosten en vindt tijdelijk voldoening met behulp van "geestelijke" techniek. Meditaties, voedingssystemen, allerlei fysieke en verstandelijke oefeningen, wekken bij een mens natuurlijke instincten op en laten hem zich geriefelijker voelen in zijn materiële lichaam. Hij voelt, dat hij in staat is om zijn reacties te controleren en dat zijn zelfbewustzijn zich ontwikkelt. Een mens leert luisteren naar de noden van zijn lichaam, deze te beperken en op rationele wijze te bevredigen. Deze methode leert behoeften te verminderen, waarbij wensen door beperkingen worden vervangen. Dat is slechts een poging om zich te vergeten. De gevoelens zijn immers niet bevredigd, de zin van het leven is niet gevonden. Al deze methoden kalmeren slechts, en verminderen het lijden door het beperken van behoeften, het verarmen van wensen. Echter de mens bemerkt snel genoeg, dat men zich niet aan de waarheid kan onttrekken. Behoeften verminderen verlost ons niet van de wens om te genieten. De mens, die zijn toestand objectief bekijkt, begrijpt, dat zijn fel begeerde doel, d.i.: zich van lijden losmaken en het eeuwige genot bereiken, niet is bereikt. De mensheid is op zoek met behulp van wetenschappelijke onderzoekingen naar logische argumentering van haar bestaan en naar het doel van het bestaan van het heelal. Reeds vele duizenden jaren bestudeert de mens de wetten van de natuur. De wetenschap maakt gebruik van axioma's, die onze logica niet tegenspreken. Dat zijn haar gereedschappen. Daarnaast geldt, dat alles, wat door wetenschappelijke instrumenten niet te meten valt, zich buiten de onderzoeksgebieden bevindt. De ziel van de mens, zijn gedrag en motivatie, bevindt zich achter de grens van puur wetenschappelijk onderzoek. De tegenwoordige geleerden ontdekken, dat naar mate zij in hun wetenschappelijke onderzoekingen vooruitgaan, het wereldbeeld des te vager en ingewikkelder wordt. De inhoud van de meest geavanceerde wetenschappelijke boeken lijkt steeds meer op de inhoud van boeken over mystiek en science-fiction . Deze boeken geven echter geen antwoorden op de vragen naar de zin des levens. De Kabbala als wetenschap biedt een eigen methode van onderzoek van de wereld door de extra capaciteiten van de mens in zijn gewaarworden van de wereld te ontwikkelen. Het woord "Kabbala" (in het Hebr. "ontvangst") geeft het streven naar het verkrijgen van het hoogste besef weer, het aanvoelen van het ware wereldbeeld. Kabbalisten vertellen ons over de techniek, gebaseerd op hun eigen ervaring. Zij behandelen en onderwijzen in hun boeken een eigen methode van onderzoek van het heelal om het antwoord op de vraag naar de zin van het leven te verkrijgen. Deze methode, noemt men "Chochmat haKabbala", d.i. "de wetenschap van ontvangst".

Terug naar inhoudsopgave 2 - Wat is de Kabbala? De Kabbala is een wetenschap, die het dichtst bij de mens staat, omdat zij ons vertelt, waarom de mens bestaat, waarvoor hij op deze wereld verschijnt, waarvoor hij leeft, wat de zin van dit leven is, waar hij vandaan komt, waar hij heen gaat, nadat hij zijn aardse weg heeft afgelegd. Antwoorden op deze vragen ontvangt de kabbalist reeds bij zijn leven, hier en nu. In principe is de Kabbala een methode van het doorzien van de geestelijke werelden en onze wereld, welke daaruit voortvloeit. Aan de ene kant geeft het bestuderen van de Kabbala ons de kennis over de geestelijke werelden, aan de andere kant leert het ons in onszelf een aanvullend zintuig, een scherm met weerkaatsend licht, te ontwikkelen. Met behulp van dit nieuwe zintuig verkrijgen wij de mogelijkheid om in contact te treden met de geestelijke werelden. Het bestuderen van de Kabbala is geen theoretische of abstracte bezigheid. Het is onlosmakelijk verbonden met de praktijk : de mens wordt zich van zichzelf bewust : wie hij is; wat zijn natuur is; wat hij dient te doen; wat er in de mens zelf te veranderen valt. Er is geen kennis, die dichter bij de mens staat dan deze kennis, daar de mens zichzelf, de wereld en zijn eigen lot leert kennen. Alles wat iemand, die de Kabbala bestudeert over zichzelf en de wereld te weten zal komen, zal hijzelf te weten komen in zichzelf. De gevoelens en kennis van een mens zullen voor anderen in zijn omgeving verborgen blijven. Juist daarom noemt men de Kabbala de "geheime wetenschap". Alleen aan de mens zelf is bekend, wat in hem omgaat en wat hij ziet. De wens van een mens om allerlei genietingen te ontvangen is de motivatie voor al het menselijk handelen. Voor de vervulling van zijn wensen is de mens bereid om niet geringe inspanningen te leveren. Alles draait om het feit op welke manier men de meeste genietingen verkrijgen kan met een zo klein mogelijke inspanning. Iedereen probeert deze vraag op zijn eigen manier te beantwoorden. De menselijke wens te ontvangen ontwikkelt zich en groeit : het kleinste verlangen in de mens om te genieten is de wens, die dierlijk genot opwekt. Als van daaruit de wens om genietingen te ontvangen groeit, dan verwacht hij ook nog geld en eerbewijs te ontvangen. Een verdere groei van de wens om genietingen te ontvangen zal de wens om van zijn macht te genieten in hem doen opbloeien! Een grotere wens om genietingen te ontvangen wekt het streven naar kennis op. En de grootste wens om genietingen te ontvangen openbaart zich in het streven naar kennis van het geestelijke. In elke ontwikkelingsfase van zijn wensen onderwerpt de mens zich ontegenzeglijk aan de daarbij behorende eisen en ten behoeve van wat hij nastreeft, voert hij alles uit ter verkrijging van dat bepaalde soort genot .Wij weten niet, hoe het gevoel binnen ons ontstaat, of op welke manier begrippen als zoet, bitter, aangenaam, ruw op ons inwerken. Wij zijn niet in staat om wetenschappelijke instrumenten ter meting en analyse van onze gevoelens te ontwerpen. De Kabbala is de wiskunde der gevoelens. Zij neemt de veelheid van menselijke gevoelens en wensen in ogenschouw, analyseert ze, en vat elk verschijnsel, elke nuance van het gevoel en het begrijpen ervan samen in een exacte wiskundige formule. Het komt op een beginner vreemd over, dat de Kabbala met gematriot (getalwaarden), matrijzen en tekeningen opereert. Maar degenen, die doorzetten en door studie echt vooruitgang boeken, zullen achter het uiterlijk omhulsel van exacte wetenschap gewaarwordingen van het hoogste ontdekken. De wetenschap Kabbala is een oude en beproefde methode met behulp waarvan de mens in staat wordt gesteld om het hoogste besef en het geestelijke te realiseren: het doel van het heelal, zijn betekenis, de zin van zijn eigen leven en geboorte. Indien in een mens het gevoel voor het geestelijke ontstaat, indien dat gevoel hem niet met rust laat, dan zal hij, gebruik makend van de kabbalistische methode, deze wens in zich zover kunnen ontwikkelen, dat hij het geestelijke zal gewaarworden.

Terug naar inhoudsopgave 3 - Is het de moeite waard de Kabbala te bestuderen? Telkens wanneer het onderwerp "Kabbala" ter sprake komt, brengt men allerlei voorwendselen naar voren : van het leren van de Kabbala kan men "gek worden"; men mag de Kabbala slechts vanaf de leeftijd van 40 jaar gaan leren; de Kabbala beoefenaar dient getrouwd te zijn; vrouwen is het verboden de Kabbala te leren; alleen degene, die alle joodse religieuze wetten naleeft mag de Kabbala leren; de Kabbala maakt een mens religieus; alvorens het geheime gedeelte van de Tora te gaan leren, moet men de geopenbaarde Tora kennen. De algemene mening luidt : het is beter de Kabbala te negeren en te laten voor wat het is. Het antwoord wordt gedeeltelijk gegeven in het hoofdstuk uit de "Inleiding tot Talmoed Esser haSfirot" . De bron van deze angstvalligheid is de vrees, dat als gevolg van het leren van de Kabbala, degenen, die de Voorschriften nakomen, die uit gewoonte geloven, afvallig zullen worden van de Tora, van de Voorschriften en van de religieuze levensstijl. Echter wij zijn reeds gedurende enkele generaties getuigen van de afval van de religie als massaverschijnsel, zonder dat er enig verband bestaat met de Kabbala. Ruim honderd jaar geleden waren bijna alle joden religieus. Sinds er meer ontwikkelde zielen in onze wereld neerdaalden, kwam aan de periode van eeuwige sluimering een einde en brak het tijdperk van de verlichting aan. Deze nieuwe zielen konden hun wens om het heelal inzake zijn betekenis en doel te begrijpen, niet door het leren van louter de wetten van de Tora bevredigen. Vandaar, dat met name het afstoten van de bestudering van de Kabbala tot massavertrek leidt, daar de gewone religieuze leer geen antwoorden geeft op datgene, wat ieder mens in de wereld echt interesseert. Dat is de reden, waarom juist, voor zover het gewone Jodendom de mens onverschillig laat, de Kabbala allen in de wereld naar zich toe trekt. De grote kabbalist AR'I schreef al in de 16e eeuw, dat vanaf zijn tijd de Kabbala voor mannen, vrouwen en kinderen en niet-joden is bestemd, m.a.w., allen niet alleen mogen, maar moeten de Kabbala leren. De grootste kabbalist van onze tijd rabbi J. Ashlag in de "Inleiding tot Talmoed Esser haSfirot", p. 2 zegt: "Inderdaad, indien wij onze aandacht op slechts één beroemde vraag gaan richten, ben ik ervan overtuigd, dat alle twijfels over de noodzaak om de Kabbala te leren direct zullen verdwijnen. En dat is de vraag, die door alle stervelingen gesteld wordt: "Waarin ligt de zin van ons leven besloten?!" Rabbi Ashlag gaat zelfs niet in discussie met degene, die inzake het leren van de Kabbala tegenstribbelt of wie zijn passiviteit door allerlei voorwendselen rechtvaardigt. Hij stelt slechts een enkele vraag: "Waarin ligt de zin van ons leven besloten?" Hij richt zich tot degenen, die zich deze vraag innerlijk stellen. Aan een ernstige bestudering van de Kabbala, het bevatten van het eeuwige, zal alleen hij toekomen, die in alle oprechtheid zichzelf afvraagt: "Waarin ligt de zin van mijn leven besloten?" Terug naar inhoudsopgave

4 - Wie is een kabbalist? Kabbalist is een mens, die zich uiterlijk door niets van anderen onderscheidt. Hij hoeft noch een wijze, noch een geleerde te zijn. In zijn uiterlijke verschijning zijn geen tekenen van heiligheid aanwezig. In een bepaalde fase van zijn leven, ontvangt een doodeenvoudig mens de ware en diepgaande antwoorden op vragen over de zin van het leven. Vervolgens verkrijgt deze gewone mens, al lerende de Kabbala, een extra "zesde" zintuig - de gevoeligheid voor het geestelijke. Met dat zintuig is hij in staat om de geestelijke wereld als een concrete realiteit te voelen, precies zoals wij onze dagelijkse realiteit, d.i. onze wereld, gewaarworden. Een kabbalist voelt zelf de hoogste wereld en leert die direct zelf kennen. Men noemt die wereld "de hoogste", omdat die zich buiten bereik van onze gewone gewaarwordingen bevindt. Een kabbalist ziet hoe alles uit de hoogste wereld neerdaalt en in onze wereld geboren wordt. De kabbalist bevindt zich tegelijkertijd in beide werelden, de hoogste en de onze. Kabbalisten ontvangen reële informatie, die om ons heen bestaat, maar die door ons niet volledig wordt waargenomen. De gewone mens kan slechts een klein fragment van het hem omringende heelal gewaarworden. Dit fragment noemt hij "onze wereld". Maar een kabbalist is in staat het gehele beeld van het heelal te bevatten. Kabbalisten beschikken over de mogelijkheid om de gegevens over het gehele heelal, over de bron van ons leven, over datgene, wat gaat gebeuren te onderzoeken en aan ons mede te delen. Zij geven ons de methode om de hoogste wereld het begrijpen. Kabbalisten geven hun kennis door in hun boeken, die in een speciale taal geschreven zijn. Daarom dient men deze boeken onder begeleiding van een kabbalist volgens een speciale methode te bestuderen. Dan worden deze boeken tot een middel voor het bevatten van de echte werkelijkheid. Terug naar inhoudsopgave

5 - Waarom is het belangrijk om de Kabbala te leren? Kabbalisten geven hun kennis over de inrichting van de hoogste, geestelijke wereld niet zomaar willekeurig door. Wat zij schrijven wordt door een zeer belangrijk verschijnsel begeleidt. Het gaat erom, dat elk mens over de mogelijkheid beschikt om zijn zesde "zintuig" , zijn gevoeligheid, te ontwikkelen. Al lezend in de boeken, welke door kabbalisten zijn geschreven, die zich op het moment van het schrijven onder directe gewaarwording en werking van geestelijke werelden hebben bevonden, wekt de lezer, zelfs als hij het geschrevene niet begrijpt, maar het probeert te begrijpen, de werking van het "omringende licht" in zich op . Alle "heilige boeken" zijn door kabbalisten geschreven, maar alleen die, welke in de kabbalistische taal geschreven zijn, beschikken over het vermogen om een intens "omringende licht" in de lezer op te wekken. Door het bestuderen in deze boeken van de geestelijke werkingen, geestelijke realiteit, trekt een mens het licht naar zich toe, en dat licht verbetert (corrigeert - vert.) hem langzaam en zeker en onthult voor hem het beeld van de echte realiteit. In elke mens sluimert dit zesde "zintuig", deze geestelijke gevoeligheid, het vermogen het gehele heelal te gewaarworden. Dat heet "punt in het hart". Het "omringende licht" is bestemd om dat gevoel te vullen, het dient "het zesde" gevoel te vullen, opdat dat gevoel voldoende ontwikkeld wordt. Het licht heet "omringend", omdat het een vat (zgn. een "klie"), dat nog niet in staat is om het in zich op te nemen, omringt. Het "zesde" gevoel blijft ook buiten de materiële realiteit om, na de dood van ons lichaam, existeren. In het leerproces met behulp van kabbalistische boeken schijnt het licht op het "punt in het hart" en ontwikkelt dat. Stap voor stap wordt dat punt "uitgebreid" (uitgezet - vert.), en krijgt het een "volume", dat voldoende is om het omringende licht binnen te laten komen. Het binnenkomen van het licht in het "punt in het hart" doet in een mens zijn eerste gewaarwording van het geestelijke ontstaan. Afhankelijk van de mate van toevoer van het licht op het "punt", zal de mens steeds breder en helderder de hoogste wereld, zijn eigen verleden en toekomst, gewaarworden. Men kan niet zonder hulp van boven, zonder het van boven aankomend "omringende licht", dat de mens geleidelijk aan reinigt. Ondanks het feit, dat wij van de aard van dit licht niets weten, bestaat er een direct verband tussen het "punt in het hart" en het licht, dat overeenkomstig het hoogste programma van het heelal het "punt in het hart" dient te vullen. Door het lezen van boeken sluiten wij ons aan op de bron van het licht, waardoor wij in onszelf, geheel onbewust, een verlangen naar het geestelijke vormen. Dat is het irrationele procédé ter verkrijging van nieuwe, "niet-aardse" eigenschappen. Rav J. Ashlag in zijn "Inleiding tot Talmoed Esser haSfirot" p. 155 schrijft erover : "Waarom verplichten kabbalisten iedereen de De Kabbala te leren? Het gaat erom, dat er in deze bestudering één belangrijke ding is, waard om dat aan allen bekend te maken, immers, degenen, die de Kabbala bestuderen, zelfs indien ze datgene wat zij leren niet begrijpen, wekken door hun wens te willen begrijpen in hun zielen omringende licht op. Immers elk mens zal gegarandeerd alles ontvangen, wat voor hem reeds in het scheppingsplan van de wereld door de Schepper bedacht is (dat komt in het algemeen neer op "het verstrekken van genot aan alle schepselen"). Maar degene, die het niet gelukt is om in deze levenskringloop dat doel te bereiken, zal het wel in een der volgende bereiken en daarmee zal hij het eerste plan, door de Schepper bedacht in vervulling brengen. Voordat een mens zijn volmaaktheid bereikt, zal het licht, dat als "omringend" licht wordt gedefinieerd en dat hij in de toekomst waardig zal zijn,- dát licht zal voor een mens bestemd zijn en wacht alleen op het moment, waarop in een mens de wens ontstaat om het te gewaarworden. En dan zal de wens zich met dat licht "bekleden". Daarom, zelfs indien er nog geen vaten (Klie's) voor de wensen zijn, maar wanneer een mens wel de Kabbala leert en de namen van lichten en vaten noemt - namen, die betrekking hebben op zijn ziel- , dan schijnt het omringende licht dadelijk op hem. Dit licht bekleedt nog niet het interne gedeelte van zijn ziel, daar hij nog niet over vaten beschikt, die in staat zijn dit licht te ontvangen. Desondanks zal de straling van het licht, een mens reinigen tijdens zijn bestudering van de kaballa en hem waardig maken binnenin hem het licht te ontvangen. Bestudering van de Kabbala zelf roept de wens op om de ware wereld te kunnen gewaarworden. Wij kunnen alleen dan met de hoogste wereld bekend raken, wanneer wij hem voelen. Wij kunnen over de geestelijke wereld discuteren, maar zolang wij deze niet zien, blijven het woorden zonder vulling en zonder concrete betekenis. In onze tijd zijn de kabbalistische boeken zeer verbreid. De kabbalisten wensen hun materialen zo breed mogelijk te verbreiden en roepen iedereen op zich bij het leren van de Kabbala aan te sluiten. Tijdens bestudering van deze boeken groeit de dorst naar het geestelijke. En dan zal het licht, dat ons omringt, d.i. hetzelfde licht, dat uit de nog aan ons oog onttrokken wereld begint te schijnen, stap voor stap tevoorschijn komen. Terug naar inhoudsopgave

6 - Geschiedenis van de Kabbala. De kennis over de Schepper, over de hoogste wereld, d.i. de Kabbala, werd door kabbalisten van mond tot mond en schriftelijk doorgegeven. Het allereerste boek over de Kabbala "De geheime engel" ("Raziel haMalach") werd door Adam geschreven. Zijn kennis verkreeg hij direct van boven en niet zoals de kabbalisten door het leren en door wilskracht. De eerste ons bekende kabbalist, d.w.z. die zelf de Schepper had leren kennen, was de aartsvader Avraham. Hij stelde zich, zo vertelt de Tora, vragen over de zin van het bestaan en hij bleek het waard te zijn, dat de Schepper, de hoogste wereld, zich aan hem openbaarde. De door hem vergaarde kennis en de methode om deze te verkrijgen, gaf hij aan de volgende generaties mondeling door en d.m.v. zijn boek "Sefer Jetsyra". Elke kabbalist voegt aan de vergaarde ervaring zijn eigen individualiteit toe. Maar Mosje zette al deze kennis gedetailleerd uiteen in het boek, dat door hem "Tora" werd genoemd afgeleid van het woord "or" = licht, en het woord "horaa"= instructie (voor het zich ontvankelijk maken van het licht). De ontwikkeling van de Kabbala ging door ook na het schrijven van de Vijf boeken van Mosje. In de periode tussen de Eerste en de Tweede Tempel begon men de Kabbala in georganiseerde groepen van kabbalisten te bestuderen. Sinds de vernietiging van de Tweede Tempel tot op heden kan de geschiedenis van de Kabbala in drie ontwikkelingsperioden verdeeld worden. De Eerste periode stamt uit de derde eeuw van onze (niet joodse) jaartelling. In die tijd schrijft rabbi Sjim'on Bar Jochaj (RASHB"I), de leerling van rabbi Akiva, het boek "Zohar". Rabbi Sjim'on kreeg van rabbi Akiva de volmacht om de Kabbala aan de volgende generaties door te geven. Onder zijn tijdgenoten was hij bekend als deskundige in zowel de geopenbaarde als de geheime Tora. Nadat rabbi Akiva gevangen was gezet, vluchtten rabbi Sjim'on met zijn zoon Eliezer naar een dorp Pekiin in het noorden van het land, waar zij zich gedurende 13 jaar in een grot schuil hielden. Hij kwam uit de grot met het boek "Zohar" en met een kant-en-klaar onderwijssysteem voor de Kabbala, het doorgeven van de kennis over het geestelijke. Op dat moment doorzag hij alle 125 trappen, die een mens gedurende zijn aardse bestaan kan bereiken. "Zohar" is op een aparte manier geschreven: allegorisch en in het Aramees. De Aramese taal is de "binnenzijde van het Ivriet", de verborgen kant. Rabbi Sjim'on dicteerde en zijn leerling rabbi Aba legde de leerstof schriftelijk vast. Hij beschikte over een speciale gave om de leerstof zodanig in bedekte termen te vertellen, dat alleen bepaalde soorten zielen het zouden kunnen begrijpen, Vervolgens werd het boek "Zohar" in een grot vlakbij Tsfat verstopt. Na verloop van enkele eeuwen werd het door de aldaar in de buurt wonende arabieren gevonden. De arabieren verheugden zich over het gevonden papier. Er was in die tijd een schreeuwend tekort aan papier. Ze gingen het als verpakkingspapier gebruiken. Een der wijzen uit Tsfat kocht op een dag op de markt een vis, en tot zijn verbazing ontdekte hij, dat de vis in een "onbetaalbaar" document ingepakt werd. Terstond kocht hij van de arabieren alle overgebleven papieren en bundelde ze in een boek. Dat is het boek "Zohar", dat ons bereikte. Eeuwenlang bestudeerde men "Zohar" in het geheim, in kleine kabbalistische groepjes. De eerste die het uitgaf was rav Mosje de Leon, die in de XIII eeuw leefde. De Tweede periode is die van AR"I (de 16e eeuw). In de periode voorafgaand aan AR"I werd de Kabbala in het geheim bestudeerd in kleine groepjes. AR"I verkondigde de kaballa en riep op tot massale bestudering. AR"I, rav Itschak Luria, werd in 1534 in Jerusalem geboren. Op jonge leeftijd verloor hij zijn vader en samen met zijn moeder, verhuisde hij naar Egypte. Hij groeide op in het huis van zijn oom, en leerde de Tora bij de beroemde rav David ben Shlomo ibn Zamra (RADBA"Z) en ook bij de rav Betsallel Ashkenasi. AR"I was een grote Tora-kenner. In 1570 verhuisde hij naar Tsfat. Ondanks zijn jonge leeftijd begon hij direct de Kabbala te onderwijzen. Hij werd hooglijk gewaardeerd door de wijzen van Tsfat , die hij tot zijn leerlingen maakte. Gedurende anderhalfjaar - zolang bleef de school van AR"I in Tsfat bestaan - schreef zijn leerling rav Chaim Vital alles op wat hij leerde. AR"I heeft ons een primair onderwijssysteem van de Kabbala achtergelaten, dat voor iedereen toepasbaar is. Van zijn methode gebruik makend kan ieder mens, die de Kabbala leert tot het doel der schepping komen. AR"I overleed in1572 op 38-jarige leeftijd. Om gehoor te geven aan zijn laatste wil werden alle werken van hem verborgen met de bedoeling om aan die generatie onthuld te worden, die het waard zou blijken te zijn. In AR"I komen wij een verschijnsel tegen, dat karakteristiek is voor de boden van de nieuwe periode van het Kabbala-onderwijs: zij kondigen het begin van een nieuw tijdperk aan en laten de geschiksten van de eigentijdse generatie de techniek van het kaballa-onderwijs zien. Aan de andere kant, trachten ze hun werken te verbergen, opdat degene voor wie ze in de toekomst geschikt zouden zijn, ze zelf zouden ontdekken. De reden daarvoor ligt in het feit, dat het veranderingsproces aan twee voorwaarden moet voldoen: het passende tijdstip en een daarbij behorend niveau van zielsrijpheid, opdat het noodzakelijk zijn van de nieuwe methode uit de zielen zelf zou voortvloeien. Wanneer grote kabbalisten een nieuw onderwijssysteem onthullen en het onderwijzen, zijn hun tijdgenoten niet in staat om de hele omvang van de door hen ingebrachte veranderingen te evalueren. Vandaar dat zij er dikwijls de voorkeur aan geven om hun werken te verbergen of zelfs te verbranden. Het is bekend, dat Baal haSoelam een aanzienlijk deel van zijn werken heeft verbrand. Het is een speciale openbaring van de Hoge in onze wereld, wanneer kennis aan het papier toevertrouwd wordt om het vervolgens te verbranden. Al zou een stukje kennis slechts één keer in de materiële wereld geopenbaard worden, ook dan oefent het reeds invloed uit op de toekomst en vergemakkelijkt het een herhaalde openbaring in de materiële wereld. Uit het boek "Sjaar hagielgoeliem" haalt men de laatste woorden van AR"I aan, waarin hij de bestudering van de Kabbala uitsluitend aan een van zijn leerlingen overlaat, t.w. aan Chaim Vital, die deze in het geheim en in zijn eentje dient te beoefenen. Na de dood van AR"I schreef Chaim Vital alles wat hij hoorde op zonder het te rangschikken. Een deel van de papieren zo'n 600 pagina's verstopte hij. In zijn testament beval hij, dat een deel samen met hem diende te worden begraven, en een ander deel liet hij aan zijn zoon als erfenis na. Uit de verstopte 600 pagina's stelde zijn leerling rav Tsemach in de daaropvolgende generatie het boek "De boom des levens" en andere boeken samen. Van de uit het graf naar boven gehaalde vellen papier stelde men een reeks van boeken samen de zgn. "Acht poorten". Vervolgens haalde rav Tsemach uit het graf ook andere aantekeningen van Chaim Vital. In de tijd van AR"I was de bestudering in groepsverband van het boek "Zohar" nog maar net begonnen. Een actieve bestudering van het boek "Zohar" werd gedurende een periode van tweehonderd jaar voortgezet en er verschenen vele kabbalisten in Polen en het Rusland. Vanaf het midden van de 20e eeuw neemt de belangstelling voor de Kabbala af. De beoefening van de Kabbala was bijna geheel beëindigd. Rav Ashlag schrijft hierover in zijn "Inleiding tot het boek Zohar" en wijst erop, dat dit feit de oorzaak van alle rampen van de 19e en de 20e eeuw is geweest. De Derde periode is de methode van rav Jehoeda Ashlag. Deze methode is uitermate geschikt voor de zielstypen van onze generatie. Rav J. Ashlag, of "Baal haSoelam", zoals men hem naar zijn gelijknamige commentaar ("Soelam") op het boek "Zohar" noemt, is in 1885 in een Poolse stad Lodz geboren. In zijn jeugd en toen hij enige tijd rechter en een autoriteit in het joodse recht in Warshau was, verkreeg hij een diepe kennis van de geopenbaarde Tora. In 1921 repatrieerde hij met het gehele gezin naar Israël. Enige tijd was hij rabbijn van een wijk Givat Shaul in Jerusalem. In die tijd begon hij al zijn leer uit te werken, maar aan het commentaar op "Zohar" kwam hij pas toe in 1943, toen de catastrofe van het Europese Jodendom zijn einde naderde. In die tijd, toen de wereld nog geen weet had van de jodenvernietiging, voelde Baal haSoelam, dat het hoogst noodzakelijk was in onze generatie de kaballa te onderwijzen en te verspreiden, opdat deze leer ieder mens zou mogen bereiken. In zijn "Inleiding tot het boek Zohar" schrijft hij: "Van alle pracht zijn scherven overgebleven. De overgeblevenen is de taak opgelegd de reden van alle rampen te evalueren en oude zienswijzen bij te stellen. Ieder van ons, die in leven is gebleven, dient vanaf dit moment in heel zijn ziel de inwendige Tora te versterken". Baal haSoelam voltooide het commentaar op "Zohar" in 1953. Hij overleed in 1954 en is op de begraafplaats "Har hamenoechot" in Jerusalem begraven. De oudste zoon van Baal haSoelam, rav Baruch Ashlag (RABA"SH) was de opvolger van de zaak zijns vaders. Zijn boeken zijn op strikte aanwijzingen van zijn vader opgebouwd. Dat vergemakkelijkt, in zekere mate, het begrijpen van de commentaren, die door Baal haSoelam zijn nagelaten. Rav Baruch was in 1907 in Warshau geboren. In 1922 arriveerde hij samen met zijn vader in Jerusalem. Pas toen hij trouwde, gaf zijn vader hem toestemming te leren, en vervolgens een groep van nieuwe leerlingen te leiden. Na het verscheiden van zijn vader nam hij diens taak op zich om voor verdere verspreiding van de Kabbala zorg te dragen. Ondanks zijn unieke plaats in de wereld, had rav Baruch een bescheiden levensstijl, werkte als schoenmaker, bouwvakker en employé. De buitenkant van zijn leven onderscheidde zich niet van het leven van andere mensen, maar al zijn vrije tijd besteedde hij aan het leren en onderwijzen. Rav Baruch overleed in 1991. De door Baal haSoelam uitgewerkte methode is voor iedereen geschikt, en de ladder ("soelam") voor de geleidelijke verheffing naar de hoogste werelden, die hij met zijn werken opbouwde, garandeert aan iedereen na 3 tot 5 jaar kabbalistische studie, dat het bevatten van de hoogste werelden tot de mogelijkheden behoort. Het onderwijs beoogt om in ons een wens voor het bevatten van de hoogste wereld op te wekken, en vervolgens deze daadwerkelijk te bevatten. Het is bekend, dat alle drie de grote kabbalisten een en dezelfde ziel zijn. Een keer verscheen deze ziel in de wereld als rabbi Sjim'on, de tweede keer als AR"I en in de derde omwenteling vond deze ziel in rabbi Jehoeda Ashlag haar belichaming. Telkens wanneer de tijd aanbrak om meer te onthullen, wanneer een eigentijdse generatie ervoor klaar stond, daalde deze ziel neer en gaf aan de wereld, aan de gegeven generatie, een nieuw geschikt systeem. Rabbi Sjim'on was een van de grootste mannen van zijn generatie. Hij gaf uiteenzettingen en verklaringen over meer dan 3000 onderwerpen in de Talmoed. Deze verklaringen werden gepubliceerd en bereikten onze dagen. Echter het boek "Zohar" is na zijn voltooiïng verdwenen. Dat heeft te maken met het feit, dat de aard van het geheime gedeelte van de Tora zodanig is, dat deze uitsluitend in een daarvoor geschikte tijd kan worden geopenbaard, wanneer passende zielen in onze wereld zijn gekomen. Zo zal de "Zohar" in de loop der tijd geopenbaard worden. Want elke volgende generatie is steeds meer tot de onthulling van "Zohar" bereid dan de voorafgaande. Datgene, wat in de tijd van rabbi Sjim'on bar Jochaj geschreven en weer verborgen werd, werd pas weer voor het eerst in de tijd van rav Mosje de Lion ontdekt en zo ging het in de tijd van AR"I voort, die als eerste de "Zohar" in de taal van de Kabbala ging interpreteren. Ook deze werken werden verborgen gehouden om vervolgens, toen de tijd rijp was, deel voor deel onthuld te worden. Onze generatie werd met het commentaar "Soelam" vereerd, dat iedereen in staat stelt de Kabbala te leren en zijn eigen correctie reeds vandaag te bereiken. In elke generatie onthult de "Zohar" zich steeds verder aan ons. De "Zohar" gaat zich steeds meer openbaren en wordt met het jaar begrijpelijker en komt de in onze wereld neerdalende zielen naderbij. Terug naar inhoudsopgave

7 - Wie van de kabbalisten is voor ons de belangrijkste? De zielen, die in elke generatie neerdalen, hebben behoefte aan een bijzonder onderwijssysteem. Tot de jaren twintig van de 20e eeuw waren er vele kabbalisten. Bijna elke belangrijke rav was kabbalist, d.w.z. iemand, die het geestelijke, de wortels, de bronnen van onze wereld, kon gewaarworden. Vanaf de jaren twintig is de situatie veranderd. Het type zielen, dat vandaag in onze wereld neerdaalt, is zodanig van aard, dat het type zich hoofdzakelijk lichamelijke genietingen, macht en rijkdom wenst. Een klein gedeelte van alle zielen hunkert naar kennis, en een nog kleiner gedeelte wenst de hoge, ware realiteit te leren kennen. De neerdalende zielen streven geestelijke en materiële doelen na. In dezelfde mate als er vandaag een mogelijkheid bestaat om materiële welvaart te verkrijgen, is er ook een mogelijkheid, juist vandaag, om de hoogste geestelijke trap te bereiken. De enige vandaag werkzame methode om de Kabbala te leren is door de grote kabbalist rav Jehoeda Ashlag (Baal haSoelam) uitgewerkt. Hij is de auteur van het enige volledige commentaar op het boek "Zohar" en op de werken van AR"I. De boeken van AR"I zijn samen met de boeken van zijn oudste zoon, rav kabbalist Baruch Ashlag (RABA"SH) - de enige bron van de ware en volledige kabbalistische kennis. Deze twee kabbalisten zijn onze enige hulpbron. Maar naar gelang de zielen zich ontwikkelen en steeds nieuwe zielen in onze wereld neerdalen, zal er natuurlijk een behoefte aan een nieuwe uiteenzetting van de Kabbala ontstaan. De leer zelf is onveranderbaar, maar de methode van het-zich-eigen-maken, verschilt van generatie tot generatie. Terug naar inhoudsopgave

8 - Wie kan de Kabbala leren? Eenieder, die dat wil, kan de Kabbala leren. Deze woorden behoren aan rav Koek, en spreken over degene, die daadwerkelijk een behoefte voelt aan kennis over zichzelf, over zijn eigen ziel, zijn verleden, waar hij vandaan komt, over zijn toekomst en waar hij na zijn dood zal terechtkomen. De noodzaak om de Kabbala te leren wordt ingegeven door een ziel, die behoefte aan correctie heeft. Eigenlijk is de enige vorm van verificatie, of een mens het leren van de Kabbala nodig heeft, het feit of deze vragen hem al dan niet met rust laten! Een mens komt tot de Kabbala, wanneer het materiële hem niet meer bevredigt. Hij hoopt, dat de Kabbala hem antwoorden zal geven op belangrijke levensvragen en problemen, waarvoor hij de oplossing tevergeefs in onze wereld heeft gezocht, en dat voor hem nieuwe horizonten zullen worden geopend. Zijn hoop op een oplossing voor alle vragen komt bij hem onbewust boven borrelen. Een mens denkt, dat hij de kaballa interessant vindt, hij voelt de noodzaak om de Kabbala, als het ware, omwille van zijn vooruitgang of nieuwsgierigheid te bestuderen. Een mens stelt zich vragen: Wie ben ik? Waarvoor ben ik geboren? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen? Waarvoor besta ik in deze wereld? Ben ik hier al eerder geweest? Zal ik later nog eens terugkomen? Waarom is in de wereld zoveel leed? Hoe kan ik tot genot, tot het volmaakte, tot rust komen? Onbewust voelt een mens, dat antwoorden op zijn vragen buiten onze wereld liggen. En inderdaad, het enige antwoord op al deze vragen is de hoogste wereld te leren kennen en voelen. De weg om deze hoogste wereld te bereiken heet "Kabbala". Met behulp van de wetenschap "Kabbala" komt een mens met al zijn gevoelens in de hoogste wereld, de wereld, waarin het waarom besloten ligt van al datgene, wat er met hem op aarde gebeurt. Door het zien van het waarom van gebeurtenissen, bestuurt een mens zijn eigen weg, waardoor het doel van zijn leven bereikt wordt - rust, genot en het eindeloos volmaakte en dat nog tijdens zijn leven in deze wereld. In onze tijd blijkt, dat in veel mensen de ware wens om de Kabbala te leren nog niet merkbaar is. Men geeft hoofdzakelijk de voorkeur aan het beoefenen van dingen, zoals magie, meditatie en geneeskundige technieken. Door deze met de Kabbala te verbinden, hoopt men zo succes te boeken in datgene, waar de gehele mensheid in vele eeuwen van zijn bestaan niet in slaagde. De meerderheid van de mensen is niet geïnteresseerd in de onthulling van de geestelijke werelden en in hoe hij zijn ziel in zichzelf kan ontwikkelen om daarmee geestelijke kennis te verwerven. In het geestelijke schuilt geen geweld. Alles wordt door "het punt in het hart" bepaald.In hoeverre is "het punt in het hart" rijp voor correcties en geestelijke groei? Als inderdaad de tijd voor correctie is aangebroken, zal een mens naar een plaats zoeken, waar hij zal kunnen leren, en komt niet tot rust alvorens hij deze vindt. De echte wens om de hoogste wereld te kunnen voelen zal een mens tot een juiste bestudering van de Kabbala brengen. Terug naar inhoudsopgave

9 - Het geestelijke en de Kabbala. De mens is niet in staat om maar een kleinste beweging te maken zonder een of ander eigen voordeel te beogen. Hij zal niets doen, indien hij niet ziet, wat hij erdoor wint. Een voordeel is het groeien van de innerlijke energie, waarop het lichaam werkt, het verstand van de mens. Een voordeel dient absoluut te worden gevoeld, in het heden of in de toekomst. Degene, die geen voordeel meer gewaarwordt, stopt onmiddellijk met elke activiteit. Hij is niet in staat om nog de kleinste beweging te maken. De reden daarvoor is, dat wij materieel gericht zijn op de wens om te genieten en alleen daarvoor bereid zijn inspanningen te leveren. De Kabbala is ons van bovenaf gegeven. De algemene scheppingswet is : op welke manier kan men genieten. De Schepper creëerde de mens en gaf hem de instructie hoe te leven. "Leven" is voor ons het ontvangen van genot. Vandaar dat de instructie, hoe de mens zijn bestaan gestalte dient te geven, "Kabbala" heet - de leer hoe (genot) te ontvangen. Want er geldt een bepaalde, zeer strikte regel voor het ontvangen van genot. Dat komt, omdat de Schepper de mens niet zomaar ontvankelijk wenste te maken voor het ontvangen van genot, maar speciaal voor het ontvangen van het eeuwige, volmaakte genot! Als een mens deze regel naleeft dan geniet hij. Echter als hij deze regel niet in acht neemt en hij steeds naar dat genot verlangt, dan ontvangt hij in plaats van genot het lijden. "Lijden" is een acuut gevoel van het ontbreken van genot. Het lijden is in het gevoel gegeven om een mens te dwingen over het waarom van zijn lijden na te denken en te trachten de weg naar het ware genot te vinden. De mensheid is onafgebroken op zoek naar deze weg, allen en iedereen, van eeuw tot eeuw. In onze wereld beschikken wij over uitermate kleinschalige wensen om te genieten. Om het geestelijke te bereiken dient een mens zijn wens om te ontvangen juist te vergroten in plaats zijn wens te onderdrukken. D.w.z. een mens dient zijn wens te vergroten om alles te willen opslorpen, alle werelden, inclusief onze wereld. Maar dat moet een mens doen op de juiste manier!! Dat is eigenlijk het doel waar de mens voor geschapen is. Een mens moet geen asceet zijn, of iemand die zich uit het volle leven terugtrekt. De Kabbala leert juist het omgekeerde en verplicht een mens te trouwen, kinderen voort te brengen, te werken en in het volle leven te staan. De wereld zit zodanig goed in elkaar, dat er een speciale, juiste weg bereid is om een mens tot zijn correctie te brengen. Een mens echter moet leren te ontvangen, leren op de juiste wijze gebruik te maken van al de aan hem gegeven wensen op een dusdanige manier, dat hij niet beperkt wordt. Een mens hoeft zich niets te ontzeggen. Er is geen noodzaak om zich van het actieve leven te distantiëren. De Kabbala verwerpt volstrekt alle vormen van geweld. Er bestaat geen dwang in het geestelijke. In het begin van de bestudering van de kaballa heeft een mens nog geen gewaarwording van het geestelijke. Vandaar dat in de eerste fase van het leerproces men slechts op basis van het verstand leert. Door gebruikmaking van ons verstand moeten we het gevoel in ons hart ontwikkelen. Wanneer het hart zich begint te ontwikkelen, wordt een mens zich bewust van wat waarheid en wat leugen is en op natuurlijke wijze zal hij tot correcte daden en juiste beslissingen komen. Afhankelijk van het niveau van zijn geestelijke doorschouwen neemt een mens van bepaalde dingen afstand, juist van die dingen, die hem niet meer aantrekken, zoals een volwassen mens niet belust is op kinderspelletjes. Terug naar inhoudsopgave

10 - Geestelijke wereld wordt gevoeld en begrepen door….. A. ….. te leren via een echt boek door een ware kabbalist geschreven. Alle boeken van de Tora zijn kabbalistische boeken, door kabbalisten ten behoeve van elkaar geschreven, om meningen met elkaar uit te wisselen en tot wederzijdse hulp. Wie in zijn gevoel de geestelijke werelden gaat aanschouwen, zal zien hoeveel deze boeken hem helpen om door te gaan en zich verder te ontwikkelen. Dat doet denken aan een gids van een onbekend land met behulp waarvan een mens stap voor stap met een land kan kennismaken en leert hoe te handelen in de voor hem nieuwe omstandigheden. Boeken dienen met de aard van onze zielen overeen te komen, d.w.z. zij dienen door een eigentijdse kabbalist geschreven te zijn, omdat de neerdalende zielen in elke generatie verschillend zijn en een speciale alleen voor die generatie geschikte leidraad vereisen. B. ……het toetreden tot een groep, waarvan de leden zich werkelijk geestelijk wensen te verheffen. Een groep, waarvan de leden samen leren d.m.v. boeken van een ware kabbalist onder leiding van een Rav (Leraar). Een groep geeft kracht. Het verlangen naar het geestelijke is voor één enkel individu uiterst klein, maar het verlangen kan door gebruikmaking van het collectief aanzienlijk worden vergroot. Het samenzijn van een aantal leerlingen met ieder zijn eigen kleine verlangen wekt een groot "omringend licht" op. Door alle eeuwen heen leerden kabbalisten in groepen. Zowel rabbi Sjim'on als AR"I beschikten over een groep. Een groep is een noodzakelijke voorwaarde voor vooruitgang. C. ….het leiderschap van een ware Rav, die zelf echte boeken bij een ware kabbalist bestudeerde. Een groep kan beslist niet zonder een Rav . Vooruitgang is zonder een Rav onmogelijk. Alleen een Rav geeft aan een groep de juiste richting. Het ontvangen van het geestelijke licht begint met kleine porties. Naar mate de wens groeit, zal het geestelijk licht toenemen. Hoe groter de wens van een mens, des te groter zijn begrijpen en zijn voelen. Uiteindelijk moet elke mens zijn geestelijke vat binnenin zijn ziel zover laten groeien dat het zich volledig met licht kan laten vullen. Dat heet een volledige correctie. Op dat moment zal een mens de hoogste trap, de wortel van zijn ziel bereiken, dat is de bron van zijn ontstaan in de Schepper. En die toestand dient hij te bereiken, terwijl hij nog in deze wereld (lees : in zijn lichaam) verblijft. Terug naar inhoudsopgave

11 - De Tora en de Kabbala. Alle boeken van de Tora: Pentateuch (Vijf boeken van Mosje), Profeten, Geschriften, Misjna, Talmoed e.d., waren in diverse talen door kabbalisten geschreven, d.w.z. door mensen, die in contact met de Schepper stonden, die de geestelijke wereld doorgrondden. In de loop der tijd schreven vele generaties kabbalisten een groot aantal kabbalistische boeken. Zij maakten hierbij gebruik van diverse methoden voor hun uiteenzettingen. Zij gebruikten talen geheel in overeenstemming met het tijdperk, waarin ze leefden, zoals de taal van de Tenach ("Het oude testament"), de taal van de legendes, juridische en kabbalistische talen. Uiteindelijk ontstonden er vier talen voor het doorgeven van de kennis over de geestelijke realiteit. Dat zijn geen vier verschillende wegen, maar vier verhalen over hetzelfde onderwerp, die op verschillende wijzen worden verteld. Zij vertellen ons de uitkomsten over hoe we vanuit de geestelijke wereld de opbouw van onze wereld kunnen gewaarworden. De gehele Tora is met één enkel doel geschreven nl. om ons te leren, hoe we aan de gewaarwording van onze wereld de gewaarwording van de geestelijke wereld kunnen toevoegen. Zo schrijft Baal haSoelam in zijn boek "Vruchten der wijsheid" hierover het volgende : "Het inwendige gedeelte van de wetenschap Kabbala onderscheidt zich in niets van het innerlijke gedeelte van de Tenach, Talmoed en de Legendes. Het enige verschil tussen hen ligt in de logische aanpak." Dat kan men vergelijken met een wetenschap, die in vier verschillende talen uiteen is gezet. Ondanks het veranderen van taal blijft de kern van de uiteenzetting hetzelfde. De enige zorg is: welke uiteenzetting is de meest passende als het gaat om het doorgeven van deze wetenschap aan een leerling". De geschikste taal voor onze generatie is de kabbalistische taal, die voorziet in een manier van beschrijving van het systeem van de hoogste wereld en van de wegen om de hoogste wereld te begrijpen. De kabbalistische taal is een open en technische taal. De kabbalistische taal helpt een mens in zichzelf een helder en duidelijk beeld van de hoogste wereld op te bouwen zonder in allerlei vormen van "het zien" te vervallen. Maar op de keper beschouwd bevatten alle boeken van de Tora - in welke van de vier talen dan ook weergegeven- dezelfde instructie. Alleen de zuiverste taal voor onze generatie, die ons voor fouten behoedt, is de taal van de Kabbala. Voor het eerst werd deze door AR"I in gebruik genomen. Voor het tijdperk van AR"I gebruikten kabbalisten andere talen. Alle boeken van die periode werden in andere talen geschreven, omdat de zielen van die generaties geen noodzaak voelden het anders te doen. Zij hadden nog geen behoefte om massaal de hoogste wereld te gaan "ontginnen". En de weinige kabbalisten in die tijd communiceerden met elkaar met behulp van de Talmoed. Hierdoor leerden zij van elkaar het hoogste, dat in de Misjna en de Talmoed te vinden was, te begrijpen. Terwijl zij de Talmoed aan het bestuderen waren, zagen ze er geen louter juridische code in, maar een beschrijving van de geestelijke wereld. Elke generatie kabbalisten schreef ten behoeve van de zielen uit de eigentijdse generatie. Het boek "Zohar" is in de derde eeuw van onze jaartelling geschreven en er is van de taal van legendes gebruik gemaakt. Maar het commentaar van Baal haSoelam heeft het voor ons mogelijk gemaakt om dit boek vandaag de dag nog te kunnen begrijpen. Hij verklaart de teksten uit dit boek met behulp van "de taal van sfierot" (zie over de sfirot Woordenlijst). Zonder deze uiteenzetting zouden wij vandaag de dag niets kunnen verstaan van de onderwerpen, die in de "Zohar" worden behandeld. De Kabbala maakte in de loop der eeuwen van enkele talen gebruik, omdat de zelfontwikkeling geleidelijk aan plaatsvindt. Een ziel keert van generatie op generatie in deze wereld terug, ondertussen steeds complexer wordend, met ervaringen uit vorige levens, met toegevoegd lijden, maar ook met geestelijke bagage. En hoewel het voor de mens zelf verborgen blijft, bestaat het toch in "het punt van zijn hart". Vandaar dat in elke generatie voor het begrijpen van de Kabbala een eigen taal nodig is, die met de aard van neerdalende zielen overeenkomt. Het "Zohar" vertelt ons, dat de ontwikkeling der mensheid een kringloop is van het steeds maar neerdalen in onze wereld van 600.000 zielen gedurende 6000 jaar. Elke generatie bestaat uit dezelfde 600.000 zielen, die door het neerdalen in onze wereld telkens in een nieuw lichaam verschijnen en zich ontwikkelen. Deze zielen beseffen de noodzaak van een geestelijke ontwikkeling en bereiken de toestand van het algehele bevatten en het ontvangen van genot. In de eerste 2000 jaar daalden in onze wereld weinig-egoïstische-zielen neer, die geen behoefte hadden aan een of andere leidraad bijv. de Tora, en ondertussen het "punt in het hart" onbewust ontwikkelden . Uit die periode bereikten ons slechts twee boeken: "De engel Raziel" (van het woord "raz" geheim) en "Het boek der schepping" ("Sefer Jetsyra"). Het eerste boek schreef Adam, het tweede onze aartsvader Avraham. Beide boeken kunt u in een gewone boekenwinkel kopen. In de volgende 2000 jaar hadden de neerdalende zielen voor hun ontwikkeling behoefte aan een fysieke uitvoering van de geestelijke wetten in hun fysieke bestaan. Daarom beschreef de kabbalist Mosje datgene, wat hij bevatte en gaf het de naam "Tora". Dat zijn de ons bekende Vijf boeken van Mosje. Mosje zette de hoogste wereld uiteen in een verhalende taal : de "taal van takken" . Men spreekt over het Hoge, maar in de terminologie uit onze wereld. Het is een code, maar waar het echt om gaat is alleen voor degene begrijpelijk, die de hoogste wereld ziet. Wij krijgen de indruk, dat de Tora een verzameling van historische verhalen is. De gebeurtenissen, die in de Tora worden beschreven, vonden wel plaats in onze wereld, maar de essentie, waar de Tora over spreekt, wordt gevormd door de voorafgaande processen in de hoogste (geestelijke) wereld, die vervolgens de overeenkomstige gebeurtenissen in onze wereld opriepen. Dus wat zich in de hoogste (geestelijke) werelden voordoet, gaat vervolgens in onze wereld gebeuren. Echter de zin van het schrijven van de boeken van de Tora is om ons met het begrijpen van de hoogste wereld te helpen, en ons de boeken niet louter als een beschrijving van historische gebeurtenissen te laten beschouwen. De Tora is gegeven om de hoogste wereld te bevatten en gebeurtenissen, die daar ontstaan, te besturen. In onze wereld zijn de hoogste krachten een afspiegeling van de verhoudingen tussen de ene mens en de andere mens, tussen voorwerpen en tussen natuurkrachten. Vandaar dat in de Talmoed het op het eerste gezicht lijkt, dat er sprake is van geleden schade in de relatie van mensen tot de hun omringende wereld, alsof men over de wereld spreekt, waarin wij leven. Maar in wezen gaat het over de hoogste wereld. Wij zien, dat de Tora helemaal niet helpt in deze wereld te leven. Alle volkeren van de wereld kunnen zich uitstekend zonder de Tora redden. De Tora is juist gegeven voor het bevatten van de hoogste wereld en om deze te leren besturen. Wie de Kabbala bestudeert, kijkt op een gegeven moment, dwars door de taal van de Vijf boeken van Mosje, de Talmoed, en de Legendes heen, de hoogste wereld in. Hij ontkleed het uiterlijke, "onze" betekenis van woorden en ziet hun innerlijke inhoud, waar een woord in de hoogste wereld juist op wijst. Dan kan hij rechtstreeks begrijpen, waar het om gaat. De kabbalisten zijn in staat de geestelijke wortel te bevatten en aan hen wordt het gehele tafereel in al zijn bijzonderheden geopenbaard. Waar hebben we de Tora voor nodig? Er is geschreven: "Ik schiep het kwade, het egoïsme en gaf de Tora om dat te corrigeren". In de mate, waarin ieder mens zijn egoïsme gewaarwordt, kan hij de Tora ter correctie gebruiken. Alleen voor dat doel is de Tora gegeven. Want naar mate een mens zich meer en meer van zijn gebreken zuivert, verkrijgt hij dienovereenkomstig de eeuwigheid en de volmaaktheid, een ander bestaan, terwijl hij nog in deze wereld verblijft. In de "Inleiding tot Talmoed Esser haSfirot" staat, dat een leerling het geestelijke binnen drie tot vijf jaren leert te bevatten. Dat wil zeggen, dat, indien men met de juiste intentie leert, men de barrière tussen deze wereld en de geestelijke overwint en het licht bereikt. Als iemand het licht niet bereikt, dan betekent dat, dat hij zich zowel kwantitatief als kwalitatief niet genoeg heeft ingespannen. Het gaat niet om hoeveel men leert, maar in welke mate men zich ermee bezighoudt, ernaar streeft. Terug naar inhoudsopgave

12 - Religie en de Kabbala.Men kan zich niet corrigeren door zelfkastijding, zelfbeperking. Het bevatten en gewaarworden van de Schepper is het enige, dat als resultaat een correctie oplevert.Wanneer een mens het niveau van het geestelijke bevatten bereikt, komt het licht en corrigeert hem. De wensen van een mens zullen dan veranderen. Alleen op die manier kan een mens zich corrigeren, anders is het gewoon huichelarij, doet hij zich geweld aan of is het doden van eigen vlees, maar niet van zijn wensen.Een mens, die zijn uiterlijk met speciale klederen omhult en denkt, dat daardoor zijn essentie verandert, vergist zich. Hij denkt op die manier het geestelijke te bereiken. Hiermede kan hij nooit zijn innerlijk helpen, want alleen het licht is in staat om een mens beter te maken.Het doel van het leren is om het betermakende, zijn ziel omringende licht, op zich te laten inwerken. Alleen dat dient het doel te zijn van het leren, en het licht zal de gewaarwording van het Hoge met zich meebrengen!De kabbalistische weg ter correctie van de essentie van een mens verwerpt alle vormen van geweld volledig. De weg ter correctie geeft aan een mens een gevoel van het licht, de Schepper, een voorstelling van wat het geestelijke is, en dan zal een mens zelf, bewust, maar afhankelijk van zijn geestelijke bevattingsvermogen, de voorkeur geven aan het geestelijke boven het materiële.Juist dat is het belangrijkste verschil tussen de Kabbala en een religie. Elke religie berust op dogma's, tradities, vermaningen, blind volgen zonder enige kritische verificatie, omdat het onmogelijk is het ontastbare te toetsen.De Kabbala onthult aan een mens de hoogste wereld, als gevolg waarvan hij het gehele heelal gewaarwordt en ziet hoe beperkt hij vroeger was in zijn gewaarwordingen en kennis. Met geloof wordt in de Kabbala een heldere gewaarwording van het heelal bedoeld! Terug naar inhoudsopgave

13 - Wetenschap en de Kabbala.Bron van al onze kennis over de wereld vormen de resultaten van door de mens uitgevoerde nderzoekingen. In elke generatie bestudeert de mens deze wereld en geeft hij die kennis door aan zijn nakomelingen.Op dezelfde wijze onderzoekt de mens ook de hoogste wereld. In elke generatie reeds vanaf de tijd van onze aartsvader Avraham, bestuderen en onthullen kabbalisten de geestelijke werelden. De door hen verworven kennis geven ze aan de volgende generaties door.Baal haSoelam schrijft, dat "alle hogere en lagere werelden in de mens bestaan". Dat is de kernuitspraak! Kabbalisten vertellen ons, dat er zich buiten onze gevoelens en ons denken slechts één abstract Hoog licht bevindt, "de Schepper" genaamd.Naar zijn eigen aard is dit licht abstract, eenvoudig en heeft het helemaal geen eigenschappen. Al het bestaande, wat wij om ons heen waarnemen, is niet meer dan een reactie van onze zintuigen op dit ons "omringende eenvoudige licht".Wij bevinden ons in een zee van licht en mede afhankelijk van het bevattingsvermogen van onze gevoelens, ervaren we verschillende gewaarwordingen, die wij aan dit licht toeschrijven.Onze gewaarwordingen zijn het gevolg van de eigenschappen van onze zintuigen. Dat ik een geluid ervaar, komt door de druk van iets van buiten op mijn trommelvlies.Het enige dat ik weet, is dat mijn trommelvlies op iets van buitenaf in tegengestelde richting reageert. Ik ervaar, dat er van binnen naar buiten iets zodanig drukt, dat de kromming, die onder druk van buiten is ontstaan, in evenwicht wordt gebracht. Deze reactie van mij meet ik van binnenuit nl. in mijn hersenen, en ik ervaar het als een gebeurtenis, die om mij heen plaatsvindt. Maar ik heb geen flauw idee wat er werkelijk buiten mij gebeurt, immers in mijzelf ervaar ik alleen een reactie van mijn zintuigen. Iets dergelijks vindt ook met mijn andere zintuigen plaats : gezichtsvermogen, smaak, tastzin en reukzin. Dus wij kunnen nooit buiten de grenzen van ons "doosje" komen. Alles, wat wij als het ware over het gebeurde buiten onszelf kunnen zeggen, is, dat we ons dat in onszelf verbeelden ten behoeve van onszelf. De bestudering van de Kabbala kan ons helpen om de grenzen van onze natuurlijke gevoelens te verleggen en een aanvullend "zesde" gevoel te verkrijgen. Beter is het te zeggen, dat het geen aanvullend gevoelsorgaan is, maar een gewaarwording van de volle inwerking van het licht van buitenaf. Het werkt net zo als in een radio-ontvanger, waarbij men de trillingskring op diverse frequenties kan instellen. Indien een golffrequentie van de ontvanger met die in de ruimte buiten de ontvanger overeenkomt, dan is er contact en reageert de ontvanger daarop. Zo gaat het ook met ons: na de eigenschappen van de buiten ons liggende geestelijke wereld verkregen te hebben, zullen we die ook binnenin ons gaan voelen. Naarmate een kabbalist zich ontwikkelt, verkrijgt hij steeds nieuwe geestelijke eigenschappen. Zo sluit hij zich stap voor stap aan bij steeds hogere niveaus van de geestelijke wereld. Ook een geleerde maakt alleen gebruik van zijn vijf zintuigen. Elk complex precisie-instrument, hetzij een elektronische of een mechanische, of anderszins, die wij als "objectief" beschouwen, verlegt alleen maar de grenzen van onze zintuigen, opdat wij met een grotere gevoeligheidsgraad, dieper, hoger en verder zouden kunnen luisteren, zien, ruiken, proeven en tasten. Uiteindelijk toetst, meet en evalueert alleen de mens de resultaten van zijn onderzoekingen door middel van zijn vijf zintuigen. In het proces van het bestuderen van de Kabbala begint een mens de gehele realiteit te begrijpen, te voelen en te evalueren, met geestelijke en materiële onderdelen te werken zonder enig verschil tussen deze te maken. Een kabbalist bevat de geestelijke wereld, terwijl hij zich in zijn lichaam in deze wereld bevindt. Hij ervaart beide werelden als één geheel zonder dat er grenzen tussen beide werelden worden getrokken. Pas wanneer een mens aan de gewaarwording van de echte realiteit toekomt, begint hij in te zien wat er met hem op deze aarde gebeurt. Zo komt hij tot het besef inzake de resultaten van zijn handelingen. Dan pas wordt hij voor het eerst een realist. Hij leeft, alles gewaarwordend en weet, wat hij met zichzelf en met zijn leven moet doen. Zolang hij nog niet op dit bewustwordingsniveau is aangekomen, is hij waarlijk blind. Hij beschikt over geen enkel middel om te weten te komen, waarvoor hij geboren is, wie hij is en wat de resultaten van zijn daden zijn. Waar gaat hij heen als hij sterft? Alles wordt voor hem door de grenzen van de materiële wereld beperkt : hij kwam hier zonder bewustzijn van het Hoge en zo gaat hij ook heen. Aanvankelijk bevindt alles zich op het bewustzijnsniveau van "deze wereld". Onze zintuigen zijn voor ons allemaal op gelijke wijze beperkt en vandaar dat wij allemaal hetzelfde tafereel zien. Maar in de loop van het leerproces onthullen we aanvullende vormen en verbanden, beginnen we dingen te zien, die wij vandaag niet in staat zijn te zien. Ons niveau is vandaag het laagste, daar wij ons bevinden recht tegenover het uiteinde van het heelal, waar de Schepper zich bevindt. De eigenschap van de Schepper is eindeloos geven, terwijl ons natuurlijke beginsel is alleen voor onszelf te ontvangen. Door het proces van het geestelijk opklimmen onthullen we rondom ons een andere werkelijkheid. Maar in wezen verandert er om ons heen niets. IK ben het, die binnen in mijzelf verander en dankzij deze verandering begin ik aanvullende dingen, die al permanent rondom mij bestonden, gewaar te worden. Het zich openbarende en steeds groter wordende geestelijke tafereel, inclusief mijn vorming, bestuur, kringloop van mijn levens, heet de hoogste wereld. Een kabbalist voelt en begrijpt de hoogste werelden op een concrete en systematische wijze, precies zoals wij onze wereld hebben leren kennen. De hoogste wereld bestaat uit 5 aparte werelden. Zij bevinden zich tussen mij en de Schepper, maken scheiding tussen Hem en mij. De werelden filteren als het ware het licht van de Schepper, verzwakken het in die mate, dat ik het zonder schade te lijden kan gewaarworden. Het Hebreeuwse woord "wereld" ("olam") is afgeleid van het woord "olama" dat "zich aan de waarneming onttrekken" betekent. Een deel van het licht wordt doorgelaten, een deel verborgen. Het hoogste licht daalt van de Schepper neer. Het licht is één. Maar, terwijl het licht de trappen van de werelden doorloopt, wordt het gezeeft en dringt er een hoeveelheid licht tot eenieder door, dat in overeenstemming is met de trap, waarop de kabbalist zich bevindt. Dat is te vergelijken met elektrische stroom. Afhankelijk van het soort apparaat, dat is aangesloten, zorgt de stroom voor koeling, verwarming of het creëren van een vacuum. De kracht zelf is abstract, heeft geen bepaalde vorm. Het apparaat onthult datgene, wat de elektriciteit aan potentie heeft. Zo is het ook met het Hoogste licht, met de Schepper. Wij kunnen zeggen, dat Hij geen concrete vorm heeft, en dat eenieder de Schepper overeenkomstig de correctiegraad van zijn eigenschappen gewaarwordt. In de beginfase kan een mens zich alleen voorstellen, dat er een zichtbare werkelijkheid bestaat. In de volgende fase, na zijn gevoelens langzamerhand gecorrigeerd te hebben, zal een bredere realiteit zich voor hem gaan openen. In de meest geavanceerde fase, zal de barrière, die hem van het licht scheidt, verdwijnen, niets zal een mens nog van de Schepper kunnen scheiden. In onze wereld hebben alle mensen een gemeenschappelijk gevoel, nl. "de wens te ontvangen", dat met vijf gevoelige sensoren is uitgerust zijnde onze vijf zintuigen.D.w.z. "de wens om te ontvangen" is daarom ook in vijf delen verdeeld. Terug naar inhoudsopgave

14 - De kringloop der zielen en de ontwikkeling van generaties. Zielen dalen af in materiële lichamen overeenkomstig een vastgestelde orde. Zij keren in deze wereld periodiek terug, telkens door nieuwe lichamen omhult. Dat wordt door ons als de ontwikkeling van generaties ervaren : lichamen veranderen niet door de generaties heen, terwijl de zielen meer ontwikkeld zijn door ervaringen uit vorige levens. Afgaande op het fysieke omhulsel lijkt elke generatie op de voorafgaande. Echter de generaties verschillen van elkaar. In elke volgende generatie dalen zielen in deze wereld af met aanvullende ervaringen uit het vorige bestaan. Zij beschikken over een voorraad nieuwe krachten, die zij tijdens hun verblijf "boven" hebben opgedaan. Vandaar dat elke generatie over een eigen set van "wensen en levensdoelen" beschikt, en dat leidt tot een ontwikkeling, die met name voor elke generatie afzonderlijk karakteristiek is. In elke generatie dalen in onze wereld zielen af met nieuwe potentiële wensen. En met name deze wensen in de afgedaalde zielen bepalen, hoe de wetenschap, cultuur, kunst zich zullen ontwikkelen, hoe de verhoudingen, e.d. in de betreffende generatie zullen liggen. Alles wordt "boven" besloten, nog voordat de zielen in deze wereld neerdalen en zich in de massa van een bepaalde generatie zullen gaan ontwikkelen. Na de eigenschappen van de neerdalende zielen in ogenschouw genomen te hebben, kan men alle gebeurtenissen in de betreffende generatie tot op het kleinste detail voorspellen. Omdat de geestelijke informatie, deze generatie toebehorend, alles in zich insluit! Het is zelfs zo, dat, indien een bepaalde generatie niet aan de "wens" toekomt om de ware realiteit te bevatten of om het besef van de Schepper te ervaren, die generatie toch een bepaald werk zal verrichten, dat in het lijden, welke die generatie doormaakt, tot uitdrukking zal komen. Een generatie zal ten gevolge van het vasthouden aan een egoïstische levenshouding lijden ervaren. Het is echter nog onbewust lijden. Dat de bron van het lijden het egoïsme is, wordt nog niet beseft. Maar het gevolg is, dat het ophopen van dit lijden van generatie op generatie zal leiden tot een besef, dat van boven alleen het absoluut goede neerdaalt, dat echter als het absoluut kwade wordt ervaren! De ontwikkeling van generaties zal onherroepelijk leiden tot het juiste voelen en begrijpen van de ware realiteit. Aangezien in elk historische tijdperk zielen van een ander type in onze wereld neerdalen, is steeds een andere vorm van leiding noodzakelijk, d.w.z. een soort leiding, die voor het type zielen, die zich op dat moment in deze wereld bevinden, het meest geschikt is. Daarom zijn er in elke generatie mensen, die ons langs de wegen van geestelijke vooruitgang leiden. Zij schrijven boeken en vormen groepen van leerlingen, om de meest geschikten uit de betreffende generatie de methode van het bevatten van de ware werkelijkheid mee te delen. In de "Inleiding tot het boek Zohar" spreekt Baal haSoelam over het feit, dat gedurende zesduizend jaar zielen in deze wereld neerdalen. In elke generatie worden deze zielen steeds slechter, steeds "ruwer". De zielen van elke volgende generatie hebben een afzonderlijke correctie nodig. In het begin gedurende de eerste tweeduizend jaar daalden er naar de aarde dermate zuivere zielen af, dat zij ten behoeve van de aan hen opgelegde taak zelfs de Tora niet nodig hadden. Voor hun ontwikkeling was het voldoende om een gewoon bestaan op aarde te hebben zonder speciale middelen ter verkrijging van het geestelijke. Dat was de eerste periode van het vergaren van ervaringen en pijn in deze wereld. Het feit te bestaan in onze wereld, was voldoende om zichzelf te corrigeren. Het steeds verder opgehoopte lijden deed de zielen hunkeren uit deze pijnlijke toestand te komen. De wens om uit de toestand van het lijden te komen vormt de stuwende kracht van de ontwikkeling der mensheid. In de daarop volgende tweeduizend jaar was de geopenbaarde Tora voldoende voor de ontwikkeling der zielen en de handhaving van de Voorschriften. Zij ervaarden de Voorschriften als handelingen, die aan deze wereld waren verbonden. Eenvoudige uitvoering was voldoende voor de reiniging en verdere vooruitgang tot aan de eindcorrectie. Maar door deze handelingen zelf kwamen de zielen nog niet tot de vervulling van de aan hen opgedragen taak. Het aantal zielen is beperkt, pakweg 600.000. Precies dezelfde zielen dalen telkens op de aarde neer om hun verdere vooruitgang en zelfcorrectie te bereiken. Wanneer wij de op de aarde neerdalende zielen fijn of ruw noemen, bedoelen we het volgende : hoelang is de weg nog tot hun eigen eindcorrectie. Een ziel die voor zijn correctie nog een lange weg te gaan heeft, wordt als ruwer beschouwd. De tweede periode van het neerdalen van de zielen duurde tot de XVI eeuw en was met het verschijnen van AR"I beëindigd, die schreef, dat vanaf zijn tijd beoefening van de Kabbala niet alleen wenselijk was, maar ook verplicht gesteld zou moeten worden voor alle vrouwen, mannen, kinderen en volwassenen, alsmede andere volkeren. Dat standpunt wordt ingenomen door te beweren, dat de zielen in hun ontwikkeling zo'n hoge fase bereikten, dat elke op de aarde neergedaalde ziel d.m.v. een speciale door AR"I ontwikkelde methode in staat wordt gesteld de ware werkelijkheid te bevatten en tot zijn eigen eindcorrectie te komen. Op deze manier kan elke ziel, datgene bereiken, waarvoor deze ziel in wezen bestemd is en te weten komen waarom hij in onze wereld neerdaalt. En dat is de voorwaarde voor de algehele openbaring van de ware realiteit. Deze zal dan pas plaatsvinden, wanneer de mensheid zich de wetmatigheden van de opbouw der wereld eigen gemaakt zal hebben. Dan pas zal er een einde komen aan alle lijden en pijn. Wanneer wij te weten zullen komen, hoe de werkelijkheid ons beïnvloedt en hoe wij op haar reageren, zullen we ophouden, datgene kapot te maken, wat niet kapot mag gaan. We zullen geen gelegenheid voorbij laten gaan om datgene te doen, wat de moeite waard is om te doen, en al onze handelingen zullen dan juist zijn. Dan zal tussen ons en de aan ons geopenbaarde ware wereld een volledige harmonie ontstaan. Maar voorlopig rotzooien wij maar wat aan en zien pas achteraf, wat wij stukmaken. En wij zijn daarbij niet in staat om het te vermijden. Daardoor raakt de mensheid steeds verder in het slop en komt in steeds groter wordende onaangenaamheden en problemen terecht. Het lijden neemt toe, opdat de mensheid uiteindelijk de noodzaak van een geestelijke opklimming zal beseffen. Wij dienen te begrijpen, dat wij geen andere keus hebben dan de geestelijke wereld, waarvan wij deel uitmaken, te leren bevatten. Dat besef zal onze toestand drastisch doen veranderen, zal ons naar een nieuwe toestand leiden. Wij zullen als mensheid bewust gaan handelen en steeds ons einddoel voor ogen moeten hebben d.w.z. door als enkelingen niet als los zand aan elkaar te hangen, maar er voor elkaar te zijn. De mens heet "ziel" en niet "lichaam". Het lichaam kan men vervangen want men is vandaag de dag reeds in staat afzonderlijke organen te transplanteren. Men kan zich een mens voorstellen, waarvan alle organen zijn getransplanteerd. Maar wat blijft er dan van een mens over? Er resteert juist dat gedeelte, het geestelijke, dat "mens" heet. Het lichaam is behulpzaam alleen in die zin, dat het meewerkt aan het werk van de ziel, die erin opgesloten zit. Na in deze wereld te zijn neergedaald, verkrijgen de zielen door het lijden hun ervaringen, en dat heet "de weg van het lijden". Deze ervaringen dragen bij tot zelfontwikkeling. In elke volgende kringloop zal het innerlijke, onderbewuste streven van de ziel naar het geestelijke toenemen. De ziel eist met een steeds toenemende vastberadenheid antwoorden op de vragen over de realiteit :over haar bron, over de zin van het bestaan, over de zin van het verblijf in deze wereld, over de vragen wie ben ik en waar leef ik voor? In verband daarmee bestaan er zielen die in meer of mindere mate ontwikkeld zijn. Onder deze zielen zijn er, wiens streven naar het bevatten van de waarheid zo gigantisch groot is, dat zij niet in staat zijn om binnen de perken van deze wereld te blijven. Na de ware boeken en de juiste leiding te hebben ontvangen, komen ze tot het bevatten van de geestelijke werelden, worden ze kabbalisten. De realiteit van deze wereld is zo gestructureerd, dat de zielen, die op de aarde neerdalen, beseffen dat hun egoïsme het kwade is en voor correctie vatbaar. Dan zal het neerdalen van een ziel in het lichaam, een correctie teweeg brengen die 620 maal hoger zal uitkomen in vergelijking met de oorspronkelijke staat, waarin de ziel is neergedaald. De "grote gehele" ziel verdeelt zich ter correctie in vele delen, die naar onze wereld afdalen en variëren van meer tot minder egoïstisch. Daarom is er in elke generatie een verschillende methode voor zelfcorrectie nodig. Voor zielen van eerste generaties was het bestaan in fysieke lichamen al voldoende. In de volgende fase was het vereist om de Voorschriften praktisch uit te voeren. In onze tijd is de correctie op het inwendige gedeelte van de Tora gebaseerd.Van ons wordt verwacht, dat we een reële zuivering van onze innerlijke wensen ondergaan. De correctie van de wereld en de mens gaat van licht tot zwaar. Participeren de eenmaal gecorrigeerde lichtere wensen in een volgende correctie dan helpen ze daarmee de meer zware, moeilijkere wensen te corrigeren. Een ziel ervaart slechts één wens nl. tot zijn wortel terug te keren, terwijl zij nog in het materiële lichaam verblijft. Een lichaam (lees: "wens te ontvangen"), trekt hem naar deze wereld terug, terwijl een mens in zijn bewustzijn wenst op te klimmen, zoals zijn ziel het wenst. Deze tegenspraak dwingt een mens zich gigantische inspanningen te getroosten om geestelijk 620 maal verder te komen dan voor zijn geboorte. De wens van elke ziel is om tot zijn bron terug te keren, het liefst op een hoger niveau, dan waarop deze in het lichaam was neergedaald. Een ziel, die zijn bestemming niet volledig heeft bereikt, keert in deze wereld in een meer "slagvaardige", meer verbeteringswaardige staat terug. De opgedane ervaring en het doorgemaakte lijden - dat is wat een ziel meer slagvaardig maakt. Bij het neerdalen in het fysieke lichaam wordt aan haar een meer egoïstische, meer harde wens om te ontvangen gegeven, een wens om alleen zichzelf te vullen zonder rekening te houden met de omgeving. Op deze manier openbaart een wens "genot te ontvangen" zich steeds meer en leidt tot het streven om alles te wensen. Soms lijkt het ons, dat wij omwille van het meer slagvaardig zijn in een volgende belichaming, de wensen en hartstochten in ons moeten onderdrukken. Niets wensen behalve een beetje eten en zich even in het zonnetje opwarmen… Maar eigenlijk gebeurt er dan het tegenovergestelde. Want de volgende keer zullen we harder, veeleisender, uitgekiender en agressiever worden. Wij zullen in de rug geduwd worden door een wens om wegen voor een ware onthulling van onszelf te vinden, en dat zal ons tot het einddoel brengen. De hoogste kracht wenst, dat wij ons volledig met geestelijk genot vullen, dat wij tot het meest volmaakte niveau komen, wat alleen bij de aanwezigheid van een grote wens mogelijk is. Alleen bij de aanwezigheid van een grote, doch een gecorrigeerde wens, kan een mens onthulling van de geestelijke werelden bereiken en werkelijk sterk en actief worden. Een mens met een kleine wens kan, hoewel hij geen grote schade kan toebrengen, niet echt nuttig zijn. Een wens, waaruit een handeling voortvloeit, heet alleen "gecorrigeerd", wanneer bij de uitvoering de eigenschap van weggeven wordt toegepast. Oorspronkelijk hebben we deze eigenschap niet. Een mens verkrijgt deze in het correcte leerproces van de Kabbala. Naar het ontwikkelingsniveau van een "wens genot te ontvangen", vormen de mensen een piramide. Aan de basis van de piramide bevindt zich een gigantisch aantal mensen met een kleine "wens genot te ontvangen". Hun wensen zijn materieel. Zij verlangen naar een comfortabel leven, dat hun dierlijke wensen zoals eten, slapen en seks, bevredigt. Daarna komen de mensen met een grote wens rijkdom te ontvangen. Het aantal van deze mensen is kleiner, dan het aantal mensen aan de basis van de piramide. Deze mensen zijn bereid, omwille van het verwerven van materiële rijkdom voor zichzelf, hun leven te geven. Voor dit doel zijn ze bereid elk offer te brengen. Na hen volgen mensen, die tot alles bereid zijn omwille van macht. Zij hechten er belang aan om anderen te besturen en zich in een krachtige positie te bevinden. Een nog grotere wens is de wens om kennis te vergaren. Dat zijn geleerden, die hun leven aan toekomstige ontdekkingen wijden. Behalve dat hebben ze niets nodig. Het aantal van deze categorie mensen is nog kleiner dan van de vorige. De grootst mogelijke wens, die een mens kan bezitten, is de wens om de geestelijke werelden te bereiken, een wens, die werkelijk slechts bij enkelen is ontwikkeld. Alle categoriën zijn in de vorm van een piramide gerangschikt. In een mens zelf zijn de wensen naar hetzelfde principe gerangschikt. Een mens dient deze piramide zodanig te wenden en te keren, dat het zwaartepunt op het meest zuivere, op het werkelijk eeuwige komt te liggen. Hij dient zich wat betreft zijn materiële zorgen alleen met het strikt noodzakelijke bezig te houden, en al zijn energie te richten op het in zich kweken van een verlangen naar het geestelijke. Dat kan men alleen bereiken door middel van een juiste manier van leren in een correcte groep onder leiding van een rav kabbalist. Indien een mens tijdens het leren zijn verlangen naar het geestelijke wenst te vergroten, dan zal "het omringende licht" hem gaan beschijnen en hem opwekken dit nog intenser te verlangen. In deze situatie speelt het leren in een groep en de leiding van een leraar/ rav een beslissende rol. Het belangrijkste opmerkelijke verschil met vorige generaties zielen is, dat de in onze tijd neerdalende zielen steeds duidelijker de wens te kennen geven om geestelijke systemen, geestelijke structuren, te willen bevatten. Zij wensen iets, dat zich boven onze wereld bevindt. Zelfs gewone mensen beginnen een gebrek aan iets geestelijks te ervaren. Alhoewel het "geestelijke" door hen als een of andere vorm van magie gezien wordt, is het weer iets nieuws in hun zoektocht naar de ware realiteit. Indien er in onze generatie een sterkere wens verschijnt, die van de nieuw verschenen zielen zelf afkomstig zal zijn, dan zal ook het onderwijssysteem van de Kabbala overeenkomstig de wens van die zielen vervangen worden. In de laatste vijftien jaar vindt er een zeer snelle en actieve ontwikkeling in de neergedaalde zielen plaats. De wens, die aan deze zielen is gegeven en de richting van die wens, is veel sterker en echter geworden. Dat is een richting, die uitgaat naar het bevatten van de waarheid zelf en naar niets anders. Vandaag is het al moeilijk om naar een oud model te onderwijzen. Een mens wenst rechtstreeks iets over zichzelf te weten te komen. Hij is niet meer alleen met uiteenzettingen van "datgene, dat geschreven is" tevreden, hij wenst dingen over zichzelf te weten te komen en wel via de kortste weg. Hij eist een duidelijke uitleg, en niet alleen een uiteenzetting van de Tora. Hij heeft een urgente wens zichzelf te leren kennen. Vandaar dat het niet uitgesloten is, dat al in onze tijd van boven een nieuwe methode voor het Kabbalaonderwijs zal worden geopenbaard. Terug naar inhoudsopgave

15 - Ontwikkeling van technologie en de Kabbala. Wij onderzoeken de wereld met gebruikmaking van onze zintuigen, verstand en zielskrachten. Verstand en ervaring van generaties helpen ons om de grenzen van onze gevoelens uit te breiden. Alles, wat wij begrijpen en weten, is door ons, als resultaat van het onderzoek van de wereld met behulp van onze zintuigen, ontvangen, en buiten dat bestaat er geen andere kennis. De materiële ontwikkeling in deze wereld is oorspronkelijk aan de mens gegeven met het doel om "een punt in zijn hart" te ontwikkelen. Er is niets in deze wereld, dat niet geschapen of gemaakt is zonder één of ander doel na te streven. De mens is geschapen om het geestelijke naderbij te komen. Het ontwikkelingsproces van de mensheid, het lijden van afzonderlijke mensen en de mensheid in het geheel, hebben alleen tot doel "een punt in het hart" te ontwikkelen. Er bestaat niets behalve de mens en de hoogste geestelijke kracht, en het doel van deze hoogste geestelijke kracht is de mens nader tot zich te brengen. Om het geestelijke te bereiken hoeft een mens niet te lijden. Indien het lijden onvermijdelijk was, dan zou er geen mogelijkheid gegeven worden om deze weg zonder lijden te doorlopen. Dan zou er geen methode voor het bevatten van dat doel met behulp van de Kabbala gegeven worden. Niemand van ons vertegenwoordigt een nieuwe ziel. Ieder van ons beschikt over ervaringen van datgene, wat doorleefd is gedurende een vorige periode in een van onze vorige lichamen. In de loop van zesduizend jaar dalen in onze wereld zielen af, die hier al eens zijn geweest. Dat zijn geen nieuwe zielen, maar zielen van een ander type, die in hun ontwikkeling meer tot het geestelijke genaderd zijn. Om dezelfde reden ondergaat onze wereld door de generaties heen een technologische en materiële ontwikkeling, die een geestelijke behoefte doet ontstaan, welke door observatie bij de ontwikkeling van de in onze wereld neergedaalde zielen geconstateerd kan worden. Elke ontwikkeling is er op gericht tot de eindcorrectie van de zielen te komen. De technologische en materiële ontwikkeling is het resultaat van een geestelijke ontwikkeling van een naar deze wereld afgedaalde ziel. Een ziel, die niet ver van haar eindcorrectie is verwijderd, heeft behoefte aan een andere methode, die op deze ziel een adequatere uitwerking kan hebben. Alle ontdekkingen, die in onze wereld plaatsvinden, zijn het resultaat van geestelijke onthullingen. Alles, wat vroeger voor ons verborgen was en nu geopenbaard is, heet "onthulling". Dat is zoiets, als "iets in een mist ontdekken" : de mist trekt langzaam op en het tafereel wordt steeds helderder. Zo gaat het ook met onze zielen. Zij duldden pijn gedurende een heel reeks incarnaties, totdat zij zo'n toestand bereiken, waarin het al mogelijk wordt een beetje van het hogere te onthullen. In de tussentijd ontdekken we materiële wetten en doen kennis van de natuur op. Plotsklaps komen we te weten, dat er nog iets bestaat, dat tot nu toe voor ons verborgen was. De zielen ondergaan een correctie van licht naar zwaar : vanaf het dunste en zuiverste naar het ruwste en slechtste. Snelle veranderingen in ons alledaagse leven en de technologische ontwikkeling helpen een mens gedurende zijn leven het kwade te beseffen en zichzelf te corrigeren. In elke tijd bepaalt de aard van de neerdalende zielen de vorm van de ons omringende wereld. Hoe slechter de zielen worden, des te slechter is de door de technologische vooruitgang ontstane situatie, die een mens uiteindelijk het kwade doet beseffen. Daarom zal de technologische kennis van onze tijd ons niet helpen met onze inwendige correctie en kan deze ons ook niet van buitenaf helpen. Ondanks alle volmaaktheid van onze middelen zijn wij niet in staat ons leven te corrigeren. In feite, in datgene, wat een mens binnen zichzelf ontdekt, alsook in datgene, wat hij van buiten bemerkt, ziet hij alleen maar het kwade - daarin ligt de gehele betekenis van al deze ontwikkelingen: van technologie, maatschappij, politiek, cultuur e.d. Hij ontdekt, dat het zich eigen-maken van de materie en kennis hem niet van het lijden verlossen kan, maar er in nog grotere mate nieuw lijden aan toevoegt. Daarom onderstreept de grote AR"I nu vijfhonderd jaar geleden, dat het onmogelijk is zonder de Kabbala de eindcorrectie te bereiken en tot de eindtoestand ("gmar tiekoen") te komen. De Kabbala leert ons onze "wens te ontvangen" te gebruiken. Nu is onze "wens te ontvangen" zeer gering in vergelijking met datgene, wat wij potentieel in staat zijn te verwerven door het ontwikkelen van ons "punt in het hart". Een mens wordt met een kleine wens geboren nl. de wens het genot alleen van deze wereld te ontvangen. Hij wenst alleen datgene, wat hij zich kan voorstellen en niet meer dan dat. Hij kan zich alleen wensen datgene, waar hij zich een voldoende voorstelling van kan maken. Hij wenst enkele flats in een goede locatie te hebben, één of twee auto's, in stijlvolle restaurants te eten, e.d. Wij worden met een zeer geringe en beperkte "wens om te ontvangen" geboren. Wij begrijpen niet wat "ware" genietingen zijn. Omdat in deze wereld, waarin wij allemaal leven, onze wensen door dierlijke genietingen zijn beperkt. Om datgene te begrijpen, wat zich buiten de grenzen van deze wereld bevindt, en om zelfs deze wereld in zijn huidige staat te begrijpen, dient men over een eindeloos grote "wens om te ontvangen" te beschikken, die miljarden maal onze "wens" te boven gaat. Indien wij een natuurlijke weg verkiezen, zullen we al maar meer wegvluchten van het einddoel, omdat deze weg ons alleen maar meer lijden, problemen en moeilijkheden oplevert. En zo zal het blijven, totdat de mens op de gedachte zal komen, dat hij helemaal geen genot hoeft te wensen. Het materiële lichaam houdt een mens automatisch vast en dwingt hem zijn streven alleen op datgene te richten, wat hij in staat is te bereiken. Want de hoofdzaak op het programma van ons lichaam is : het zo min mogelijk te laten lijden. Vandaar, dat alleen wanneer het nodig is de lichamelijke wensen van een mens verminderen, zoals wij bij ouderen en zieken zien. Met behulp van oefeningen leert een mens zich aan het lijden te verminderen. Hij dwingt zichzelf "met weinig genoegen te nemen", uitgaande van de veronderstelling, dat hij sowieso al zijn wensen nooit in vervulling kan brengen. Deze weg leidt er uiteindelijk toe, dat een mens zijn oorspronkelijke wensen ontkent en onderdrukt. Het doel van de schepping van de mens is om tot het bevatten van alle geestelijke werelden te komen, zelfs tot aan het niveau van de Schepper zelf. Op dat punt te komen betekent het één en ander zich eigen-maken, en dat is onmogelijk zonder een gigantische "wens om te ontvangen". Dat laatste kan men geleidelijk in zich ontwikkelen door bestudering van de Kabbala. De door ons waarneembare massale verspreiding en verbreding van de Kabbala-leer is direct verbonden met het feit, dat de wereld niet ver verwijderd is van een toestand, waarin alles, wat in het kader van het menselijke zijn had moeten gebeuren, zoals ontdekkingen, vernietigingen, de belangrijkste globale veranderingen, al heeft plaatsgevonden. Wat in de geestelijke werelden aanwezig was, vond reeds in onze wereld plaats. Alles behalve één ding: het geestelijke bevatten, het in geestelijk opzicht opklimmen van onze wereld tot het niveau van de geestelijke wereld en de samenvloeiing van deze twee werelden. Dit proces begon in de jaren twintig van de XIX eeuw in omvang en kracht toe te nemen. Thans ontwikkelt het proces zich met een ongekende snelheid, het neemt elke dag toe en lijkt op een sneeuwbaleffect. Allerlei mensen uit alle uithoeken van de wereld ongeacht hun leercapaciteiten, afstamming, opvoeding, interesseren zich voor de Kabbala en begrijpen, dat de Kabbala niet nog een leer is, dat het geen leer is over de sterren, de tekens van de dierenriem, geesten of engelen. Zij zien in, dat bestudering van de Kabbala hen leidt tot het begrijpen van het waarom, de stuwende krachten en innerlijke verbanden van onze wereld. Zij leren hun natuur te bevatten, de zin van hun eigen bestaan en te doorzien, wat rondom hen gebeurt. Dat stelt hen in staat om duidelijk datgene te zien, wat er met hen als wat er om hen heen gebeurt, opdat zij niet bij verrassing door onverwachte gebeurtenissen en onaangenaamheden overvallen zullen worden. Zij beginnen duidelijk in te zien, te begrijpen, te weten, op welke manier zij op de voorvallen dienen te reageren. Zij beginnen de verbanden, het waarom en de resultaten van hun handelingen duidelijk onder ogen te zien. Wie de Kabbala bestudeert, begrijpt de leerstof beter, onafhankelijk van de branche waarin iemand overdag werkt : het zij in psychologie, geneeskunde, werktuigkunde of in computers. Het lijden zal de gehele mensheid uiteindelijk tot de correctie leiden. Dat is een proces van het opstapelen van ervaringen binnen de ziel, dat zonder medeweten van een mens plaatsvindt in een voor ons begrip ontoegankelijke vorm. Elke pijn, elke inspanning, elke innerlijke daad, elke wens van ons, al deze informatie wordt in de geestelijke wereld verzameld. Niets verdwijnt, alles, wat wij tijdens ons leven doormaken, blijft onaangeroerd, als in een gesloten doos, inclusief onze gedachten, wensen en kennis. In het begin van de schepping was alles vormloos en met elkaar vermengd. In de loop der tijd maakt de mensheid alle deeltjes uit dat mengsel los. Uiteindelijk zal de mensheid begrijpen, dat deze ontwikkeling, die in wezen op een "wens om te ontvangen" is gegrond, alleen lijden tot gevolg heeft en niet nuttig is. Deze ontdekking van de mensheid dient zich in zo'n vorm voor te doen, dat de kracht van dit doorzien hem tot de ontkenning van onze materieel ingestelde aard zal leiden. Dit proces zal gedurende vele generaties blijven voortgaan. Maar er is een andere eenvoudige en snelle weg, die ons van dat lijden vrijwaart en die voor iedereen, die zijn lijden wenst te verlichten, toegankelijk is. Deze heet "de weg van de Tora". Het begrip "de weg van de Tora" leggen wij niet zo uit als het in het algemeen aanvaard wordt. Er wordt de weg mee bedoeld, die een mens in staat stelt alle genot en voldoening, die voor hem zijn weggelegd zonder wat voor beperkingen dan ook, te ontvangen en te beleven. Alleen voor dit doel is ons "de weg van de Tora" gegeven. De "weg van de Tora" is in strijd met de natuur van de mens, toch is het mogelijk langs de "weg van de Tora" het doel te bereiken. Het bereiken van het doel wordt in vergelijking met de natuurlijke weg zonder het leren van de Kabbala door het volgen van "de weg van de Tora" honderden malen verkort, indien een mens boeken leest en bestudeert, die door ware kabbalisten aan ons zijn nagelaten. Alle boeken van de Tora zijn door mensen geschreven met een hoog geestelijk bevattingsniveau. Een mens, die beschikt over de oprechte intentie zich te willen corrigeren en boven zijn natuur uit te stijgen, wekt door het bestuderen van die boeken stralen van "het omringende licht" in zich op, het licht, dat "het punt in zijn hart" ontwikkelt. Het bijzondere van de kabbalistische boeken zit hem daarin, dat zij het omringende licht met zo'n sterke intensiteit opwekken, dat zelfs de meest ruwe zielen van onze generatie een geschikte correctie ontvangen. Dat betekent, dat elke mens kan beginnen met zich te corrigeren. Terug naar inhoudsopgave

16 - De ware geestelijke bronnen. Degenen, die de geestelijke wereld wensen te bevatten, wordt het lezen van uitsluitend boeken der grote kabbalisten van onze tijd aanbevolen o.a. die van rav Jehoeda Ashlag en zijn oudste zoon rav Baruch Ashlag. Hun werken bevatten een eigentijdse methode (die bij de zielen van onze generatie past) van het zich eigen-maken van het geestelijke. Dat wil niet zeggen, dat alle andere boeken niet juist zijn, zij zijn alleen niet geschikt voor onze zielen, omdat zij in andere tijdperken geschreven zijn. De oudste zoon van Baal haSoelam, rav Baruch Shalom Ashlag, zette het werk van zijn vader voort. Zijn boeken baseerde hij op diens principen en onthulde datgene, wat door zijn vader geschreven was nl. de uiteenzetting van de "Zohar" en vergemakkelijkte het begrijpen van de werken van AR"I. Alle belangrijkste ideëen en de methode van de Kabbala en de werken van grote kabbalisten als J. en B. Ashlags, zijn in een reeks boeken van rav M. Laitman "Kabbala, De Geheime leer" uiteengezet. De hoogste voorzienigheid bracht in 1979 rav M. Laitman in contact met rav Baruch Ashlag en tot diens sterfdag gedurende een periode van 12 jaar was hij zijn leerling, persoonlijke assistent en secretaris. Onze bedoeling is om deze en andere werken stap voor stap in het Nederlands te vertalen en op onze web-site te plaatsen. Terug naar inhoudsopgave

17 - Taal van de Kabbala - taal van takken. Kabbalisten schrijven over datgene, wat zij in de hoogste werelden gewaarworden, over datgene, wat hen daar wordt geopenbaard, over de hoogste krachten. Dat doen ze in eerste instantie voor de kabbalisten zoals zijzelf. Want in het doorgeven van de kennis van de een aan de ander is van groot nut voor beide zijden. En pas in tweede instantie schrijven ze voor alle anderen. Voor al degenen, die nog niet over een geestelijk gevoel beschikken, voor degenen, voor wie de geestelijke werelden nog zijn verborgen. Een gewoon mens, die de kabbalistische geschriften bestudeert, leert datgene, wat voor hem verborgen is. Pas nadat hij door middel van het leren, het "zesde gevoel" verkrijgt, begint hij, datgene te zien en te ervaren, wat voor hem vroeger verborgen was en dan wordt het voor hem duidelijk. In feite is de richting van het onderzoek en de ontwikkeling in elke willekeurige tak van kennis in onze wereld dan ook alsmede in de geestelijke werelden dezelfde nl. van het verborgen naar het geopenbaarde. Voor het beschrijven van hun indrukken van geestelijke krachten en van de door hen opgedane kennis en gevoelens, gebruikten de kabbalisten een hele reeks talen. Zoals ook wij in onze wereld verschillende middelen voor het uitdrukken van onze gevoelens en kennis aanwenden. Het is onmogelijk om onze gevoelens onder woorden te brengen. Vandaar, dat wanneer wij ons gevoel wensen uit te drukken en aan een ander willen doorgeven, we genoodzaakt zijn, dat in "omhullende" woorden te beschrijven of te vertellen. Wij doen dat om het onze gesprekspartner mogelijk te maken de boodschap van deze "omhullende" woorden te ervaren en te begrijpen, zodat hij zich een voorstelling kan maken in zichzelf van het gevoel, dat wij voelen. Hij ervaart de werking van de "omhullende" woorden, die geheel op hun eigen wijze de inhoudelijke boodschap onthullen. Zo begrijpt hij ons. Wanneer ik een bepaald gevoel ervaar en dit in "omhullende woorden" wens door te geven, zodanig dat mijn gesprekspartner in staat wordt gesteld de boodschap te begrijpen en er in zichzelf een voorstelling van te maken, dan ben ik in staat mijn gevoel in woorden door te geven. In onze wereld bestaat er over het taalgebruik een algemene afspraak. Dankzij deze afspraak begrijpt mijn gesprekspartner mij terstond, wanneer ik zoetigheid proef en "zoet" zeg. Het is voor hem hetzelfde begrip en roept dezelfde smaakassociatie op. Gewaarwordingen, die een kabbalist ervaart, bevinden zich boven ons bevattingsniveau. Hij wenst ons echter op één of andere manier zijn indrukken van dingen, waarvan wij ons geen voorstelling kunnen maken, toch door te geven. Dat doet hij met behulp van de expressiemiddelen van onze wereld. Gewoonlijk gebruikt hij woorden en af en toe geluiden. Hij kan ook andere expressiemiddelen gebruiken. Een kabbalist, die de geestelijke realiteit voelt en begrijpt, ervaart deze realiteit, maar vindt er geen woorden voor om deze te beschrijven, omdat er uitsluitend in het geestelijke gevoelens en begrip te vinden is. Net als in onze wereld zijn wij niet in staat met exactheid onze gewaarwordingen te beschrijven, wij kunnen onze gevoelens nog steeds niet meten en vergelijken, en daarom nemen we onze toevlucht tot allerlei hulpwoorden. Kabbalisten hebben geestelijke ervaringen, maar aangezien er in het geestelijke geen namen voorhanden zijn, geven ze aan de door hen waargenomen begrippen namen van "takken" uit onze wereld. De taal van kabbalistische boeken heet dan ook "de taal der takken". Deze taal neemt woorden uit onze wereld en gebruikt ze ter verklaring van geestelijke begrippen. Dankzij het feit, dat elk geestelijk verschijnsel overeenkomt met een materieel verschijnsel in onze wereld, draagt elke geestelijke wortel zijn eigen naam en een naam van zijn tak. Daarom ontstaat er geen probleem, als wortels naar de namen der takken genoemd worden. In zijn boek "Talmoed Esser haSfirot" (d. 1, "Innerlijke beschouwing") schrijft Rav J. Ashlag: "En daarom kozen de wijzen der Kabbala voor een bijzondere taal, die men "de taal der takken" kan noemen, daar wij over geen enkel voorwerp, noch over de macht over een of ander voorwerp in deze wereld beschikken, dat niet uit haar wortel in de hoogste wereld afkomstig zou zijn, en omgekeerd. Het begin van elk voorwerp in deze wereld bevindt zich in de hoogste wereld en daalt in deze wereld neer.Vandaar dat de wijzen voor zichzelf een kant-en-klare taal zijn gaan gebruiken, zodat het niet nodig is geweest een nieuwe te bedenken, waarmee ze hun bevindingen aan elkaar konden doorgeven, zowel mondeling als schriftelijk van generatie op generatie als het ware met hun vinger wijzend naar de hoogste wortel, die zich in het systeem van de hoogste werelden bevindt". Zij gebruiken de "taal der takken"; takken, die wij in onze wereld zien om er de wortels in de geestelijke werelden mee aan te duiden. Elke kracht en elke werking in onze wereld komt overeen met een kracht en werking in de geestelijke werelden, die daar zijn wortel heeft. Zij corresponderen eenduidig met elkaar zodanig, dat elke geestelijke kracht uitsluitend een kracht controleert, die zijn tak in deze wereld heeft. Over dit rechtstreekse verband is gezegd: "Er is geen grasje beneden, dat boven geen engel (kracht) heeft, die het slaat en zegt: "groei" (d.w.z. "zijn oorzaak is"). Zoals boven al gezegd is, is er hier geen voorwerp, dat niet overeenkomt met een kracht in de geestelijke werelden. Dankzij deze precieze overeenkomst alsmede het feit, dat in het geestelijke geen namen zijn, maar alleen gevoelens en krachten bestaan, gebruiken de kabbalisten namen voor takken uit onze wereld ter aanduiding van hun geestelijke wortels. Zo schreef elders Rav J. Ashlag, Baal haSoelam over "de taal der takken": "En van alle verklaringen dien je (d.i. de geachte lezer - vert.) te begrijpen : waarom wij in de kabbalistische boeken soms, zoals de menselijke geest dat ervaart, uitermate walgelijke namen tegenkomen" (even vooruitlopend: er worden hier kabbalistische begrippen bedoeld die gewoon uit onze wereld zijn genomen met hun "lage" betekenissen, zoals: "zievoeg", d.i. samenvloeiing, kussen, omhelsen, buik, borst, voeten e.d. - vert.). En bijzonder vaak worden ze in de belangrijkste kabbalistische boeken gebruikt, zoals in het boek "Zohar" en in werken van AR"I. De schrijvers brachten grote verwarring teweeg : waarvoor gebruikten deze wijzen dermate "lage" namen om zulke hoge en heilige begrippen tot uitdrukking te brengen? Echter het is helemaal niet mogelijk, zoals wij reeds hebben toegelicht, ter uiteenzetting van deze wetenschap van welke taal in de wereld dan ook gebruik te maken, behalve van een bijzondere taal, de "taal der takken", die op de overeenkomst met de hoogste wortels gegrondvest is. Daarom is het duidelijk, dat men geen enkele tak vanwege haar laagheid in het bijzonder mag laten liggen en niet zou kunnen gebruiken ter aanduiding van een waar begrip in het systeem van kennis. Want men kan geen enkele andere tak in onze wereld vinden, die deze zou kunnen vervangen. Immers, net zoals twee haren niet uit één wortel kunnen groeien, zo zijn er geen twee takken, die aan één wortel toebehoren. Zo zal dan het geval zijn, dat, indien wij één of andere bijzondere tak laten liggen en niet gebruiken, we ontdekken, dat wij een geestelijk begrip, dat met deze tak overeenkomt, kwijtraken. Immers wij beschikken niet over een vervangend ander woord, dat naar dezelfde wortel verwijst, zodat wij hen nu niet kwalijk hoeven te nemen, dat zij soms voor ons gevoel walgelijke namen gebruiken. Want zij hebben geen ruimte voor een vrije keuze van benamingen. Deze namen zijn van slechte naar goede of van goede naar slechte niet te vervangen noch te veranderen. En zij dienen te allen tijde in voldoende mate aan te geven, wat exact een tak of een bijzonder geval is, die met een vinger naar zijn hoogste wortel wijst. En zij dienen tevens voldoende uitleg te geven, zodat de definitie volkomen exact is en voor de lezer of toehoorder volkomen duidelijk en begrijpelijk zal blijken te zijn". Het is een grote fout te menen, dat er een zeker verband bestaat tussen het menselijke lichaam en een geestelijk vat ("klie"). Degenen, die dat onderwijzen, beweren, dat een geestelijk vat in een menselijk lichaam zich zou kunnen materialiseren. Alsof een materieel orgaan een geestelijk orgaan zou kunnen zijn. Vandaar dat zij een (foute) conclusie trekken, dat, wanneer een mens een materiële daad of een materiële beweging maakt, deze daad of beweging een geestelijke inhoud in zich draagt. Alsof daarmee de mens een reële geestelijke handeling verricht. Deze fout komt door het feit, dat de kabbalisten hun boeken in "de taal der takken" schreven, en ter aanduiding van geestelijke begrippen gebruik maakten van woorden uit onze wereld. Degene dus, die hun taal onjuist begrijpt, vergist zich. Daarom waarschuwt de Tora in strenge bewoordingen : "Creëer in jezelf geen idool of een beeltenis". Dit verbod heeft alleen betrekking op een poging om zich het geestelijke en de Schepper materieel voor te stellen. Dit verbod is niet gegeven, omdat een mens, die zich in deze wereld bevindt, enige schade aan de geestelijke werelden of de Schepper zal kunnen toebrengen, maar omdat degene, die het verbod overtreedt, nooit de geestelijke realiteit zal kunnen begrijpen. Hij zal de geestelijke werelden niet kunnen voelen en begrijpen. "De geestelijke (men kan zeggen, "virtuele") werelden" zijn abstracte plaatsen. Waar zich alleen ervaringen bevinden en krachten werken zonder lichamelijk omhulsel of dat nou levend, levenloos, plantaardig of menselijk is. Het is moeilijk om geestelijke begrippen op een juiste wijze uiteen te zetten. Telkens weer moet men deze begrippen trachten te begrijpen. Daarom herhaalt een leerling keer op keer de basisbegrippen zoals: "plaats", "tijd", "beweging", "verdwijning", "lichaam", "lichaamsdelen" of "organen", "samenvloeiing", "kus", "omhelzing" totdat hij in zichzelf een juiste beleving van elk van deze zaken zal hebben aangekweekt. De oorzaak van het feit, dat een mens de geestelijke beleving van de hoogste werelden niet bereikt, zit hem in de verkeerde bestudering van de Kabbala. Terug naar inhoudsopgave

18-Wat betekent de Kabbala op correcte wijze te leren? De Kabbala op correcte wijze te leren betekent:

Bestudeer uitsluitend het boek "Zohar", de werken van AR"I, van Baal haSoelam en van RABA"Sj.

De Kabbala niet opvatten, zoals deze door allerlei "kabbalisten" geïnterpreteerd wordt. Die leren, dat overal waar "lichaam" geschreven is, ons fysieke lichaam bedoeld wordt. Men zegt bijvoorbeeld, dat zich in de rechter hand van de mens "sfira chesed" (zie woordenlijst) bevindt, en in de linker "gvoera" (zie woordenlijst). Dat is precies de overtreding van het strengste verbod van de Tora: "maak je geen idool!!!". Terug naar inhoudsopgave

19-Waarom zijn er toch onderwijzers, die de Kabbala onjuist interpreteren? Er zijn toch onderwijzers, die dat onderwijzen en die op die manier e.e.a. interpreteren omdat:

voorop gesteld moet worden, dat zij niet in staat zijn het anders te begrijpen en omdat zij geen geestelijke gewaarwordingen kennen.

- indien er een direct verband tussen het fysieke lichaam en geestelijke krachten zou bestaan, dan zou het mogelijk zijn een mens aan te leren, hoe hij in dit leven succesvol kan worden en hoe een fysiek lichaam met behulp van materiële handelingen, die zich als geestelijke handelingen voordoen, te genezen. En voor dát soort onderwijs zou men een niet geringe vergoeding mogen vragen?? Daarom is het de moeite waard om dergelijke verbanden te onderkennen!!

Inderdaad berust de aantrekkingskracht van de Kabbala in vele opzichten op de menselijke hoop in het leven succes te hebben. Wij bestaan allemaal uit een wens genot te ontvangen. Zo beginnen we allemaal. Echter, de een voelt en begrijpt door correcte leiding het geestelijke en de eeuwigheid, en de ander leeft door valse leiding met de illusie, dat hij iets van het geestelijke snapt, terwijl hij in feite zijn kans het geestelijke tijdens zijn leven te bevatten, heeft verloren. En degene, die zich met de Tora bezighoudt en in haar alleen maar een historisch verhaal ziet, doet dat in tegenspraak met onze bronnen. Want er is gezegd, dat de gehele Tora een expressie is van de namen van de Schepper, dat de Tora de leer van de wereld Atsieloet (zie Woordenlijst) is, dat alle woorden van de Tora heilig zijn. M.a.w. dat er geen sprake is van een verhaal over onze wereld met daarin de mens. Wie leiding geeft en beweert, dat de Tora verhaalt over ons en onze wereld, is abuis. Alle namen in de Tora zijn heilig, zelfs de naam Farao, Bil'am, Balak of van welke andere zondaar dan ook is heilig! In het boek "Zohar" staat geschreven, dat al deze namen geestelijke stappen betekenen: "Farao" komt met een ongecorrigeerd deel van de malchoet (zie Woordenlijst) overeen en "Lavan" met het hoogste witte licht ("Loven eljon"). Indien een leerling het uiterlijke c.q. materiële omhulsel van deze namen niet loslaat, dan zal hij allerlei constructies, die niets met het geestelijke te maken hebben, gaan bedenken. Daarnaast zij opgemerkt, dat, indien ten gevolge van de bestudering van de Kabbala een mens zich van het bevatten van het geestelijke gaat verwijderen, het zo'n mens verboden wordt te leren, want hij zal alleen maar in de war raken. Daarom hebben de kabbalisten het Kabbala-onderwijs aan mensen zonder speciale voorbereiding verboden. Zij zorgden ervoor, dat hun leerlingen niet van de rechte weg zouden afwijken. Daarom selecteerden ze hun leerlingen op grond van bepaalde criteria. Kabbalisten schreven, dat een leerling niet jonger dan 40 jaar oud, getrouwd, en vol van de Talmoedkennis dient te zijn. Indien wij een poging doen om deze eisen naar hun directe betekenis te interpreteren, dan zullen we tot de conclusie komen, dat de beoefening van de Kabbala in het geheel onmogelijk is. Immers er is niemand, die over zichzelf beweren kan, dat hij de Talmoed tot in de puntjes beheert. Baal haSoelam verklaart het bovenstaande in het begin van zijn "Inleiding tot de Talmoed Esser haSfirot". Echter, indien wij deze beperkingen als noodzakelijke voorwaarden voor correcte gewaarwording van de Kabbala opvatten, zullen we zien, dat hun doel is ervoor te zorgen, dat een leerling niet van de rechte weg van het leren zal afwijken en naar de ongewenste kant zal afglijden. "De 40-jarige lijftijd" is een symbool van "BIENA" : verstand, rijpheid. "Getrouwd" is degene, die in alle oprechtheid een gebrek aan het geestelijke onderkent, die een correcte "wens-echtgenote" heeft. Het nieuwe, wat in onze tijd is waar te nemen, is, dat wij vandaag de dag over grote taalmogelijkheden beschikken, in gunstigere omstandigheden verkeren en er een grote noodzaak is om de Kabbala te leren. Dankzij het feit, dat de zielen een behoefte voelen om de Kabbala te leren, verschijnen er kabbalisten zoals Baal haSoelam, die commentaren schrijven, die het mogelijk maken te leren zonder vrees voor vergissingen. Hij schreef zijn commentaren om de volgende reden: "Door erop te steunen, kan men niet tot een materialisatie komen". Daarom kan vandaag elke mens d.m.v. zijn boeken de Kabbala bestuderen. De vier talen met behulp waarvan men de geestelijke werelden bestuderen kan zijn: de tenachische taal (de taal van de Tenach),de taal van de Talmoed, de taal van de Agada (legendes) en de kabbalistische taal - de meest effectieve en de meest directe. Wie op basis van de kabbalistische taal leert, kan geen fouten in het begrijpen van de Kabbala maken. Deze taal maakt geen gebruik van de benamingen uit onze wereld, maar bedient zich van speciale begrippen, die rechtstreeks betrekking hebben op geestelijke vaten, geestelijke objecten, geestelijke krachten en hun verhoudingen. Daarom blijkt deze taal voor de innerlijke vooruitgang en correctie van een mens de meest effectieve te zijn. Degene, die de werken van Baal haSoelam, zijn originele boeken bestudeert, wordt door een echte kabbalist begeleidt en hij hoeft niet te vrezen, dat hij zich zal vergissen. Terug naar inhoudsopgave

20 - Grote kabbalisten over de noodzaak de Kabbala te leren. Vandaag de dag zijn we verplicht om de hoeveelheid tijd, die we besteden aan de bestudering van de inwendige Tora, te vergroten. Het boek "Zohar" baant zich een nieuwe weg, alleen dat maakt het mogelijk de poorten der Bevrijding open te slaan. Rav Koek. Igrot Or 57. "Weet toch, dat alles, wat ik schrijf, tot doel heeft, dat de harten der talmoedisten, jong en oud wakker zullen worden om zich ernstig met het verborgen deel van de Tora bezig te gaan houden." Rav Koek. Igrot Or 43. "Het bevatten begint met de geheime Tora en pas daarna bevat men de overgebleven delen van de Tora. En tenslotte bevat men de geopenbaarde Tora". Gaon mie Vilno, Siedoer. "Het verbod op bestudering van de Kabbala was alleen geldig tot het jaar 1490. En vanaf 1540 dient men allen aan te sporen het boek "Zohar" te bestuderen. Want alleen door het leren van de "Zohar" zal de mensheid de geestelijke bevrijding en de komst van de Masjiach naderbij brengen. Daarom mag men de bestudering van de Kabbala niet uit de weg gaan". Rav Azoelaj, boek "Or haChama". "Er is geen andere weg om tot de grote reiniging te komen anders dan door rechtstreekse bestudering van de Kabbala, hetgeen de meest eenvoudige weg is en zelfs een afdoende weg voor zwakken van geloof. Wat men niet kan zeggen over de bestudering van alleen de geopenbaarde Tora, waardoor slechts uitverkorenen zich zullen kunnen reinigen en dan nog met zeer grote moeite en in geen geval de massa's". Rav J. Ashlag "Wee degenen, die geen "Zohar" willen leren", want zij brengen in de wereld armoede, oorlogen en rampen". Tikoeney haZohar, Tiekoen 30 "De bestudering van het boek "Zohar" is hoger en verdient meer de voorkeur dan het bestuderen van welk boek dan ook ". AChID"A "De toekomstige bevrijding zal alleen dankzij de bestudering van de Tora plaatsvinden, maar de bevrijding en de komst van de Masjiach zijn enkel en alleen afhankelijk van het leren van de Kabbala". Gaon mie Vilno, "Even sjlema", 11,3. "Wie in staat is de geheimen van de Tora te bevatten, maar daar niet naar streeft, die wacht een zware straf." Gaon mie Vilno, "Even sjlema", d. 24. Het inwendige deel van de Tora is voor het inwendige leven van het lichaam nl. voor zijn ziel, en het uitwendige deel van de Tora is voor het uitwendige lichaam. Wie geheimen van de Tora bestudeert wordt niet beheerst door onreine krachten." Gaon mie Vilno, "Even sjlema", d. 27. "Er zijn geen beperkingen opgelegd voor het leren van het boek "Zohar"." Chafets Chaim "Indien mijn generatie aan mijn stem gehoor zou willen geven, dan zouden ze het boek "Zohar" al vanaf negenjarige leeftijd bestuderen en op die manier ontzag voor de Schepper krijgen, en niet een uiterlijke geleerdheid". Rav Aiziek mie Komarno, boek "Notsar Chesed". "Alleen door middel van de verspreiding van kennis en de massale bestudering van de Kabbala zal de gehele mensheid de volledige Bevrijding verdienen. Elk individu en ook allen tezamen zullen alleen door het begrijpen en voelen van het inwendige deel van de Tora, datgene vervullen, waar zij voor geschapen zijn. Daarom is de massale verspreiding van de Kabbala noodzakelijk om daardoor de komst van de Masjiach te verdienen. Daarom dienen we leercentra op te richten, boeken te schrijven, opdat de massale verspreiding van de Kennis wordt bespoedigd." Rav J. Ashlag. "Inleiding tot het boek "Paniem Meirot". "Zonder de Kabbalakennis lijkt men op dieren. Zelfs degenen, die de Voorschriften inhoudsloos en hersenloos uitvoeren, gelijken op dieren, die stro aan het kauwen zijn, dat geen smaak heeft, die een mens aangenaam is." Gaon mie Ziditjev. "Soer mie ra ve ose tov". "Ik roep iedereen op dagelijks tijd beschikbaar te maken voor het bestuderen van de Kabbala, want daarvan hangt de reiniging van uw zielen af". Rav Itschak Kadoerie. Vroeger was het afdoende om het geopenbaarde deel van de Tora te bestuderen. Maar vandaag al staan we aan het voorportaal van de dagen der Bevrijding (de bevrijding van de mensheid van het egoïsme en de verheffing tot het niveau van de Schepper). Het leren van het geheime deel van de Tora is noodzakelijk, omdat er vroeger geen sprake was van zulk heftig egoïsme in de mens. Het was vroeger afdoende het geopenbaarde deel van de Tora te bestuderen als een correctiemethode tegen het egoïsme. Maar vandaag de dag staande aan het voorportaal der Bevrijding, is het egoïsme dermate groot, dat het alleen maar door de geheime Tora in evenwicht gebracht kan worden." Rav Simcha Boeniem mie Psjisk. Het boek "Torat Simcha", pag. 57. "Zij maken de gehele Tora gortdroog, omdat zij niet naar de wetenschap van de Kabbala streven. Wee hen, die daardoor in deze wereld armoede, hongersnood, vernedering, moord en verlies van de gehele wereld veroorzaken. "Tiekoenej Zohar (tiekoen 30). "Begrijp nou, dat de geestelijke onpersoonlijkheid en de duisternis van onze generatie geen gelijke in vroegere tijden hebben gekend, doordat Tora-bestuderenden zich van haar Geheimen distantieerden." Rav J. Ashlag. "In de toekomst zullen we door het ontvangen van het licht des levens uit het boek "Zohar" uit onze verbanning terugkeren." Zohar. Naso, 90. "Kabbalisten verplichten iedereen de Kabbala te leren, omdat er een bijzondere eigenschap achter schuilgaat, die iedereen dient te weten: in het bestuderen van de Kabbala zit die grote bijzonderheid hem daarin, dat wie de Kabbala bestudeert en daarmee wenst te weten te komen, wat er geschreven is, in zijn ziel omringende licht opwekt. Dit keer op keer door hem tijdens zijn leren ongemerkt ontvangen licht, zuivert hem en brengt hem op een hoger niveau, totdat hij volmaakt is." Rav J. Ashlag. "Inleiding tot "Talmoed Esser haSfierot". "Wanneer wij de wetenschap Kabbala met liefde zullen beginnen te bestuderen, zullen we uit de verbanning terugkeren. Degenen, die zich alleen met de Talmoed bezighouden lijken op blinden, die aan muren knagen. En zij zijn niet in staat om met hun ogen de geheimen van de Tora te zien. Er is geen beter genot bij de Schepper, dan wanneer een mens zich met de Kabbala bezighoudt. Sterker nog, enkel en alleen daarvoor is de mens geschapen en in deze wereld gestuurd…" Chaim Vital, leerling van AR"I. Inleiding tot het boek "Sjaar hakdamot". Terug naar inhoudsopgave

21 - Uit de "Inleiding tot "Talmoed Esser haSfierot". In de eerste paragrafen van de "Inleiding tot Talmoed Esser haSfierot" wordt het waarom verklaard, dat een mens tot het leren van de Kabbala leidt:

Het belangrijkste is om de ijzeren muur, die ons van de Kabbala scheidt vanaf de vernietiging van de Tempel tot de dag van vandaag en de bron van al onze kwellingen is, te doen ontploffen. Maar wanneer ik mij met een voorstel om de Kabbala te leren tot iemand wend, ontstaan er terstond vragen: En waarom moet ik weten : hoeveel engelen er in de hemelen zijn; wat hun namen zijn. Kan ik soms de gehele Tora niet uitvoeren zonder deze kennis? Dat komt, omdat zij denken, dat de Kabbala over dingen spreekt, die geen verband met ons leven hebben, over abstracte begrippen, die ver van ons bed staan en onbelangrijk voor ons zijn, dat de Kabbala mystiek en magie is. Hadden de wijzen soms niet vastgesteld, dat men zich eerst met de kennis van de Talmoed dient te vullen? En wie kan er nu zeker van zijn, dat hij de gehele geopenbaarde Tora al kent, en hem slechts de kennis van de geheime Tora ontbreekt? Hij vreest, dat wegens de bestudering van de Kabbala zijn uitvoering van de Voorschriften eronder zal lijden. Het is gebruikelijk te denken, dat degene, die met de bestudering van de Kabbala begint, de handhaving van de Tora en de Voorschriften onvermijdelijk zal verzwakken, daar hij hoofdzakelijk voor de "kavana", d.i. voor de erbij behorende intentie zorgt, en niet voor de lichamelijke (in de regel, alleen maar de mechanische) uitvoering ervan. Zelfs de kabbalisten - zo meent men - laten niet iedereen zich met de Kabbala bezig te houden!? Alle gelovigen van mijn generatie wijzen bestudering van de Kabbala af en raden eenieder aan dat het beter is de Talmoed te leren.

De reden, dat het ongewenst is de Kabbala te leren, zit hem alleen daarin, dat mensen het doel der Schepping niet begrijpen. Wegens onbegrip jegens het doel der schepping rijzen er vragen, die een mens niet met rust laten: "Wat is de zin van mijn leven?; "Waarin ligt de oorzaak van al mijn lijden?"; "Wat is het doel van mijn leven?". Ondanks het feit dat mensen uit alle generaties getracht hebben deze vragen op te lossen, zijn zij nog steeds onbeantwoord en ondanks dat we onze hersenen afpijnigen, voelen we ons vernederd en verwonden ze ons pijnlijk, maar deze vragen blijven zonder antwoord. De gewone manier waarop de mens deze vragen oplost, is hun bestaan te vergeten en zich op de stroom des levens te laten meevoeren en vergetelheid in het alledaagse te zoeken. Daarom past de bestudering van de Kabbala alleen bij degene, die zich van binnen deze vragen stelt door hen gekweld wordt en een antwoord tracht te vinden. En inderdaad, indien wij al onze aandacht alleen op de bekende vraag zullen richten en deze proberen te beantwoorden, dan zullen alle twijfels over de noodzaak van het bestuderen van de Kabbala verdwijnen. En dat is de vraag, die door alle stervelingen gesteld wordt: "Wat is de zin van mijn leven? " Met andere woorden er zijn jaren van ons leven, waarin ons pijn noch kwellingen bespaard zijn gebleven en wij dat alleen daarom hebben verdragen, opdat zij eens zullen ophouden. Wie vindt daar voldoening in? Niemand vond een antwoord op deze vraag! En in onze tijd waagt niemand zelfs een poging deze op te lossen! Desalniettemin blijft de vraag overeind, en in al zijn verbittering en kracht treft hij ons onvoorbereid, doorboort onze hersenen en vernedert ons door ons met het stof der aarde te vermengen, met dieren gelijk te stellen, totdat wij onze toevlucht nemen tot een bekende uitweg d.w.z. dat we ons met de levensstroom zinloos laten meevoeren net zoals gisteren.

De oplossing van deze opgave is in de Schriften aangegeven: "Bevat, hoe goed de Schepper is". En dat is alleen mogelijk door het leren van de Kabbala. Waarom verplichten dan de kabbalisten iedereen de Kabbala te leren? Omdat er een grote kracht uitgaat van het bestuderen van de Kabbala. Allen dienen daarvan te weten, dat die kracht op eenieder, die de Kabbala bestudeert, neerdaalt. Wie de Kabbala bestudeert, hoewel hij nog niet begrijpt wat hij leert, wekt in zijn ziel door een sterke wens de leerstof te begrijpen "het omringende licht" op. Dit fenomeen geschiedt, omdat elk mens uiteindelijk zijn gecorrigeerde toestand dient te bereiken. Wanneer iemand waardig bevonden wordt om alle wonderlijke, eeuwige en volmaakte geestelijke bevattingen te ontvangen, zal de Schepper ons dat genot ook kunnen geven, dat hij vooraf voor eenieder van ons heeft voorbereid. En indien een mens dit niet tijdens zijn leven bereikt, is hij (nog) niet waard het Hoogste licht te ontvangen. Het licht, dat hij wel in de toekomst zal kunnen ontvangen, bestaat voorlopig rondom die mens en wordt een "omringende licht" genoemd, omdat het zich bevindt in staat van permanente paraatheid. Het wacht, totdat een mens zijn wensen gecorrigeerd zal hebben. Wanneer dat zover is, zal een mens met al dat "omringende licht" in die gecorrigeerde wensen bekleed worden en het zal dan "inwendig licht" heten. Daarom, wanneer een mens zich met de Kabbala bezighoudt, hoewel hij nog niet over de gecorrigeerde wensen, die met het licht gevuld kunnen worden, beschikt, gebeurt er met hem stap voor stap het volgende: door tijdens het leren de namen van geestelijke objecten, hun werkingen, die allemaal betrekking hebben op zijn ziel, te noemen, zal in zekere mate het zijn ziel omringende licht zonder direct zijn ziel te bekleden in hem gaan schijnen. Maar deze bestraling, die een mens telkens tijdens zijn bezigheid met de Kabbala ontvangt, trekt het "omringende licht" naar hem toe, dat hem met zijn uitwendige bestraling corrigeert en een mens tot volmaaktheid en eeuwigheid doet naderen.

Terug naar inhoudsopgave

22 - Uit de "Inleiding tot het boek "Zohar". Waarom openbaarde het boek "Zohar" zich niet aan de eerste generaties duizenden jaren terug, en waarom verschenen de commentaren op het boek pas in onze tijd? De zesduizend jaar van het bestaan van de wereld zijn in drie delen verdeeld: tweeduizend jaar van chaos; tweeduizend jaar van de Tora en tweeduizend jaar van het tijdperk van de komst van de Bevrijder der mensheid, die haar uit haar lijden zal verlossen. In de eerste tweeduizend jaar verkreeg onze aardse wereld een zwak geestelijk licht, nl. het licht van de chaos, dat licht heet "nefesj". In de volgende tweeduizend jaar van het bestaan van de wereld daalde in de wereld het licht "roeach" neer, dat de "Tora" genoemd wordt. Daarom werd de Tora toendertijd overhandigd, maar alleen nog in grote trekken slechts ter uitvoering. Hoewel er echter wat hogere zielen dan in de eerste tweeduizend jaar neerdaalden, waren zij nog niet bereid de geestelijke wereld te bevatten. In de laatste tweeduizend jaar wordt onze wereld met het licht "nesjama" bekleed, het licht van de Masjiach. Dit licht is in staat om de mensheid uit het laagste egoïsme, waarin het zich bevindt, op te trekken en tot het geestelijke te verheffen. Daarom was, voordat het licht van de laatste tweeduizend jaar zich begon te onthullen, de wijsheid van de "Zohar" en de gehele wetenschap Kabbala voor onze wereld verborgen. Maar in de tijd van AR"I (de 16e eeuw), toen de zesduizend jaren al in hun laatste fase verkeerden, openbaarde de hoogste wijsheid zich in onze wereld via AR"I. Toch was de wereld nog steeds niet bereid om dit licht te ontvangen. En nu in onze tijd, nu wij al dicht bij de beëindiging van de laatste tweeduizend jaar zijn aangekomen, is er toestemming gegeven om de kennis van AR"I en het boek "Zohar" aan de gehele wereld bekend te maken en vanaf onze generatie zal de hoogste kennis zich steeds meer openbaren, totdat deze volledig zal worden onthult. De eerste generaties overtreffen daadwerkelijk de laatsten voor wat betreft hun fijnheid, geheel naar de wet, dat "de fijnere zielen als eersten worden gezuiverd". Vandaar dat de zielen uit de eerste tweeduizend jaar eindeloos hoger waren dan onze zielen. En tegelijkertijd waren zij niet in staat om het volle licht te ontvangen, omdat de lage delen (d.w.z. de moeilijkste corrigeerbare delen, zoals die, welke aan de basis van alle lage driften en verlangens liggen) in henzelf ontbraken. Zo ook waren de zielen in de middelste tweeduizend jaar nog te zuiver, zodat het licht voor hen nog verborgen was. Dit lijkt een tegenspraak, niet waar? Namelijk, dat de zuivere zielen minder licht krijgen dan de groffere, d.i. egoïstische zielen!? - Maar de geachte lezer zal reeds op de volgende bladzijde meer te weten komen over de wet van de tegengesteldheid tussen de lichten en de ontvangende vaten. Daarop zinspelen ook de volgende alinea's. Vandaar dat in onze tijd, ondanks het feit, dat onze zielen de slechtste van het gehele heelal zijn, omdat zij de restanten zijn van alle zielen, die als laagste zielen nog niet ter correctie aan het licht zijn blootgesteld, juist zij zullen de totale correctie van het systeem van de wereld en de gehele gezamenlijke ziel voltooien. Vandaar, dat pas na de beëindiging van de correctie van die lage zielen en niet eerder het Hoogste licht zich zal kunnen onthullen. Dat is reeds in de Talmoed beschreven (Masechet "Brachot", 20): "Ondanks het feit, dat de eerste generaties naar de aard der zielen zelf belangrijker zijn dan de laatste, omdat de meer gezuiverde zielen ten behoeve van hun correctie eerder in deze wereld verschijnen, onthult zich de Tora pas in de laatste generaties. Het algehele niveau wordt juist met de laatste generaties voltooid, want zij trekken meer volmaakt licht naar zich toe, ondanks dat hun aard het slechtste is". Daarom is het verboden om met de wijzen uit de eerste generaties over de uitvoering der Voorschriften te redetwisten, immers de eerste generaties, wat de praktische kant van de uitvoering der Voorschriften in onze wereld betreft, zijn volmaakter dan de laatste, omdat een handeling wordt uitgevoerd via de buitenkant van vaten (kieliem, sfirot), terwijl de geheimen van de Tora en intenties van de Voorschriften worden uitgevoerd via het licht, dat deze vaten vult. Vaten en het licht, dat hen vult, bevinden zich in een tegengestelde onderlinge verhouding : er worden eerst hoge, lichte delen aan vaten toegevoegd, en daarom waren de eerste generaties voor wat betreft het praktische gedeelte volmaakter dan de laatste generaties. Maar met het licht is het juist omgekeerd : er komen eerst lage, zwakke lichtsoorten in het vat en daarom zijn de laagste zielen wat het geestelijke gedeelte betreft volmaakter dan de eerste zielen. In elk element van het heelal zijn er inwendige en uitwendige gedeelten. En in elke mens is er een innerlijk deel - "punt in het hart" en een uitwendig deel - zijn egoïstische wensen. Indien een mens door de Kabbala te bestuderen zijn innerlijke deel versterkt ten opzichte van zijn uiterlijke én zich inspant ter verheffing van zijn ziel én alleen uit pure noodzaak de behoeften van zijn lichaam ondersteunt, dan levert hij een bijdrage, waarmee in de gehele wereld een verheffing van het geestelijke gedeelte wordt bereikt en het uitwendige gedeelte wordt verzwakt. Maar indien een mens zijn geestelijke ontwikkeling nl. het leren van de Kabbala, verzwakt, dan vernedert hij het inwendige gedeelte van de wereld, waardoor hij aan de verheffing van het uiterlijke gedeelte bijdraagt. En dat leidt tot een toestand, waarbij het uitwendige deel der volkeren de overhand krijgt boven hun inwendige gedeelte. De slechtsten, de schadelijksten, die de wereld kapotmaken, verheffen zich en krijgen de overhand boven het inwendige gedeelte, d.i. boven de rechtvaardigen uit de volkeren der wereld, en veroorzaken afschuwelijke vernietigingen en slachtingen.

Download hier het pdf bestand

 

Kabbalah Library

Delen