Rabbi Shimon Bar-Yochai had een zeer exclusief geschenk in zijn handen en wilde dit delen met iedereen in de wereld. Maar hij was ook bang dat als het in verkeerde handen zou vallen dit tot corruptie zou leiden. Tegenwoordig hebben wij toestemming de Zohar aan te raken.
“Rabbi Shimon zat en weende. Hij zei, ‘Wee als ik openbaar; Wee als ik niet openbaar.’ Als hij niet zou openbaren, dan zouden de vernieuwingen in de Tora verloren raken; en als hij zou openbaren, dan zou wellicht een onwaardig persoon de geheimen van de Torah horen“.
--Het boek van Zohar, Naso, Idra Rabah
Kabbalisten hebben altijd een weg gezocht om de methode zodanig te presenteren dat de mensheid naar perfectie geleid zou worden. Maar het doorgeven van de methode aan anderen is een complex proces en Kabbalisten moesten innoveren om verschillende obstakels te overwinnen.
Dit essay in De Zohar beschrijft Rabbi Shimon Bar-Yochai’s innerlijk conflict. Hij verlangde ernaar de wijsheid van Kabbala aan de wereld over te brengen, maar was bevreesd verkeerd begrepen te worden. Om enigszins te begrijpen waarom het onthullen van de wijsheid van Kabbalh zo’n complex proces is, moeten we eerst een van de grootste geheimen leren kennen: de werkelijke betekenis van het woord “Tora”
De Specerij
“Rabbi Shimon zei, ‘Wee degene die beweert dat de Tora verscheen om over feitelijke gebeurtenissen te verhalen. Integendeel, ieder woord in de Torah gaat over verheven zaken en verheven geheimen”.
--Het boek van Zohar, BeHa’alotcha
Het Boek van Zohar verteld ons dat de Tora geen verzameling is van historische episodes of aardse morele regels. In plaats daarvan is geschreven: “ik heb geschapen de inclinatie van het kwaad, ik heb hiervoor de Torah geschapen als een “specerij”, opdat het innerlijke Licht weer nieuwe vorm geeft”.
Kabbalisten verklaren dat de Tora een speciale kracht is, een “specerij” met als rol om ons het doel van de Schepping te laten realiseren – ons te laten stijgen boven ons ego, de inclinatie van het kwaad en gelijkwaardig te zijn aan de Hogere Kracht van de realiteit, de kracht van liefde en het geven. Vanaf het begin, was de Tora aan ons gegeven voor dat doel alleen.
Een Verraderlijke Toevoeging aan het Ego
De Tora heeft een unieke eigenschap: het kan goed doen, maar het kan ook kwaad doen. Als het op juiste manier wordt gebruikt, met het doel ons gelijk te maken aan de Bovenste Kracht, dan verheft de Tora ons naar een nieuw leven. Echter, als we ons verbinden zonder deze intentie, dan schaadt de Tora. Het is daarom geschreven, “Beloond - het wordt hem een medicijn des levens: Niet beloond - het wordt hem een medicijn des doods” (Masechet Yomah, 72b).
“Medicijn des doods“ betekend dat de Tora meer egoisme aanwakkert. Dus, naast het materiele Ego dat we al bezitten, voegt het ook een spiritueel Ego toe. Dit extra Ego zorgt ervoor dat mensen denken dat ze rechtvaardig zijn dientengevolge beloond zullen worden door de Schepper en door anderen in deze wereld en de volgende. Zij geloven dat hun plek in de hemel is gegarandeerd. Dit was waar Rabbi Shimon bevreesd voor was.
Rabbi Shimon’s doel was de wijsheid van Kabbala over te brengen aan allen die een oprechte behoefte hadden om zichzelf te corrigeren naar de eigenschappen van de Schepper. Nog steeds was hij bang dat de wijsheid van Kabbala het zelfde lot zou ondergaan als dat van de Tora, dat het een middel zou worden om eer, weelde en macht te krijgen. Hij vreesde dat mensen zouden denken dat het niet meer dan feitelijke verhalen zou bevatten. Daarom schreef Rabbi Shimon Bar-Yochai (Rashbi) zijn heilige boek in een speciale code en hij wist dat De Zohar vele eeuwen verborgen zou moeten blijven totdat de generatie het waardig zou zijn.
Gelukkig Zijn Hen met een Vraag in Hun Harten
“Rabbi Shimon verhief zijn handen en weende, en zei, “Wee diegene die in die tijd zou zijn, en gelukkig is diegene die in die tijd zou zijn en zou kunnen zijn.” En hij legt uit: ‘Wee diegene die in die tijd zou zijn. Als de Schepper komt om zich te beroepen op het hert, Hij zal alle acties van ieder persoon nagaan….Gelǔkkig is diegene die er dat tijdstip zal zijn want hij zal beloond worden met het Licht van de vreugde des Koning’s.”
--Het Book van Zohar, Exodus
Op schilderachtige wijze, verhaalt Het Boek van Zohar van Rashbi’s vooruitziende blik, weenend om de dagen die zouden komen aan het einde van de balling. In die dagen, zo wist hij, was het nodig dat de wijsheid van Kabbala verborgen moest zijn om het doel van de schepping the realiseren. Echter, Rashbi wist ook dat sommige mensen het zouden misbruiken en dat deed hem pijn.
De gedachte dat mensen, die aan het onjuist gebruik van de Tora waren gewend, of waren opgegroeid om hun diepste vragen te onderdrukken, ook Kabbala zouden benaderen met diezelfde houding, deed Rashbi veel pijn. Het is over deze mensen dat hij zegt: “Wee”, maar hij voegt daar onmiddelijk aan toe dat er velen anderen zijn die, door middel van de wijsheid van Kabbala, een groots Licht zullen ervaren. “Gelukkig” zijn hen in wie de vragen over het doel van het leven ontwaken. Dit is omdat deze vraag hun bij het herstellend Licht zullen brengen, dat verscholen ligt in de boeken van Kabbala. Dan. “als de Schepper verschijnt om zich te beroepen op het hert” (als het Opper Licht komt om de zielen te vullen), zullen deze mensen in staat zijn zich te verheugen in de vreugde van de Koning.
Samen de Ladder op
Aan onze generatie is reeds gegeven, De Sulam (De Ladder) uitleg op het Boek van Zohar. De uitleg van de Sulam is de eerste en enige uitleg dat ons een juiste richting geeft in het bestuderen van Kabbala.. Door ons in staat te stellen onze juiste intentie the cultiveren, zal deze uitleg ons helpen het geschenk te ontdekken die Rashbi voor ons in De Zohar heeft verscholen. Zoals de naam, Sulam, al impliceert, is deze uitleg de ladder die nodig is om te stijgen naar de eeuwige, perfecte, en sublieme staat die ons allen staat te wachten.
Wie ben ik ?
"Open voor mij een beetje je hart, en ik zal de wereld
voor je openen ".
Boek van de Zohar
rav Michael Laitman
• Wie ben ik en wat is het doel van mijn bestaan? ]
• Hoe kwamen we hier en waar gaan we heen?
• Is het mogelijk dat we hier al eerder waren?
• Kennen wij onszelf en het universum?
• Waarom lijd de mens en kan dat mogelijk vermeden worden?
• Hoe kunnen we vrede,voldoening en geluk vinden?
• Hoe kunnen we rust, vervulling en gelukkig zijn verkrijgen?
Veel mensen in elke generatie doen pogingen vragen die aanhoudelijk vervolgen te beantwoorden en het hele feit dat het van generatie tot generatie gebeurt demonstreert dat we nog steeds geen bevredigende antwoorden hebben.Studerende de natuur en de kosmos, ontdekken we dat alles wat ons bestaan omringt en functioneert strikt is volgens doelmatige wetten.Aangaande onszelf als de kroon op de schepping der natuur, vinden we menselijkheid alsof het buiten dat systeem is.Om een voorbeeld te noemen: ziende de wijsheid en de logica hoe de natuur elk deel van ons organisme creëert, ziende de precieze doelmatigheid van elke cel van het lichaam, zijn we nog niet in staat de vraag te beantwoorden:
Wat is het doel van dit gehele levende organisme?
Alles wat om ons heen is is doordrongen van de relatie oorzaak en gevolg, dat betekent dat niets is gecreëerd zonder doel.In de wereld van fysieke lichamen bestaan absolute wetten van beweging, dynamiek en rotatie.Een zelfde logica bestaat in het plant- en dierenrijk. Maar de primaire vraag nog steeds: voor welk doel bestaat dit alles, niet alleen wijzelf maar ook de gehele omringende wereld die ons omringt – blijft onbeantwoord. Is er een persoon in de wereld, die op zijn minst eens in zijn leven, deze vraag niet aangaat? De bestaande wetenschappelijke theorieën volharden dat de wereld bestuurt word door niet variabele fysieke wetten die we onmogelijk kunnen beïnvloeden.Onze bodem bestaat uit het doel om wijselijk gebruik van die wetten uit te leven, soms wel zeventig tot hondertwintig jaar van ons leven, en gronden voor te bereiden , beiden letterlijk en figuurlijk, voor de toekomstige generaties.Maar om best wil van wat? "Ontwikkelde de mensheid door de evolutie van de simpelste vormen",of "Was leven gebracht van andere planeten"?
Er zijn twee data -geboorte en dood, en wat daar tussen gebeurt is uniek, en daarom nauwkeurig.Of vice versa: is leven niets als het daarna een einde is, duisternis en afgrond? Waar is de wijze, alles vooruitziende, logische Natuur die niets tevergeefs
creëert.Of bestaan er wetten en doelen die nog niet ontdekt zijn? Ons bestuderen van de wereld is essentieel voornamelijk het bestuderen van de wereld`s reactie op onze acties welke we opvangen door onze vijf zintuigen: tastzin, reukzin, zicht, gehoor en smaakzin, of door instrumenten die het bereik er van verhogen. Alles dat verder gaat dan onze studies is geheel niet opgevangen door ons, het bestaat niet, voor zover als het ons aan gaat.Nogmaals we kunnen onmogelijk het ontbrekende zintuig missen, zoals we geen zesde vinger missen, net zo goed als we niet aan een blind geborene kunnen uitleggen wat zien is. Om deze reden zal de mens nooit de verborgen vormen ontdekken van de natuur met de methodes die tot zijn beschikking zijn.
Volgens de Kabbala: de spirituele wereld bestaat maar is niet door onze organische zintuigen op te vangen; ons Universum is een heel klein deel van deze wereld gelokaliseerd in het centrum, en onze planeet de Aarde, is het binnenste centrum. Deze wereld van informatie, gedachten en gevoelens, beïnvloeden door materiele wetten van (perceptiële) natuur en toeval, en plaatst ons in zekere situaties die bepalend zijn voor de manier hoe we ons gedragen. We hebben geen invloed in kwesties zoals de tijd en plaats van onze geboorte en wie we zullen worden,wie we gaan ontmoeten in ons leven, en wat voor consequenties onze acties zullen hebben.
Volgens de Kabbala : er zijn vier soorten kennis beschikbaar voor de mens, en hij moet ze begrijpen:
1. De CREATIE: studie van de creatie en ontwikkeling van de werelden: hoe de Schepper het creëerde, hoe de spirituele en materiele werelden verkeren, wat het doel is van de creatie van de mens.
2. De FUNCTIONERING: Studie van de menselijk natuur, over zijn aansluiting met de spirituele wereld, bekend als de Praktische Kabbala.
3. De KOERS van de ZIELEN: De studie van de natuur van elke ziel en zijn koers.Hoe een mens zich gedraagt in dit leven en de volgende levens. Wat is het doel dat een ziel neerdaalt in een lichaam en waarom krijgt een bepaald lichaam een bepaalde ziel? De menselijke geschiedenis als resultaat van zekere orde en transformaties van de zielen zijn eveneens ter discussie.
4. De REGEL: STUDIE VAN ONZE WERELD-
• onbezielde
• objecten, dieren en planten, hun natuur en hun rol; hoe ze zijn
• geregeerd door de spirituele wereld. De suprème regel en onze
• perceptie van de Natuur, van de Tijd, van de Ruimte.Studie van de
• suprème machten die de materiele lichamen bewegen naar een
• zekere intentie (punten). Is het mogelijk om de hoofdzakelijke
• mysteries van het menselijke leven te doorzien zonder naar zijn
• bron? Ieder mens probeert daar over te denken.
Een zoektocht naar het doel en de zin van een individueel leven , alsook naar het menselijke leven in zijn geheel is de centrale vraag in het spirituele leven van de mens. Sinds midden 20 -tigste eeuw, we zijn getuigen geweest van een wedergeboorte van de religieuze oriëntatie van de van de mensheid.Technische vooruitgang en wereld- catachisme die opkomst van allerlei filosofische theorieën brachten hebben
de mensheid geen voldoening gegeven. Zoals de Kabbala uitlegt; van al het bestaande genot ontvangt onze wereld maar een heel klein vonkje. Zijn tegenwoordigheid in materiële objecten geeft ons genot. Met andere woorden; alle aannemelijke sensaties die een mens ervaart in verschillende situaties en die veroorzaakt zijn door verschillende dingen in feite alleen maar zijn vanwege de aanwezigheid van deze vonk. Verder ook nog, als de tijd verstrijkt, blijft de mens verder uitkijken naar nieuwe objecten van genot in de hoop meer en meer genot te ervaren, zonder te realiseren dat al die objecten maar buitenste schillen zijn en dat de essentie van Ner dat ik het zelfde blijf.
Er zijn twee wegen om de mens te brengen tot de realisatie van de noodzaak om de geest te heffen boven materie en absolute bevrediging:
1. De weg van Kabbalah.
2. De weg van lijden.
De eerste weg is de studie van de Kabbala omdat door zulke studie de mens geleidelijk aan vrij komt van zijn egoïsme. De tweede weg is standaard: plotseling een soort spirituele honger voelen en zoeken naar een bron van bevrediging.We kunnen alleen adviseren de weg te kiezen van de Kabbala op een keer, dat is beter dan te wachten door de weg van het lijden.
Download hier het pdf bestand
Eén Wet
Hij, die op zijn minst één wet van de hogere wereld vervuld, doet hemzelf en geheel de wereld neigen naar de deugdzaamheid van het goede.
Correctie van de schepping ligt in de intentie
De correctie van de authentieke menselijke natuur, de egoïstische verlangens, zouden alleen moeten worden uitgevoerd omwille van het samenvloeien met de hogere kracht, door middel van gelijkenis van eigenschappen en door het verkrijgen van de kwaliteit van onvoorwaardelijk geven. Het werkt op dezelfde manier als het tot ons werkt; omwille van het geven om onze wensen om te genieten op te vullen.
Dit menselijke verlangen om genot te bemachtigen is geschapen door de bron, de allesomvattende macht, en is in zijn geheel niet tegengesteld eraan. Het tegengestelde is de INTENTIE om genot te ontvangen 'omwille van jezelf'. Feitelijk is het verlangen voor genot omwille van jezelf dat egoïsme wordt genoemd, niet het plezier zelf. Het verlangen om te ontvangen, of zoals Kabbalisten het zeggen, om te vervullen, is onveranderlijk; het is juist dat en alleen dat wat geschapen is. Er is niets anders in de schepping dan het verlangen om te ontvangen, en de Schepper Zelf. Hoe dan ook, volgens Zijn Wil, moet de schepping het bijzondere genot onthullen in Zijn Licht, door dichtbij Hem te zijn.
De enige verandering dat we kunnen aanbrengen voor de schepping is de manier hoe we onze unieke authentieke, natuurlijke kwaliteit, oftewel, het verlangen om te ontvangen- gebruiken of 'omwille van onszelf' of 'omwille van de Schepper'.
Genot ontvangen 'omwille van jezelf' is gebonden door de limieten van onze wereld. Globaal gezien, het kan niet worden vervuld want het genot, doordat het het verlangen opvult, doet het opheffen, en, als gevolg, doet zichzelf verdwijnen. Het genot en de vervulling blijft niet in onze waarneming.
Dit micro-verlangen bestaat alleen om het leven mogelijk te maken voor een persoon, totdat hij de ware intentie begint te begrijpen en zichzelf met ongelimiteerde en oneindig genot vult. Dit micro-verlangen kan maar een 'kleine vonk' van genot ontvangen, 'ner dakik', en elk oneindig en eeuwige vervulling kan alleen bemachtigd worden via de intentie 'voor de Schepper'.
Hier leren van we dat het verlangen om te ontvangen niet bedoelt is door de Schepper om gebruikt te worden in een directe manier 'omwille van zelfzuchtig genot', maar, in tegendeel, 'omwille van Hem'. In dat geval, worden wij gelijk aan hem. Door het veranderen van de egoïstisch intentie 'het nemen van plezier voor jezelf' naar een altruïstische van 'het nemen van plezier omwille van de Schepper', wordt een mens in het geheel gelijk aan het Wezen Daar Verder, het is immers de intentie die de handeling bepaald.
Hoe dan ook, het is onmogelijk om een onmiddelijke omschakeling te maken vanuit een egoïstische intentie 'omwille van jezelf' naar de altruïstische 'omwille van de Almachtige'. Zulks een verlangen in de gedachten van een mens, gebruiken en lifestyle vraagt een geleidelijke verandering. De keuze om genot te ontvangen wordt door de samenleving beïnvloed, publieke opinie, en mode. Derhalve, alleen door het plaatsen van de prioriteit in het 'geven' in plaats van het 'ontvangen', kan een mens de verandering van de intentie ondergaan.
Wat is die snelle en duidelijk methode dat een mens mogelijk maakt om deze eigenschap van de Almachtige te verkrijgen? De enige manier om de mogelijkheid van 'geven' te verkrijgen is door te denken aan zijn persoonlijke behoeften daar het alleen tot zijn primaire levensbehoeften behoort, en voor de rest, over de behoeften van de maatschappij en zijn burgers. Door dit te doen, wordt een mens bekend met de eigenschap van de Allesomvattende Regerende Kracht. Zulks een drastische verandering is alleen mogelijk in een speciale omgeving die het voor de mens mogelijk maakt om deze verbetering te ondergaan.
Download hier gratis het pdf bestand
Bestaat er de vrijheid van wil?
In één van de oude gebeden wordt gezegd: 'O God! Geef mij de kracht om in mijn leven te veranderen wat ik kan veranderen; geef mij de moed om te aanvaarden wat niet in mijn macht is om te veranderen en geef mij de wijsheid om het éne van het andere te kunnen onderscheiden'. Maar waarop precies kunnen wij in ons leven invloed uitoefenen? Is de vrijheid van de aan ons toebedeelde zelfstandigheid van handelen afdoende om ons leven en lot te veranderen? Waarom ontvangt een mens via een natuurlijke weg, via zijn natuur deze kennis niet? Ondanks het feit, dat aan de basis van ons leven luiheid en een gezond egoïsme liggen, en daarmee de wens van een maximaal nemen bij minimale inspanningen, waarom verrichten wij dan, in tegenstelling tot dieren, ondoordachte en ondoeltreffende daden?
Is het denkbaar, dat wij daar actief zijn, waar alles van tevoren al ingeprogrammeerd is en dat ons meedoen veel passiever zou moeten zijn?
Mogelijkerwijs worden in veel levensomstandigheden keuzes vaak reeds voor ons gemaakt en toch lijken wij te denken dat de loop van gebeurtenissen van ons zelf afhangt. Misschien moeten wij wel ons leven ombouwen en ons niet voor te houden dat wij iets beslissen, maar het leven laten stromen uit zichzelf, terwijl wij afstand nemen en slechts in die gebieden actief zullen zijn die zich voor onze invloed lenen.
Kinderen verrichten onverstandige daden, omdat hun ontwikkeling (zoals bepaald door de natuur) nog onbewust plaats vindt of onder invloed van het instinct. Een volwassen mens bepaalt zijn doel en de wens om het te bereiken geeft hem de energie voor voortgang naar dat doel.
Klaarblijkelijk vergissen wij ons juist in het bepalen van de grenzen van onze mogelijkheden om ons doel te kunnen bereiken. Dat wil zeggen dat wij dan iets ongelofelijks wensen te bereiken of datgene willen veranderen, waar wij in het geheel geen macht over hebben.
De natuur geeft ons geen informatie over in welk opzicht wij daadwerkelijk vrij zijn en in welk opzicht slechts de illusie van de vrijheid bestaat. De natuur stelt ons in staat om ons te vergissen. Dat geldt voor elke mens individueel, als voor de hele mensheid. Haar doel is om ons tot teleurstelling te brengen in ons vermogen om iets in dit leven en in onszelf te veranderen, opdat wij allemaal in een toestand zouden gaan verkeren van een volledige verbijstering en desoriëntatie ten aanzien van de vraag 'hoe verder te leven'. Het is de bedoeling dat wij dan, na een pauze, zouden kunnen bepalen waar wij toch invloed op kunnen uitoefenen.
De essentie van vrijheid
In de algemene beschouwing over het leven kan men vrijheid tot de natuurwet rekenen, die het leven van alle kanten doordringt. Wij zien dat dieren in gevangenschap lijden. Dat is het bewijs van het feit, dat de natuur niet akkoord gaat met de onderdrukking van welke schepping dan ook. Het is niet toevallig dat de mensheid honderden jaren oorlog voerde, totdat men een zekere mate van vrijheid voor het individu bereikte.
In elk geval is onze voorstelling over vrijheid zeer vaag en als wij ons in de inhoud ervan zullen verdiepen, dan zal bijna niets van dit begrip over blijven. Want voordat men de vrijheid voor het individu opeist, dienen wij het streven tot vrijheid te veronderstellen bij elk individu.
Maar voor alles dient men zich er eerst van te vergewissen of een individu in staat is om naar zijn vrije wil te handelen.
Ons leven speelt zich tussen genieting en lijden af.
Als wij de handelingen van een mens analyseren, dan zullen wij ontdekken, dat ze allemaal door nood afgedwongen werden en werden verricht onder druk. De innerlijke aard van de mens en de uiterlijke omstandigheden dwingen hem om volgens het in hem ingeplante vastgestelde gedragssysteem te handelen, omdat de natuur ons klem zet tussen genieting en lijden. Wij hebben geen vrijheid om voor lijden te kiezen of genietingen af te wijzen. Het enige voordeel van de mens op het dier bestaat daarin, dat de mens in staat is om een verder gelegen doel te zien en daarom is hij in staat om met een zekere portie lijden in te stemmen, terwijl hij in de toekomst een compenserende beloning ziet.
Maar in werkelijkheid is hier niets anders werkzaam dan berekening. Nadat wij het voordeel hebben geëvalueerd, vinden wij dit de pijn waard en gaan ermee akkoord om pijn te verdragen omwille van de genieting in de toekomst. Zo laten wij ons opereren en betalen daar bovendien nog veel geld voor. Wij zijn bereid om hard te werken voor het verkrijgen van een goede baan. Dus alles draait om de berekening: wanneer wij het lijden aftrekken van de te verwachte genieting, houden wij een bepaald resultaat over.
Zo zijn wij allemaal ingericht. En degenen die ons niet rationeel en niet berekenend lijken, zoals romantici of zij die zich opofferen, zijn ook mensen met een bepaalde vorm van berekening, voor wie de toekomst bepalend is voor het heden. Zij zijn bereid vandaag uit hoofde van een toekomstideaal om voor anderen ongekend lijden aan te gaan, dat door ons wordt begrepen als opoffering of als heldendaad.
Maar ook in dit geval maakt het organisme in werkelijkheid bewust of onbewust een berekening. Het is psychologen bekend dat men prioriteiten kan veranderen in elke mens. Men kan hem aan leren om zaken zodanig te berekenen, dat de grootste lafaard een held zal worden. In de ogen van elke mens kan men een doel in de toekomst dermate verheven maken, dat de mens akkoord zal gaan met alle ontberingen omwille van die toekomst.
Hieruit volgt, dat er geen verschil bestaat tussen mens en dier. En als dit zo is, dan bestaat er geen vrije, verstandige wil.
Wie bepaalt onze genietingen dan wel?
Wij hebben geen vrije keuze en kiezen evenmin voor het soort genieting. Deze dient zich niet aan volgens onze keuze en vrije wil, maar hangt ook af van de wensen van anderen. Wij kiezen niet voor modetrends, voor onze levenswijze, onze hobby's, de invulling van de vrije tijd, voedsel enzovoort. Dat alles wordt in samenhang met de wensen en smaken van de omringende gemeenschap uitgekozen. En niet eens door het beste deel ervan, maar door de meerderheid.
Is het niet het gemakkelijkste om ons zo te gedragen dat wij niemand lastig vallen, waardoor ons gehele leven aan banden gelegd is door codes van smaken en manieren van de maatschappij, die in wetten van ons gedrag en leven zijn verankerd? En als dat zo is, zeg eens: waar is dan onze vrijheid? En als het inderdaad zo gaat, dan blijkt dat wij geen beloning of bestraffing krijgen voor welke van onze daden dan ook.
Waarom neemt iedereen zich toch waar als een individu? Wat is er aan ieder van ons voor bijzonders? Welke eigenschap in ons kunnen wij toch onafhankelijk veranderen? Als deze bestaat, zouden wij dit verplicht uit alle overige eigenschappen dienen te lichten en alleen deze eigenschap gaan ontwikkelen, want alle overige eigenschappen zullen toch al noodgedwongen gerealiseerd worden.
Vier basiselementen
In elke schepping bestaan vier basiselementen:
De Basis. Het oorspronkelijke materiaal van een wezen, waaruit het is ontstaan.
De onveranderlijke eigenschappen van de basis worden gevormd door de (volg)orde van zijn ontwikkeling. Het vergaan van tarwezaadje in de grond bijvoorbeeld, roept het verschijnen van een nieuwe spruit tarwe van hetzelfde soort op. Een zaadje vergaat, zodat zijn uiterlijke vorm volledig verdwijnt. Zo valt ook ons lichaam in de grond uiteen, maar basis blijft over en geeft een nieuwe spruit, zoals onze ziel dwingt een nieuw lichaam geboren te doen worden om in hem in te kunnen bedden.
De onveranderlijke eigenschappen van de basis.
De basis (in dit geval zaad) zal nooit de vorm van andere graangewassen, zoals haver overnemen, maar alleen van de voorgaande vorm, die verloren ging, dus in dit geval de vorm van tarwe. Er zijn bepaalde veranderingen mogelijk in de hoeveelheid en kwaliteit van nieuwe spruiten, die van het milieu afhankelijk zijn, zoals van de grond, mest, vocht en zon, echter de basis van tarwe (dus van de vorige essentie) ondergaat geen verandering.
De eigenschappen, die veranderen onder invloed van uitwendige krachten.
Onder invloed van uitwendige factoren verandert een omhulsel in essentie kwalitatief niet, want zaad blijft zaad, maar zijn uiterlijke vorm verandert en hangt met het milieu samen. Aanvullende uitwendige kwaliteiten beïnvloeden elkaars essentie en vormen een nieuwe kwaliteit onder invloed van het milieu. Dat milieu kan de inwerking zijn van zon, grond, mest, vocht, regen op het zaadje en de maatschappij, groep, boeken en de Leraar op de mens.
Veranderingen van uitwendige krachten.
De mens heeft een omgeving nodig, die zich ontwikkelt en onophoudelijk invloed uitoefent op de ontwikkeling van de mens. De mens beïnvloedt zijn omgeving, terwijl hij zich ontwikkelt, waarbij hij de omgeving tot groei aanzet, hetgeen de mens weer verheft. Op die manier groeien de mens en zijn omgeving parallel aan elkaar.
Door vier factoren worden alle toestanden van elk schepsel bepaald. Zelfs als een mens etmalen met onderzoek zou doorbrengen, ook dan zal hij toch niets kunnen veranderen of toevoegen aan datgene, wat hem door deze vier factoren is verstrekt.
En hoe ook wij denken, wat wij ook doen, wat wij ook zouden verkrijgen; alles ligt slechts in deze vier factoren besloten. Elke toevoeging die de mens zal vinden, zal slechts kwantitatief zijn, bepaald door een grotere of kleinere mate van begrip. Kwalitatief valt er hieraan absoluut niets toe te voegen. Deze vier factoren bepalen verplichtend ons karakter, wijze van denken en conclusies.
Zijn essentie - dit kan de mens niet veranderen.
De wetten, waardoor zijn essentie verandert - dat kan de mens niet veranderen.
De wetten van verandering van zijn innerlijke eigenschappen afhankelijk van uitwendige uitwerkingen - dat kan de mens niet veranderen.
De omgeving, waar de mens volledig van afhankelijk is, kan door de mens veranderd worden! Als de mens in het heden op zijn omgeving invloed kan uitoefenen, dan bepaalt hij daarmee zijn toekomstige toestand. Het enige, waar omgeving invloed op kan uitoefenen, is de kwaliteit en de hoeveelheid. De omgeving beïnvloedt dus het tempo en de kwaliteit van de levensweg, die een mens zal doorlopen. Zal hij hem met pijn doorlopen, in angst, in lijden, in duizenden bloedvergietende oorlogen of zal hij hem kalm en comfortabel doorlopen, daar hij zelf naar het doel streefde.
Daarom roepen kabbalisten op om centra te openen voor uitleg en studie, om groepen te vormen en zo een goede omgeving tot stand te brengen voor degenen, die het doel van de schepping wensen te bereiken.
Vrijheid van keuze
Ondanks het feit, dat wij onze basis niet zelf kunnen bepalen en ook niet waar en hoe we geboren worden, kunnen wij op deze drie eerste factoren invloed uitoefenen door de bewuste keuze van onze omgeving, welke onze vrienden, boeken en Leraar zijn. Maar na de keuze van de omgeving wordt onze toekomstige toestand mede bepaald door wat onze omgeving ons kan geven.
Er is de vrijheid om een omgeving te kiezen uit die Leraren, boeken en kameraden, die goede gedachte zullen oproepen. Als een mens dat niet doet, maar bereid zal zijn om in de eerste de beste omgeving te leven en elk willekeurig boek te lezen, dan zal hij natuurlijk in een kwalitatief mindere omgeving terechtkomen of zal tijd doorbrengen met het lezen van nutteloze boeken, waar er veel van zijn die ook nog prettig zijn om te lezen. Als gevolg daarvan zal hij zeker een kwalitatief mindere opleiding ontvangen, die hem tot een minder zinvol gedrag in het leven zal leiden.
Hieruit wordt duidelijk, dat bestraffing of beloning niet voor zijn slechte gedachten en daden, waarin bij hem geen keuze bestaat, maar voor het feit, dat hij geen goede omgeving had gekozen. Daarin bestaat wel de mogelijkheid tot keuze. Men dient een mens zodanig te oordelen en corrigeren, zodat hij begrijpt dat men hem niet voor een misstap zelf veroordeelt, maar voor zijn keuze van een verkeerde omgeving.
Daarom zal degene, die inspanningen in zijn leven levert en telkens de beste omgeving kiest, succes waardig worden. Dit is niet wegens zijn goede gedachten, die bij een mens onwillekeurig kunnen ontstaan, maar wegens zijn ijver in het telkens kiezen van de beste omgeving, die hem tot die gedachten brengt. Degene, die telkens de beste omgeving kiest bereikt zijn beloning: zijn volgende, betere, meer gevorderde toestand.
'Het Boek Zohar' geeft het voorbeeld over een arme wijze man, aan wie een rijkaard voorstelde om bij hem te komen wonen. Daarop kreeg hij een weigering: 'Onder generlei omstandigheden zal ik mij vestigen in een plaats, waar geen wijzen zijn!'. - 'Maar je bent toch de grootste wijze van je generatie!', - riep de rijkaard uit, - 'bij wie kan je nog leren!'. En hij hoorde als antwoord, dat als zelfs zo'n grote wijze zich onder ongeletterden zou begeven, hij zeer snel op hen zal gaan lijken.
Daarom dient men te handelen volgens een bekende instructie: 'Maak jezelf een Leraar en koop jezelf een kameraad'. Dus, creëer voor jezelf een juiste omgeving, want alleen de keuze van een juiste omgeving kan de mens succes brengen. Nadat de mens een omgeving heeft gekozen, is hij in zijn handen gegeven, als leem in handen van beeldhouwer. Wij bevinden ons in de gevangenschap van de egoïstische natuur. Om onder de macht daarvan uit te komen moeten wij uit de waarnemingen van onze wereld in die van de hogere wereld zien te komen.
Aangezien wij geheel in de macht van deze wereld zijn, bestaat het middel voor het zich daaruit losmaken van zijn macht om rondom zichzelf, in plaats van onze natuurlijke egoïstische omgeving, een kunstmatige omgeving te scheppen. Een groep, die gezamenlijk streeft om onder de macht van de omgeving uit te komen en wil onder de macht terechtkomen van een omgeving, die geleid wordt door de wet van de hoge wereld.
Het zich bevrijden van de invloeden van een egoïstische omgeving; het zich losmaken van deze macht en het in zichzelf eigenschappen ontwikkelen om te geven en dit naar het licht brengen, dat is onze vrije realisatie en de eigenschap van geven zelf die ontstaat vanuit de vrijheid van wil.
Bescherming ontvangen uit drie overige factoren
De mens handelt onder invloed van innerlijke factoren die zijn ingeplant en voor de uitwerkingen in de buitenwereld is hij niet meer dan hun uitvoerend mechanisme.
Als een mens wenst om onder dit bestuur van de natuur uit te komen, dient hij zich te plaatsen onder het bestuur van de door hem gekozen omgeving. Dus hij dient zich een Leraar uit te kiezen, een groep en boeken opdat zij hem opleggen, wat hij dient te doen, aangezien de mens altijd het afgeleide is van deze vier maatstaven.
De macht van het verstand boven het lichaam
Het verstand van de mens is het gevolg van zijn levensomstandigheden, is een afspiegeling van die gebeurtenissen en omstandigheden, welke zich boven de mens voordoen. Een correcte aanwending van het verstand bestaat in het willen naderen tot het nuttige en het zich willen verwijderen van het schadelijke.
De fantasie van een mens maakt gebruik van het verstand, zoals ogen van een microscoop. Nadat de mens met behulp van een microscoop voor hem schadelijke kleine organismen ontdekte, begon hij zich van deze schadelijke organismen te ontdoen. Dus de microscoop en niet een waarneming via de ogen, stelt een mens in staat om schade te ontlopen als de schadeveroorzaker (microbe, bacterie, virus) niet gezien wordt.
Wij zien dat in situaties waarin het lichaam niet in staat is om schade of voordeel te onderkennen er een noodzaak ontstaat, om het verstand te gebruiken. Het verstand stelt ons in staat om het negatieve te vermijden en het goede te gebruiken en in dat opzicht heerst het verstand volkomen over het lichaam van de mens. Naarmate duidelijker is, dat het verstand het gevolg van levenservaring is, is een mens bereid om het verstand en de wijsheid van een ander die hij vertrouwt, als wet te aanvaarden.
Dat kan men vergelijken met een mens die zijn arts een advies vraagt en zijn raad uitvoert: ondanks het feit, dat hij niets van geneeskunde begrijpt, vertrouwt hij op het verstand van de arts. Op die manier maakt hij gebruik van het verstand van anderen, hetgeen niet minder helpt dan zijn eigen verstand.
Twee wegen van bestuur
Er bestaan twee wegen van bestuur, die een mens het bereiken van het doel van de schepping garanderen:
de weg van lijden;
de weg van de Kabbala.
De weg van de Kabbala bestaat daarin, dat wij ons aan het inzicht van wijzen toevertrouwen, die het doel van de schepping al hebben bevat middels hun eigen levenservaring. Maar hoe kan ik er zeker van zijn, dat het inzicht waaraan ik mij toe wil vertrouwen, daadwerkelijk het ware is? Aan de andere kant is het probleem, dat als ik het inzicht van een wijze niet zal gebruiken zoals het advies van een arts, dan doem ik mijzelf tot een lange weg van lijden, zoals een zieke, die het advies van zijn dokter weigert en zelf geneeskunde begint te bestuderen. Hij is echter wel ziek en kan doodgaan aan zijn ziekte voordat hij in zal slagen de wijsheid te bemachtigen.
Zo is de weg van lijden in verhouding tot de weg van de Kabbala. Wie niet in de wijsheid gelooft, die de Kabbala aanraadt te aanvaarden, kan proberen deze wijsheid zelf te bereiken, na het lijden te hebben doorgelopen. Dat is jammer, want er bestaat een ervaring die het proces intens versnelt, in staat stelt om het kwaad waar te nemen en zich ervan te verwijderen naar een goede omgeving die het verschijnen van correcte gedachten en daden inspireert.
De meerderheid volgen
Overal, waar onenigheid ontstaat tussen het individu en de meerderheid, dienen wij een beslissing te nemen in overeenstemming met de wens van de meerderheid. Maar deze wet duwt de mensheid achteruit, want de meerderheid is niet ontwikkeld en ontwikkelden vormen altijd een kleine minderheid binnen de gemeenschap.
Aangezien de natuur echter bepaalt dat wij in een gemeenschap moeten leven, moeten wij ons aan alle wetten van een maatschappij aanpassen. Dat eist de natuur van ons, ook al kennen wij de zin van zijn wetten niet. De wet om de regels van een menselijke samenleving te volgen is een natuurwet en wij zijn verplicht om dit zorgvuldig na te leven, terwijl ons begrip daarvan niet van belang is.
De inhoud van de wet, waar hiervoor op gedoeld wordt, bestaat eruit om in onszelf de bewustwording te ontwikkelen van het feit, dat:
liefde tot zichzelf als kwaad en
liefde tot een ander als goed te bestempelen is,
omdat dit is de enige manier is om tot liefde tot de Schepper te komen.
De meerderheid heeft echter geen recht om de mening van het individu in zijn verhouding tot de Schepper te beperken en iedereen is daarin vrij zo te handelen als hem goeddunkt. Juist daaruit bestaat zijn persoonlijke vrijheid.
Dus de betrekkingen tussen de mens en de Schepper worden door de mens zelf geregeld, terwijl alle overige wetten van het gedrag gereglementeerd worden door de regel om 'de meerderheid te moeten volgen'.
In het leven in een maatschappij geldt de wet van ondergeschiktheid van minderheid aan meerderheid. Maar op welke grond neemt een meerderheid het recht om de vrijheid van het individu te onderdrukken en hem van het meest dierbare te beroven wat hij in zijn leven heeft - zijn vrijheid?
Bestaat er hier nog iets anders dan geweld? Aangezien de natuur ons verplicht om in een gemeenschap te leven, is het vanzelfsprekend dat elk lid van een gemeenschap de verplichting heeft om de gemeenschap te dienen, om voor zijn voortbestaan zorg te dragen en zijn bloei te bevorderen.
Dat kan niet anders verwezenlijkt worden dan door wet van 'ondergeschiktheid van minderheid aan meerderheid'. Dat houdt in dat niet ieder kan handelen naar eigen dunk. Hij is verplicht om zich naar de wet te schikken, die in een gegeven maatschappij aanvaard is.
Maar het is volkomen duidelijk, dat indien er geen belangen van het materiële leven van een gemeenschap in het geding zijn, er geen recht en rechtvaardiging voor meerderheid is om in welke mate en vorm dan ook de vrijheid van het individu te beperken en te beknotten. Degenen, die dat wel doen zijn misdadigers, die kracht boven rechtvaardigheid verkiezen. In dit geval verplicht de natuur het individu niet om zich aan de wens van meerderheid te onderwerpen. In het geestelijke leven geldt de wet voor de meerderheid om het individu te volgen.
In elke volgende generatie zijn individuen meer ontwikkeld. En als een maatschappij de noodzaak beseft om zich van lijden te bevrijden, terwijl men begint zich volgens de natuurwetten te ontwikkelen, en niet naar eigen dunken, dan dient een gemeenschap zich aan het individu ondergeschikt te maken en diens aanwijzingen te volgen.
Dus, met betrekking tot de geestelijke ontwikkeling, wordt het recht van meerderheid hun plicht en geldt de wet om het individu te volgen, althans een ontwikkeld individu. Ontwikkelde en opgeleide individuen maken maar een klein deel van een gemeenschap uit en successen en verworvenheden van een gemeenschap in de geestelijke sfeer worden dus door minderheid bepaald.
Hiervan uitgaande dient een gemeenschap ideeën van deze individuen te behoeden zodat ze niet uit deze wereld verdwijnen. Het is wenselijk dat een gemeenschap zich ervan bewust is, dat zijn redding niet in handen ligt van de heersende meerderheid, maar juist bij bijzonder ontwikkelde individuen.
Door ervaringen op te doen raakt de mensheid er meer en meer van doordrongen, dat ondanks alle pogingen om de loop van de geschiedenis en de ontwikkeling van de maatschappij in een bepaalde richting te veranderen, het leven zijn eigen gang lijkt te gaan en dat alles zich ontwikkelt volgens een niet van ons afhankelijk scenario.
Overheerst het noodlot ons dan?
Het bestuderen van het heelal vanuit de kabbalistische methode onthult ons, dat de essentie van de kroon van de schepping - de mens - uit drie delen bestaat:
het eerste deel is dierlijk, dat lichamelijke wensen om voedsel, seks en een dak boven het hoofd inhoudt, dus datgene, wat in elk individu terug te vinden is, onafhankelijk van een soort gemeenschap;
het tweede deel is menselijk, dat zijn uitdrukking vindt in wensen naar rijkdom, eerbetoon (roem, macht) en kennis, dus al datgene waarin wij van een gemeenschap afhankelijk zijn;
het derde deel is spiritueel, dat de wens voor een hogere oproept en in ons ontstaat vanuit de waarneming van dood, onvoltooidheid van het leven en de onbekendheid met de bron van onze oorsprong.
Een mens wordt in deze wereld geboren om gedurende zijn leven de hoge wereld in zich te openbaren. Dan bestaat hij in beide werelden en na het sterven van zijn lichaam neemt hij de spirituele wereld identiek waar, zoals hij dit tijdens zijn leven in het lichaam waar nam. Als gedurende zijn verblijf in deze wereld een mens de hoge wereld niet bereikte, zal zijn ziel opnieuw in deze wereld neerdalen. De ziel zal zich juist voor dat doel in een biologisch lichaam hullen. De ziel kan alleen de hoge wereld onthullen terwijl zij in het lichaam ingebed is.
Hieruit wordt duidelijk, dat:
deze totale wereld en ons verblijf daarin zijn slechts bestemd voor het ons tijdens het leven gaan onthullen van de hoge wereld;
het eerste (dierlijke) en het tweede (menselijke) deel van de mens bestaan niet op zichzelf. Hun rol wordt slechts in de mate bepaald, waarin ze aan onze realisatie van het derde deel (geestelijke) bijdragen, dus aan onze missie, die bestaat uit de ontwikkeling naar het hogere, in de openbaring van de hoge wereld terwijl wij in deze wereld verblijven. Alle verrichtingen van een mens worden alleen naar de mate van hun verband met zijn spirituele vooruitgang geëvalueerd, omdat juist zijn geestelijke deel veranderingen dient te ondergaan;
het eerste en het tweede delen van de mens veranderen niet uit zichzelf en niet afhankelijk van onze wensen, maar slechts naar de mate van noodzakelijkheid van realisatie van het derde (spirituele) deel;
in onze daden, die verbonden zijn met handelingen in het eerste en het tweede deel, is ons de vrijheid van wil ontzegd. Deze daden zijn door de natuur taai in ons geplant, waarbij ze een hardnekkige structuur in onze opbouw vormen. Door onze daden in samenhang met onze geestelijke ontwikkeling te verkiezen, bepalen wij daarmee alle onze overige toestanden in het eerste en het tweede deel, dus in het dierlijke en menselijke en natuurlijk in het derde deel;
door vruchteloze verrichtingen te weigeren, die met lichamelijke en menselijke wensen te maken hebben en onze inspanningen te concentreren op het ontdekken van de hoge natuur, op het hoge bestuur, ontvangt de mens daarmee de mogelijkheid om alles in deze wereld te besturen (in de eerste twee delen). Met andere woorden, de weg naar het bestuur over deze wereld ligt in de hoge wereld. En dat is begrijpelijk, want uit de hoge wereld dalen alle signalen van het bestuur neer evenals alle gebeurtenissen en zij verschijnen voor ons in hun voltooide vorm.
Daarom is de afwijzing van realisatie van zijn wensen via deze materiële wereld, weigering van vruchteloze pogingen van het zich vullen in deze materiële wereld houdt in de weigering van vruchteloze pogingen in het veranderen van zijn lot, terwijl de onthulling van de hoge wereld betekent het zich aansluiten in het algemene bestuur over het heelal.Het aangeboden materiaal laat zien in hoeverre alle daden van de mens en zijn toestanden in deze wereld voorbeschikt zijn. Dat zijn allen, behalve één, die alle overige bepaalt: het streven naar de hoge wereld, naar zijn onthulling en naar het beheersen van de wetten van het hoge bestuur.
Vragen en antwoorden:
Wat is de wetenschap Kabbala?
De wetenschap Kabbala is de methode voor de onthulling van de enige het hele heelal besturende Hoge kracht aan iedereen die zich in deze wereld bevindt.
Wat bestudeert de wetenschap Kabbala?
De wetenschap Kabbala bestudeert de bron, het proces van de ontwikkeling en inrichting van het heelal, zijn oorzakelijke verbanden, het doel, de plaats van de mens daarin en de praktische toepassing van deze kennis bij het oplossen van de vraag over de taak van de mens in de wereld.
Waar heb ik het voor nodig om de Kabbala te bestuderen?
De studie van de wetenschap Kabbala stelt de mens in staat om antwoord te geven op de vraag over reden en doel van zijn bestaan, zijn plaats in het heelal te bepalen, te onderzoeken en voor de allerbeste mogelijke oplossingen te kiezen om zijn toestand tot een betere te veranderen.
Waarmee onderscheidt de Kabbala zich van een gewone geestelijke beweging?
De wetenschap Kabbala is de methode voor het bestuderen en praktische beheersing van de wet van het heelal die voor allen is geopenbaard. Zoals de Kabbala zelf beweert, naarmate aan de mens zijn volledige desoriëntatie, hulpeloosheid en de dreiging tot zelfvernietiging steeds duidelijker voor ogen komt te staan, zal de mensheid doordrongen worden van de noodzaak om het ware doel van het bestaan van de wereld te onthullen en dan zal de onvermijdelijkheid ontdekt worden van de beheersing van de kabbalistische kennis.
Heeft de Kabbala betrekking op een bepaalde nationaliteit. Kabbala is toch een joodse leer?
De grondslagen van de Kabbala werden ontdekt door een zekere Abraham, een bewoner van de antieke Mesopotamië. Hij maakte een begin aan de methodische ontwikkeling en hij schreef het eerste boek der Kabbala: 'het Boek der Schepping'. Zijn leerlingen, verwanten, slaven en nakomelingen organiseerden zich tot een groep die zijn erfenis bestudeerden. Deze groep ging zich vervolgens 'het volk Israël' te noemen, hoewel hun kenmerken bewijzen dat zij een deel van het oud-perzische volk waren (dat bevestigen tevens genetische onderzoekingen).
Wie is de leider van de organisatie?
Heden is de organisatie 'Bnei Baruch', die honderdduizenden studerenden over de hele wereld telt, de grootste organisatie in het bestuderen en verspreiden van de Kabbala. De leider van de organisatie is de kabbalist Michael Laitman (naar zijn universitaire opleiding is hij biocyberneticus).
Waarom is de opleiding gratis en door welke middelen wordt zij gegeven?
De verspreiding van de kabbalistische kennis brengt iedereen die dit beheerst tot het correcte gedrag in deze wereld en uiteindelijk brengt dit vrede en goedheid in de wereld. Daardoor worden degenen die de Kabbala studeren doordrongen van het besef van de relevantie van het verstrekken van deze kennis aan iedereen die dat wenst.
Daarom stellen wij alle verzamelde kennis gratis beschikbaar aan alle belangstellenden via onze site op internet (http://www.kabbalah.info) in 22 talen van de wereld. De ondersteuning van de site wordt door vrijwillige bijdragen van de leden van de organisatie bekostigd. De organisatie geeft allerlei leermiddelen uit. De verkregen opbrengst stelt ons in staat om alle activiteit van de organisatie te ondersteunen.
Wie zijn de sponsors van publieke evenementen en acties?
De deelnemers van publieke evenementen en acties sponsoren over het algemeen zelf hun evenementen.
Met welke middelen handhaaft de organisatie zich?
Op de vrijwillige bijdragen van elk lid.
Hoe is de organisatie opgebouwd?
De organisatie bestaat uit een leerafdeling en een zakelijke afdeling. De leider van het leerproces is de kabbalist Michael Laitman. Met enkele van zijn assistenten bepaalt hij het hele leerproces op alle niveaus in verschillende groepen.
Het leerproces heeft geen aanrakingspunten met de overige activiteiten van de organisatie, zoals het uitgeven van leermiddelen, de organisatie van congressen en seminaars, advertenties, de huishouding van de organisatie en dergelijke. Dit soort aspecten leiden die leden van de organisatie die hoofd zijn van dienovereenkomstige afdelingen en onderafdelingen zelf. De overige leden van de organisatie participeren vrijwillig in haar activiteiten.
Welke aanpak wordt aangewend in het leerproces?
Eerst worden klassieke kabbalistische bronnen bestudeerd: 'het Boek van de Schepping', 'het Boek Zohar', werken van AR'I, werken van Baal Soelam en werken van Rabash. Alle lessen en lezingen worden uitgezonden in het voor iedereen open internationale systeem van Internet in de talen: Hebreeuws, Russisch, Engels in simultane vertaling.
Hoe is de methode opgebouwd?
In het leerproces van de inrichting van de Hoge werelden begint de leerling geleidelijk hun structuur en vorm, karakter en eigenschappen waar te nemen. Dat is te vergelijken met het leren beheersen van elke praktische vaardigheid in onze wereld. Een gewoonte en training doet in de mens de mogelijkheid ontstaan om het voorheen onvoelbare, ontglippende te gaan waarnemen. De gewoonte zelf schept in een studerende de juiste voorwaarden om de voor de moderne mens niet voelbare fijnere laag van het heelal, die zich buiten, rondom onze waarneembare wereld bevindt, waar te leren nemen.
Welk resultaat geeft het in een groep lezen van de leerstof?
Het in de groep lezen van het leermateriaal schept bij ieder groepslid een grote predispositie tot verhoging van gevoeligheid voor fijne vibraties van het heelal. Dit is mede afhankelijk van zijn band met de groep. In het leerproces ontwikkelt de studerende als het ware een nieuw zintuig, dat hem de aanvullende uitwendige sfeer onthult rondom de door ons waarneembare wereld. In deze sfeer ontstaan alle toekomstige gebeurtenissen, die vervolgens in onze wereld neerdalen.
Ook al onze handelingen worden in deze wereld op dat uitwendige niveau gefixeerd en dit is bepalend voor toekomstige gebeurtenissen. Door het op die manier verkrijgen van een reële waarneming van een uitwendige, hogere informatielaag is degene die waarneemt beter in staat om correcter te handelen, om tot de allerbeste en meest comfortabele toestand te komen voor zichzelf en voor anderen.
Waarom is de kabbalistische methode opgebouwd op een groepsaanpak en waarom kan men zich niet individueel ontwikkelen?
Er wordt een grote concentratie van aandacht vereist om te komen tot ontwikkeling van de mogelijkheid van het waarnemen van subtiele sensaties in zichzelf. Medecursisten helpen elkaar effectief hierbij door hun aanwezigheid en deelneming.
Kabbala en drugsverslaving: kan de Kabbala een alternatief worden voor drugsverslaving? Indien ja, zal het dan niet een substitutie van één door een ander worden?
Aangezien de wetenschap Kabbala een mens de ware doelen van zijn bestaan openbaart, namelijk het brengen van de mens tot de toestand van de eeuwigheid en volmaaktheid in dit leven, zullen de redenen die een mens tot de drugsverslaving brengen verdwijnen. Als men de pubers laat zien wat het ware doel van het leven van de mens inhoudt; de mogelijkheid tot het bereiken van de volmaaktheid, van het oneindige bestaan, van de onbeperkte bevatting en macht, zal deze kennis beslist alle problemen van drugsverslaving, van crimineel gedrag en alle ondeugden van de mensheid doen stopzetten.
De wetenschap Kabbala beweert, dat de reden van een dermate evidente manifestatie van alle mogelijke ondeugden in onze tijd slechts één doel heeft: om aan mensen de onvermijdelijkheid van de bevatting van het heelal te onthullen, de mens op zijn doel wijzen en hem daardoor tot geluk brengen.
Het gebruik van drugs. Hoe verklaart de Kabbala dit fenomeen. Staat een toestand van bedwelming door het gebruik van drugs dicht bij spirituele genietingen?
Het gebruik van drugs is het ontvluchten van lijden en naarmate het lijden in onze wereld zal steeds blijven groeien zal het gebruik van drugs (en alcohol) blijven toenemen. Dit blijft totdat de mens de noodzaak zal erkennen het heelal te onthullen en te begrijpen waarom het hem zo vergaat.
Vanaf het ontstaan van de menselijke beschaving neemt het egoïsme in de mens, ofwel de wens om te genieten, van generatie tot generatie toe. In het proces van duizenden jaren van ontwikkeling ging het egoïsme door een proces van het streven naar dierlijke genietingen, vervolgens naar rijkdom, naar roem, naar macht en naar kennis.
In onze tijd kwam dit proces tot een einde. De wens tot kennis is de laatste, allerhoogste binnen de perken van onze wereld en de mens begint een gevoel van uitzichtloosheid te ondervinden, want 'er blijft niets meer te wensen over'. De volgende wens, die zich in de mens dient te vertonen is het streven naar de Hoge wereld, naar zijn wortel en oorzaak.
Bestaan er voorbeelden van genezing van drugsverslaving middels de Kabbala?
Onder onze leerlingen zijn er mensen die in het verleden drugs gebruikten. Met het zich verdiepen in het leren hielden de drang en zelfs de gewoonte vanzelf op hen bezig te houden, aangezien de sensaties via de Kabbala veel scherper en boeiender zijn.
De Kabbala is de wetenschap over het ontvangen van genieting. Waarom moet ik ontvangen, ik geniet zo toch ook?
De Kabbala is bedoeld om de mens een antwoord te geven op de vraag naar de oorzaken van zijn lijden, opgebrandheid en ontevredenheid. Als bij een mens deze vraag niet opkomt, dan heeft hij geen Kabbala nodig. In de wetenschap Kabbala komt men met een vraag: 'Wat is de zin van mijn leven?' en juist daarop ontvangt men het antwoord met de onthulling van de zin van het heelal en ieder die daarin verblijft.
De Kabbala zegt, dat in onze wereld de wet van beperking geldt, dus zodra wij ons hebben bevredigd verdwijnt de genieting. Maar op het moment dat ik een aardse genieting ontvang, geniet ik toch, al is het maar voor even. Maar ik geniet, dus dan hebben wij hier toch datgene waarvoor het de moeite waard is om voor te leven?
De vraag is wat men 'leven' noemt. De Kabbala noemt het echte leven een genieting en zegt, dat het doel van het bestaan bestaat in het ons vullen met onvergankelijke, eeuwige en volmaakte genieting. Zo'n genieting is volkomen tegengesteld is aan een door ons waargenomen nietige genieting, qua grootte en duur van de sensatie. Het doel van de Kabbala is om de mens tot de volmaaktheid en eeuwigheid te brengen en daarmee tot de volmaakte en eeuwige genieting.
In het geestelijke heeft genieting geen tendens tot beperking. Maar hoe kan ik begrijpen dat ik oneindig geniet als ik niets heb waarmee ik het kan vergelijken, dus met het ontbreken van genieting? Bestaat er zo'n begrip als verzadiging in het geestelijke?
Een geestelijke genieting is een onophoudelijk ontwikkelende genieting en daarom is juist deze genieting niet afnemend, maar groeiend en eeuwig. Dit is zo sterk, dat een mens zelfs bij het afscheid nemen van zijn aardse lichaam een andere, een nog hogere genieting dan tijdens zijn leven proeft en geen dood ondervindt, aangezien zijn genieting hoger staat dan het niveau van leven en dood van het aardse lichaam.
De Kabbala en hypnose: bestaat er een verband, en als dat niet zo is, hoe beargumenteert u dat en hoe kom ik daarover te weten?
De wetenschap Kabbala is de methode tot individuele beheersing van de wereld waarin wij allemaal bestaan. Studerenden ontvangen kennis uit één bron, delen met elkaar in hun ervaringen en toetsen ze aan zichzelf in verscheidene levenssituaties.
De Kabbala verplicht een mens om getrouwd te zijn, gezin te onderhouden, te werken, zijn burgerlijke verplichtingen te vervullen, zijn omgangskring niet te beperken en zich niet af te zonderen, maar deze wereld juist te aanvaarden als speciaal geschapen om daaruit aan de Hoge wereld in zijn ondervindingen toe te voegen.
Wordt er in de Kabbala gebruik gemaakt van meditatie en indien niet, wat is dan de intentie?
In de Kabbala is een concentratie nodig om door beelden van deze wereld heen de enige over de hele natuur besturende kracht te ontdekken.
De Kabbala zegt, dat de mens gedreven wordt door puur egoïstische motivaties, dus de mens bestaat volledig uit de wens om te ontvangen. Hoe verklaart u dan voorbeelden van verschillende heldendaden, wanneer mensen de dood tegemoet gingen omwille van een idee of voor het heil van een maatschappij. Wat konden ze ontvangen in deze situatie, zij zouden toch doodgaan?
Onder egoïstische daden van de mens zijn ook het soort daden die ons ons volkomen onzelfzuchtig lijken. Dat komt, omdat wij de structuur van onze egoïstische natuur niet volledig kennen en sommige motivaties, als liefde en zelfopoffering lijken ons niet egoïstisch maar altruïstisch. Men kan slechts een daad altruïstisch noemen indien een mens geen één van zijn wensen vult.
Zo''n daad is de mens niet in staat om te verrichten, omdat hij de daarvoor benodigde energie niet zal opbrengen. Daarom bevinden wij ons in de volledige macht van onze egoïstische natuur. Het onder haar wetten uitkomen is slechts mogelijk, indien wij een andere natuur zullen verkrijgen, wanneer het geven zelf tot een genieting geworden is. Dat is slechts mogelijk middels de kabbalistische methode van het aantrekken van het Hogere, het egoïsme corrigerende licht dat 'Or Makief' heet.
Moet ik een of andere verplichting op mij nemen of moet ik iets geven, als ik mij met de Kabbala bezighoud?
Afhankelijk van de ernst van de vraag in een mens over de zin van het leven is hij bereid om aan het bestuderen van de methode voor het bereiken van de zin van het leven een overeenkomstige hoeveelheid tijd, energie en middelen te besteden. Aangezien het bevatten van de materie slechts mogelijk is in een nauwe vriendschappelijke groep van studerenden, dient de mens inspanningen te leveren tot het naderen van zijn kameraden in een groep. Zoals bekend is, is er niets beters om tot elkaar te komen dan gemeenschappelijke maaltijden, picknicks, en dergelijke.
Eigenlijk wordt ook in een groep van de Kabbala studenten zulke gezamenlijke evenementen aangemoedigd. Daar aan deelneming aan zulke evenementen bepaalde materiële kosten verbonden zijn, dient elke persoon daarin op gelijke voet met allen te participeren. Maar alles dat in een groep studerenden gebeurt, gaat uit van een vrijwillige en behoedzame houding ten opzichte van elke deelnemer. Het is wel wenselijk dat studerenden participeren in evenementen ter verspreiding van de wetenschap Kabbala en in het onderwijzen van beginners.
Onderscheiden kabbalisten zich van andere mensen wat betreft een bepaald kenmerk, zoals bijvoorbeeld hun moraal?
Een kabbalist ondergaat een verandering slechts naar de mate van zijn correctie. Aanvankelijk loopt hij een periode door van de bewustwording van zijn egoïsme als zijn eigen kwaad. Gedurende deze periode groeit het egoïsme in hem onophoudelijk door, omdat het zo sterk dient te worden, dat het aan de mens absoluut duidelijk wordt, dat hij niet in staat is het te overwinnen en dat zijn egoïsme zijn enige kwaad is. Daarom is kabbalist in deze periode nog egoïstischer dan mensen die hun egoïstische ontwikkeling niet doorlopen.
Deze periode kan enkele jaren duren. Vervolgens begint de periode van het uitstoten van het egoïsme, wanneer kabbalist zich sterk negatief verhoudt tot de manifestatie van egoïsme, zowel zijn eigen egoïsme als dat van anderen. Omgekeerd, hij verhoudt zich sterk positief tot de manifestatie van het goede in zichzelf en in anderen. De volgende fase is, dat de kabbalist mensen alleen positief beoordeelt, omdat hij het bestuur van de Schepper al volledig rechtvaardigt.
Zijn er voorbeelden van ethische aard, voorbeelden van barmhartigheid van de kant van kabbalisten van nu of van vroeger?
Kabbalist in geen geval een allesvergevende en barmhartige, omdat hij beseft dat het bestuur van de Schepper rechtvaardig en waarachtig is. Daarom beoordeelt hij lijden als noodzakelijk en tracht niet 'door zijn medelijden de wreedheid van de Schepper te compenseren'. Dus hij is in geen geval barmhartiger dan de Schepper, die aan een mens alles toezendt wat nodig is voor zijn vooruitgaan naar het Doel van de schepping.
Een vraag over de geschiedenis van kabbalisten: wie was de eerste kabbalist en in welke bronnen wordt dat bevestigd?
Abraham is de eerste kabbalist en auteur van het 'Boek van de Schepping'. Mozes is de auteur van de 'Torah'. Rabbi Sjimon bar Jochai is de auteur van 'het Boek Zohar'.
AR'I is de auteur van vele boeken. Het belangrijkste is 'het Boom des Levens'. J. Ashlag (Baal Soelam) is de auteur van Talmoed Esser Sfirot, het commentaar op het boek 'het Boom des Levens' ('Ets Chaim') en het commentaar Soelam op 'het Boek Zohar'.
Rabash (rabbi Baruch Ashlag) is de auteur van boeken 'Sjamati', 'Slavej Soelam' en 'Dargot Soelam'.
Kan de Kabbala ons voordeel leveren? Zijn er voorbeelden bekend over een voordeel, dat de Kabbala opleverde?
De Kabbala kan voordeel brengen door het onthullen van de ware wetten van het heelal. Zo ontdekt de mens de mogelijkheden van het effectieve gebruik van zijn krachten en die van de omringende wereld en ziet tevoren de nietigheid van overige pogingen tot ontwikkeling. Op het niveau van een maatschappij hebben wij zulke voorbeelden nog niet gezien, aangezien de Kabbala nog nooit praktisch gerealiseerd werd in enige maatschappelijke groep, sector of staat.
Beschikken kabbalisten over een bovennatuurlijke kracht?
Kabbalist ontvangt van boven krachten voor het beheersen van zijn wens. In de mate van de mogelijkheid om zijn wensen te gebruiken in samenhang met de hoge wet van het heelal, naar de eigenschappen van het geven, ontvangt kabbalist in zijn gecorrigeerde wensen de hogere informatie en vulling met genieting.
Kunnen de Kabbala en kabbalisten mensen van ziekten genezen?
De Kabbala is per definitie de methode van de openbaring van de Schepper aan de mens, die in deze wereld leeft. Naar mate van de onthulling van de Hoge wereld vult een kabbalist zich met het Hoge licht, dat kracht, gezondheid en heil brengt. Ik gebruik deze methode in mijn praktijk voor geneeskundige behandelingen.
Maar aangezien alle mensen onderling verbonden zijn, wordt een kabbalist vóór de volledige correctie van alle mensen en voor het bereiken van de volledige verworvenheid door allen van de volmaaktheid en eeuwigheid soms 'ziek' voor de overigen. Hoewel hij zelf gezond dient te zijn, ziekt hij met hen samen, daar hij een deel van allen uitmaakt.
De wetenschap Kabbala bestudeert de bevatting van het Hoge. De Schepper, de Hoge kracht is dat iets concreets? Heeft het een vorm of verblijfplaats? Kan men het met de vijf zintuigen voelen (zien, aanraken e.d.)?
Vanaf de geboorte beschikken wij over vijf zintuigen: gezichtsvermogen, gehoor, reukzin, smaak en tastzin. Datgene wat wij met onze zintuigen waarnemen noemen wij 'onze wereld'. Wat niet binnen dit bereik van de waarneming valt of niet door een instrument dat het bereik van elk zintuig uitbreidt niet opgevangen wordt, nemen wij niet waar en kennen wij niet. Wij weten zelfs niet, wat ons nog ontbreekt om het volledige beeld te krijgen van wat ons omringt.
Al hetgeen dat door ons niet waargenomen wordt, maar dat buiten ons bestaat, wordt door een aanvullend orgaan opgevangen. Dat aanvullende orgaan is de wortel van alles wat wij waarnemen in onze vijf zintuigen of de Schepper. Sensaties in het zesde zintuig, dat 'scherm en weerkaatst licht' heet, lijken niet op datgene wat in de vijf zintuigen waargenomen kan worden. Aan degene die dit niet waarneemt is onmogelijk uit te leggen, wat het is, of zelfs om een gelijkenis aan deze sensatie onder onze waarnemingen te vinden.
De Schepper wordt dus slechts middels een aanvullend zintuig waargenomen en kan daarom door ons niet beoordeeld worden met criteria als: afmeting, beeld, gewicht, kleur, smaak, consistentie, enzovoort. De taak van de wetenschap Kabbala is om in de studerende mens een aanvullend zintuig te ontwikkelen en hem te onderwijzen hoe het correct te gebruiken.
Een waarneming in dit orgaan heet het geestelijke of het geestelijke leven. De bijzonderheid van het aanvullende orgaan bestaat daarin, dat hoewel een mens het zelf ontwikkelt, terwijl hij deze wereld steeds waarneemt, de waarnemingen van dit zesde zintuig op generlei wijze van de andere vijf zintuigen afhankelijk zijn. Een mens kan afscheid nemen van zijn lichaam en van zijn vijf zintuigen, terwijl het waarnemen middels het zesde zintuig overblijft.
Kan een mens verleden of toekomst zien? Als dat niet kan, hoe verklaart u dat waarzegsters en tovenaars de toekomst soms correct voorspellen? En hoe moeten we aankijken tegen profetische geschriften, uit bijvoorbeeld de Bijbel, waarvan alles is uitgekomen en gaat uitkomen?
Een kabbalist is helemaal geen voorspeller. Inderdaad, velen in onze wereld kunnen de toekomst voorspellen. Dieren voorvoelen natuurverschijnselen al een lange tijd vóór het aanbreken daarvan. Mensen die ver van de beschaving af staan, scherpen hun extrasensorische (in vergelijking met gewone mensen) waarnemingen dermate, dat zij vorige en toekomstige gebeurtenissen kunnen 'zien'.
De Kabbala stelt, dat alle beelden van datgene wat zich in tijd voordoet tegelijkertijd bestaan en slechts voor ons worden uitgevouwen langs de as van tijd. Maar het is mogelijk om boven de tijd te stijgen en dan zullen verleden, heden en toekomst waargenomen worden als gebeurtenissen bij het doorkijken van een filmband, langs welke wij willekeurig met ons blik kunnen glijden, terwijl wij beelden van alles waarvan de afloop vast staat observeren.
De Kabbala zegt ons dat wij gebeurtenissen en hun opeenvolging niet kunnen veranderen, omdat het opgeschreven is in onze geestelijke genen (resjiemo). Maar wij kunnen onze houding tot datgene wat zich voordoet veranderen en dit verandert radicaal ons oordeel over zowel dramatische als vreugdevolle gebeurtenissen.
Maar een kabbalist probeert nooit te zien wat er gaande is. Integendeel, terwijl hij de gebeurtenissen zelf abstraheert, verheft hij zich erboven in zijn houding en ziet hen als manifestaties van het absolute goede bestuur van de Schepper. Hij aanvaardt elke gebeurtenis als uitgaande van de Schepper met het doel om hem naar de eeuwigheid en volmaaktheid te brengen, juist door de ontwikkeling in zichzelf van een houding tot gebeurtenissen, die gelijkend is op de houding van de Schepper ten aanzien van hen (chafets chesed).
Hoeveel tijd is er nodig om het zesde zintuig te ontwikkelen?
Baal Soelam in 'het Voorwoord bij TES' beweert, dat daar een termijn van 3 tot 5 jaar voor nodig. Ik moet toevoegen, dat dit mogelijk is als van de kant van een studerende aan alle voorwaarden voor de correcte voortgang is voldaan. Afhankelijk van ijver kan deze termijn ook korter zijn, hoewel praktijk uitwijst dat bij gunstige omstandigheden daar toch zelfs een termijn van 7-10 jaar voor nodig is.
Weten religies iets over het bestaan van het zesde zintuig? Bestaan er gevallen waarin een religieuze mens, bijvoorbeeld een priester, zich met de Kabbala bezighield en daarbij ook priester bleef?
Degene die zich met de Kabbala begint bezig te houden, ontdekt dat hij zich buiten conventies, riten en tradities van deze wereld bevindt, omdat hij begint in zichzelf dat zintuig (punt in het hart) begint te ontwikkelen, dat op geen enkele manier met deze wereld verbonden is, maar slechts met de Schepper Zelf.
En daarom ontdekt hij voor zichzelf, dat geen enkele tradities, religie of geloof enige betrekking heeft tot de Schepper Zelf of ook maar verband houdt Hem. Zij zijn geschapen door mensen voor psychologisch gemak, ten behoeve van een gevoel van veiligheid, voor de rechtvaardiging voor zijn bestaan en voor een gelegitimeerde invoering van minimale morele principes voor het menselijke bestaan (voor de menselijke samenleving).
Maar aan de andere kant meent de Kabbala ook, dat elke mens nog een behoefte kan voelen naar een rite, terwijl hij zich met de Kabbala bezighoudt. De Kabbala rukt het individu in geen geval los van zijn traditie, maar raadt hem aan om zijn tradities te blijven volgen totdat hij de afwezigheid van de behoefte eraan gaat voelen.
Bovendien verwelkomt de Kabbala de uitvoering van tradities en wetten voor de opvoeding van de mens, waarbij zij meent, dat ze kunnen helpen de mens meer georganiseerd te maken in de periode van het bijbrengen van kabbalistische regels. Dit lukt totdat de sensatie van de Schepper, de Hoge wereld, hem zal aanleren hoe absoluut correct te denken en te handelen.
Bestaat er leven op andere planeten of in het melkwegstelsel? Weet de Kabbala iets daarover?
De Kabbala beweert, dat er geen andere verstandelijke doelgerichte schepping in het heelal is, behalve de mens. Alles is slechts voor de mens geschapen om hem tot het niveau van de Schepper te verheffen. De taak van de mens in de schepping is, om de hem gegeven vrijheid van wil te gebruiken om het door de Schepper vastgelegde Doel middels vrijwillige of noodgedwongen correctie (middels de Kabbala of door het lijden) te bereiken.
Geboorte en dood, hoe verklaart de Kabbala deze begrippen? Wat gebeurt er met een mens wanneer hij sterft. Verhuist zijn ziel in een ander lichaam of komt hij toch terecht in het paradijs of de hel?
Geboorte en dood van het lichaam zijn niet meer dan biologische processen. Bij het sterven van het lichaam sterven zijn vijf zintuigen samen met hem en de waarneming van 'deze wereld' verdwijnt natuurlijk. In het leven van elke gewone mens bestaat het zesde zintuig, ondanks het feit dat het in ieder van ons in het begin slechts als een 'punt' bestaat. Dit is de rudimentaire toestand (slechts in de vorm van resjiemo), waarbij het niets in zich waarneemt.
Na het sterven van het lichaam, na het verdwijnen van de waarnemingen middels de vijf zintuigen, waarborgt het punt van het zesde zintuig een waarneming van het zich bevinden in de wortel, in de Schepper, totdat de volgende inbedding in een biologisch lichaam met zijn vijf zintuigen plaats vindt door de volgende geboorte in deze wereld.
Als de mens echter gedurende zijn leven het zesde zintuig ontwikkelt, dan begint hij al tijdens zijn leven in dat punt de Hoge wereld waar te nemen en hij identificeert zich dermate daarmee, dat het sterven van het lichaam door hem slechts gezien wordt als het verdwijnen van zijn waarneming van slechts een gering pakket van beperkte informatie. Het inbedden in een nieuwgeboren lichaam wordt in zo'n geval een voortzetting tot verdere geestelijke ontwikkeling.
De spirituele ontwikkeling is mogelijk zowel ín het lichaam als buiten het lichaam. De hel en het paradijs zijn toestanden, die waargenomen worden door hem die de Schepper aan het bevatten is: hel - is een volledige verwijdering van de Schepper en paradijs - is een volledige samenvloeiing met de Schepper.
Wanneer verhuist de ziel in een ander lichaam: op het moment van verwekking of op het geboortemoment?
De ziel is een uit de punt ontwikkelde klie (vat, kanaal): een vat tot gelijkenis met de Schepper. Het punt van het streven naar gelijkenis met de Schepper is aanwezig binnen alle wensen van de mens, die wensen van het hart heten, of gewoon binnen het hart. Daarom heet het punt 'punt in het hart'. Indien een persoon door het gebruik van de kabbalistische methode het punt tot afmetingen van een minimaal vat van gelijkenis met de Schepper ontwikkelt, dan begint hij daarin het Hoge licht, dus de aanwezigheid van de Schepper waar te nemen.
Er zijn in totaal vijf niveaus van ontwikkeling van het vat van de ziel: 0 - 1 - 2 - 3 - 4 en elk niveau bepaalt met welk licht wordt dat vat gevuld waardoor een mens een waarneming van de Schepper ervaart. Op die manier wordt de ziel in de mens ingebed, die het zesde zintuig tot een minimale afmeting ontwikkelt.
Tussen de verhuizingen van de ziel in lichamen wordt dan de machsom gekruist?
De machsom is een denkbeeldige grens tussen een waarneming slechts via de vijf zintuigen, dus waarnemingen van 'deze wereld', en een waarneming via het zesde zintuig, dus een sensatie van 'de Hoge wereld'. Het passeren van de drempel tussen waarneming van onze wereld en die van de Hoge werelden is een gebeurtenis van het ontvangen van een minimaal vat van de ziel, een minimum van het hem vullend licht en daarmee een waarneming van de Schepper.
Waar hebben wij het voor nodig om hier vermogens te ontwikkelen, wetenschappen te studeren, ambachten uit te oefenen, vreemde talen te leren enzovoort als dit in het geestelijke toch niet nodig zal zijn?
Deze wereld verschijnt in onze vijf zintuigen als een kopie van de geestelijke wereld; van de toestand van de waarneming in het zesde zintuig. Het verschil ligt slechts in het materiaal, waarop een waarneming plaats vindt: via het egoïstische materiaal (matrijs, scherm) of via het altruïstische. Daarom is de ontwikkeling van het zesde zintuig onmogelijk uit een andere situatie als uit het zich bevinden in waarnemingen van onze vijf zintuigen. Juist uit hen, misschien in weerwil van hen, kunnen wij het zesde zintuig correct ontwikkelen, omdat de verhoudingen tussen de vijf zintuigen en het zesde tegengesteld zijn.
Bestaat er een verstandiger iemand dan de mens?
Het verstand is een voortbrengsel van wensen, die juist het bereiken van het gewenste voorkomt. Aangezien er geen egoïstischer wezen bestaat dan de mens, is er geen verstandiger wezen dan de mens. Naarmate de ontwikkeling van het zesde zintuig voort schrijdt, worden in de mens juist tevens zijn natuurlijke wensen ontwikkeld, om op hen het zesde zintuig op te gaan kweken.
Daarom wordt degene die de Kabbala bestudeert een grote egoïst en een verstandiger wezen dan zijn omgeving. Maar dit is juist dankzij het feit, dat hij hoger gaat en in weerwil van zijn egoïsme handelt. In zo'n geval kan men stellen, dat er is geen verstandiger wezen is dan de kabbalist, die het hele heelal aan het bevatten is van laagten van onze wereld tot de hoogten van de Hoge wereld.
De Kabbala zegt, dat op andere planeten slechts dierlijke en vegetatieve natuur bestaat. Hoe weet de Kabbala dat? Vliegen kabbalisten daar soms?
Binnen de grenzen van ons Heelal is het bestaan van alle vormen van leven mogelijk, zelfs van wezens, die door hun verstand en biologisch aan ons gelijk zijn. Zij bevatten echter niet onze geestelijke essentie, het punt in het hart, de kiem van de ziel, het vat van gelijkenis aan de Schepper. Dat is slechts te vinden in de mens op de planeet Aarde.
Waarom zegt U, dat het onmogelijk is om geestelijke categorieën door aardse begrippen te verklaren. Men kan toch alles met woorden uitleggen?
Met aardse woorden kan men slechts verschijnselen verklaren die deze woorden voortbrengen. Voor elk van onze waarnemingen vinden wij een geschikt woord voor het uitdrukken van die waarneming. Maar als er geen analoog bestaat aan een waarneming in onze wereld, dan is er ook geen naam voor te geven.
Daarom kan men datgene wat in het zesde zintuig wordt waargenomen niet uitdrukken met woorden van deze wereld. Om aan ons een uiterlijke vorm van hun waarnemingen van de Hoge wereld door te geven, gebruiken kabbalisten 'de taal van takken'. Aangezien uit de Hoge wereld krachten neerdalen, gebruiken kabbalisten namen van objecten en handelingen uit onze wereld voor het aanduiden van namen van objecten en handelingen uit de Hoge wereld.
Het probleem bestaat daarin, dat wij bij het lezen van kabbalistische teksten als het ware een relaas over onze wereld lezen, terwijl kabbalisten de Hoge wereld bedoelen. Maar wij zullen niet ontdekken welke objecten en handelingen door kabbalisten bedoeld zijn, voordat wij in een waarneming van de Hoge wereld zullen binnenkomen. Waarvoor dienen wij dan kabbalistische teksten te bestuderen? Dit dient alleen om het Hoge corrigerende licht aan te trekken.
Waarom bestaat er een indeling in geslachten in onze wereld (vrouw en man) en wat voor zin heeft dat?
Om de malchoet, ofwel de wens om te genieten, tot correctie te brengen is het nodig om daarin de eigenschappen van de biena, ofwel de wens om te geven, in te brengen. De malchoet verandert zijn eigenschappen van ontvangen niet in die van geven, maar terwijl de malchoet de eigenschappen van de biena waarneemt, wordt het doordrongen door de wens om zijn eigenschappen aan de biena te doen gelijken. Dat houdt in dat zijn enige mogelijke handeling, het ontvangen van genieting, gelijk wordt aan de handeling van de biena, de Schepper,: het geven.
Het inbrengen van de eigenschap biena in de malchoet wordt bereikt door het breken van het vat (klie, scherm) en door vermenging van eigenschappen van biena en malchoet. Als gevolg daarvan ontstaan in zielen zowel de eigenschappen van de biena - gevende, als die van de malchoet - ontvangende. Men dient beide te corrigeren. Zo doet iedereen dat, die zich corrigeert, waarbij hij zijn ziel corrigeert.
Maar alles wat bestaat in het geestelijke vindt zijn weerklank in materiële objecten en handelingen van onze wereld. Daarom vindt in lichamen van onze wereld een verdeling plaats in lichamen die in het spirituele met de gevende partsoef (geestelijk object) overeenkomen, Zeir Anpien genaamd (afk. Z'A) - man, en de ontvangende partsoef, malchoet - vrouw. Dienovereenkomstig is ook de methoden van correctie van wensen met de intentie 'omwille van zichzelf' in die van 'het geven' verschillend voor elk geslacht. Men dient wel op te merken, dat na een afzonderlijke individuele correctie alle zielen met de Schepper samenvloeien als gelijke en volmaakte zielen.
Bestaan er daadwerkelijk zulke fenomenen als het boze oog, verwensing, aura, heksen, engelen en dergelijke?
Aangezien alle zielen delen van één gemeenschappelijk systeem zijn, namelijk van de ene ziel, die Adam heet, zijn ze in staat om elkaar te beïnvloeden door wederzijdse verhoudingen. Hieruit ontstond met name het boze oog, verwensingen, zegeningen en geestelijke hulp. In de spirituele wereld zijn er delen van de natuur te benoemen als: levenloze, vegetatieve, dierlijke en menselijke, eveneens als in onze wereld.
Allemaal zijn dit geestelijke krachten zonder karakter en vorm. Dienovereenkomstig hun namen zijn: levenloze - heichalot (vertrekken); vegetatieve - levoesjiem (bekledingen); dierlijke - malachiem (engelen); mens - nesjamot (zielen). Slechts in onze wereld bestaat er een kracht, een eigenschap, die in een lichaam is ingebed. In de geestelijke wereld zijn alle objecten en handelingen krachten zonder enig individueel karakter.
Waarom slaapt een mens. Wat is een droom en wat gebeurt er met een mens tijdens zijn slaap?
Alle eigenschappen, verrichtingen, toestanden in de geestelijke werelden vinden hun afbeelding in materiële objecten in onze wereld in een materiële kopie. In de Hoge wereld kan een ziel zich in een kleine vulling met licht bevinden (katnoet) of in een grote (gadloet). Een kleine toestand wordt benoemd als prenataal, voeding met borst, pubertijd. Een grote toestand wordt benoemd als in rijp en ouderdomstoestand. In elke van deze toestanden bestaat tevens een toestand van de droom: een tijdelijke uitstorting van essentiële massa's van licht uit een ziel.
Is de Kabbala op een of andere manier met andere geestelijke stromingen verbonden, bijvoorbeeld, met sjamanisme, en dergelijke?
Nooit en op geen enkele manier was de wetenschap Kabbala verbonden met welke mystieke, religieuze, 'geestelijke' stroming dan ook. De Kabbala is de wetenschap is over de natuur van de Hoge wereld, die zich onthult naarmate in de mens het zesde zintuig, het scherm, ontwikkeld wordt. Het medium van het onderzoek is scherm. De methode van dat onderzoek heet wetenschap Kabbala.
Het te onderzoeken object is de Schepper ofwel de Hoge wereld, hetgeen hetzelfde is. Een waarneming van de Schepper noemen wij een waarneming van de Hoge wereld of werelden. Geestelijke traptreden zijn maten van waarneming van de Schepper. Of nog preciezer: berhaupt alles dat door ons waargenomen wordt, is in wezen niets anders dat een waarneming van de Schepper in onze klie, in onze wens. Zelfs vóór het beheersen van een scherm neemt een mens de Schepper waar in de vorm van deze wereld. Daarom noemt men zo'n waarneming 'het verborgen zijn van de Schepper'.
Welk verschil bestaat er tussen de Kabbala en de gewone psychoanalyse?
Alles wat begrijpelijk is, is conform de waarheid voor allen die aan het bevatten zijn. Dit kan opgeschreven worden en kan door iedereen gereproduceerd worden, die over dezelfde mogelijkheden beschikt, namelijk een ontwikkeld scherm. De psychoanalyse houdt zich bezig met analyse van aardse natuurlijke eigenschappen van de mens, behorende tot het niveau van onze wereld. De Kabbala houdt zich bezig met het verkrijgen van een nieuwe, hoge eigenschap.
Bestaat er een verschil tussen de Kabbala en andere geestelijke stromingen en confessies?
Alles behalve de wetenschap Kabbala houdt zich bezig met bestudering van de menselijke psyche, met methoden tot het bereiken van een groter psychologisch gemak. Alleen de Kabbala houdt zich bezig met de onthulling van de Schepper aan de mens. Kabbala stelt zich alleen dat ten doel en in geen geval het verbeteren van de egoïstische toestand van de mens in deze wereld en in dit leven.
Men zegt dat het Tarotspel zijn oorsprong heeft in kabbalistische bronnen. Is dat waar?
In de Kabbala worden dergelijke methoden nooit en nergens toegepast. De Kabbala zelf verbiedt elke waarzeggerij of de bezigheid met waarzeggerij. Dat druist in tegen de aard van de onderzoekingen van kabbalist, die juist zelf vrijwillig zijn ogen voor alles sluit om de Hoge klie - de biena, het geven, te verkrijgen in plaats van kennis.
Mensen die een klinische dood overleefden zeggen, dat ze een tunnel zien, licht en dergelijke? Wat gebeurt er met een mens die sterft. Komt hij in de hel of in het paradijs terecht?
Na het sterven van lichaam, dus het ophouden met ontvangen van informatie via de vijf lichamelijke zintuigen, blijft van 'Ik' (malchoet) in de mens slechts een sensatie via het punt in het hart ter beschikking over: de eigenschap biena. Een waarneming daarbinnen is een minimaal geestelijke; een waarneming van het zich bevinden in zijn wortel, de Schepper, het punt. In deze toestand stormt een waarneming op de mens af, na het verdwijnen van de waarnemingen met vijf aardse zintuigen.
Men dient op te merken, dat een kabbalist, omdat hij uit het punt een vat ontwikkelde, daarin het Hoge licht ontvangt waarbij de sensatie bewust, onafgebroken en bestuurbaar is. Zijn waarneming is in miljarden maal groter is dan die van degenen, die een klinische dood ondergaan.
Verklaart de Kabbala op een of andere manier zulke verschijnselen als telepathie of verplaatsing in een ruimte tijdens een trance?
De Kabbala verklaart berhaupt niets over bekende fenomenen van toestanden van 'trance', over 'het vertrekken naar een andere wereld', over 'verplaatsing in ruimte' enzovoort. De Kabbala houdt zich bezig alleen met onderzoekingen van de Schepper en de methode van toenadering en samenvloeiing met Hem, evenals de methode van gelijkschakeling van eigenschappen van de ziel aan die van de Schepper. Als kabbalist meen ik dat bovengenoemde verschijnselen niet meer zijn dan psychologische, psychosomatische, innerlijke opwindingen en belevenissen van een mens, maar op generlei manier reëel bestaand.
Hoe is het begrip van goed en kwaad vanuit het gezichtspunt van de Kabbala. Hoe beoordeelt de Kabbala het kwaad, dat op onze aardse wereld bedreven wordt, maar welk kwaad in goed veranderde, bijvoorbeeld door een mens die opzettelijk een mug doodde, waarbij hij de wereld van een malaria redde, terwijl hij dat niet wist?
Goed: dat is de eigenschap van de Schepper, net als geven en welbehagen (dit is mogelijk maar niet in ons egoïstische begrijpen). Kwaad is alles, dat aan de eigenschappen van de Schepper tegengesteld is. Alles dat een mens in de weg staat om de eigenschappen van de Schepper te bereiken. Het Goed en Kwaad dat in de wereld bedreven wordt, wordt onbewust gedaan, door van boven ingeplante eigenschappen.
Niemand onder de mensen heeft daar vrijheid van wil tegen. Vandaar dat ook alle 'goede' daden van het type 'bevrijding van de mensheid van malaria' als geen daden van een mens worden beschouwd, maar als die van de Schepper. Handelingen van de mens beginnen vanaf zijn realisatie van vrijheid van wil, wanneer de Schepper hem aanwijst hoe tot Hem naderen en de mens bereid is om inspanningen in deze richting te leveren.
Is alles in onze wereld voorbestemd, bijvoorbeeld, dat ik president of straatveger dien te worden of om met een bepaalde mens te trouwen?
Alles is absoluut voorbestemd. Vrijheid van wil is slechts te vinden in de mogelijkheid tot versnelling van de weg naar het vooraf door de Schepper ingeplande Doel langs een vooraf ingeplande weg. Maar het individuele streven naar het Doel dat door de Schepper ingeplant is, vormt in een mens eigenschappen die op de Schepper lijken en verheft hem tot het niveau van de Schepper: het eeuwige, oneindige niveau van alombevatting.
Als ik mij met de Kabbala zal bezighouden, zal het mij op een of ander manier in het leven helpen? Zal ik minder ziek zijn of succesvoller worden?
Dat is heel betrekkelijk. Omdat alles in de wereld nog niet gecorrigeerd is ontvangt een individuele correctie van ieder van ons toch afwijkingen of negatieve invloeden van niet gecorrigeerde zielen. Daarom zullen ook kabbalisten ziek worden en doodgaan.
Waarom hebben sommige mensen geluk en anderen niet? Waarom is iemand rijk en beroemd, maar een ander stratenveger is? Waarom is de ene in een rijk, welgesteld gezin geboren en de ander in een arm gezin? Waarom gaat iemand op jonge leeftijd dood en een ander in de ouderdom? Waar hangt dit van af en waar is het voor nodig?
Dit wordt bepaald door een wortel van elke afzonderlijke ziel in de gemeenschappelijke ziel van Adam (de Eerste mens), door het verband met andere zielen en overige factoren, die nodig zijn voor de correctie van elke afzonderlijke ziel.
De Kabbala onderzoekt deze redenen in het algemeen niet, hoewel ze gedeeltelijk bestudeerd en uiteengezet worden in het onderdeel 'Theorie over de circulatie van levens', omdat deze gebeurtenissen, die zich over zielen voordoen, niet onderhevig zijn aan invloeden vanuit de mens. De vrijheid van wil van de mens kan en moet gerealiseerd worden in het volle nastreven van nadering met de Schepper door de gelijkenis van eigenschappen.
Waarom is de drang tot vernietiging de mens meer eigen dan die van het opbouwen?
Dat komt omdat in het neerdalen van boven, uit de oneindige wereld in onze wereld, de ziel van Adam het breken van scherm doorliep en als gevolg daarvan veranderde de intentie om te geven in de tegengestelde wens om te ontvangen. In zo'n toestand dalen door het egoïsme van elkaar verdeelde zielen in onze wereld neer en het gevolg van deze innerlijke toestand observeren wij in alle daden van de mens.
Kunt u opnoemen, hoeveel van de mensen die zich met de Kabbala bezighouden leerlingen zijn die in het geestelijke zijn uitgekomen en hoe zij heten?
Onder mijn leerlingen zijn er zulke. Meer precieze gegevens mag ik niet geven.
Bestaat er een gebed in de Kabbala?
Het zich richten tot de Schepper om hulp en slechts te vragen om het ontvangen van kracht om de intentie omwille van zichzelf in die van het geven omwille van de Schepper te corrigeren, is een daadwerkelijk effectief gebed. Alle wensen van iedereen in de wereld, van alle schepselen, levenloze, vegetatieve, dierlijke en mensen rijzen op naar de Schepper en elke ervan ontvangt een weerklank.
Maar het antwoord op een gebed om nadering tot de Schepper is in miljarden malen sterker aangezien slechts dat overeenkomt met het scheppingsplan. Overige gebeden lijken op een verzoek aan de Schepper om het Kwaad uit te bannen, dat Hij zelf veroorzaakt. Het is begrijpelijk, dat niet zulke verhoudingen ingepland waren als het Doel van de schepping.
Hoe kan men zich datgene voorstellen dat onmogelijk is zich voor te stellen, zoals tijd en ruimte?
Tijd verdwijnt bij snelheden boven de lichtsnelheid, de allerhoogste in onze wereld. Tijd in de Hoge wereld, dat is hoeveelheid zich voorgedane handelingen. Bijvoorbeeld '6000 jaren', daarmee worden bedoeld 6000 achtereenvolgende verrichtingen. Ruimte, dat is een wens. Die kan leeg zijn, vol, kan ontbreken en kan geboren worden.
De geschiedenis van de Kabbala
De geschiedenis van de Kabbala gaat gepaard met de geschiedenis van de mensheid. Zij komt met haar wortels letterlijk uit de tijd, toen de mens pas verscheen op deze aarde, naar de overlevering was dat Adam, in het Hebreeuws Adam haRiesjon – De Eerste Mens, die het begin was van het menselijk geslacht. Voor ons, als kabbalisten, is hij van belang omdat met hem de geschiedenis van de Kabbala begint, en niet alleen de geschiedenis van de mensheid.
Hij is ook de auteur van het eerste boek over de Kabbala. Wat is dan de Kabbala? De mens leeft in onze wereld, neemt om zich heen de natuur van onze wereld en de natuur van de hoge wereld waar. Er zijn dus mensen, die beide werelden in zichzelf voelen. Adam haRiesjon voelde de natuur van beide werelden, en zette dat hij uiteen in zijn boek, welk hij Raziël haMalach (Engel Raziël) noemde. Dit boekje kan men in elke boekwinkel kopen, er staan zeer fraaie tekeningen in met verklaringen, met schema’s – dat is datgene, wat hij eigenhandig geschreven had, en zo werd het aan ons overgeleverd.
Wanneer wij dit boek openslaan, zien wij dat het geen primitieve oermens was, die achter mammoets jaagde. Hij was een zeer hoge, sterke kabbalist, die ons over de belangrijkste geheimen van het heelal vertelde. Hij onderzocht de hoogste wereld – alles, wat zich boven onze wereld bevond, daar waar onze ziel reist tot onze geboorte, tot het neerdalen in deze wereld, en waarnaar zij opstijgt nadat de mens zijn aardse levensweg heeft beëindigd. Aangezien hij de eerste ziel is, die in onze wereld is neergedaald, vertelt hij ons over de vooruitzichten van de ontwikkeling, over het neerdalen van alle overige zielen, over al zijn kinderen, kleinkinderen, klein-kleinkinderen, over het hele menselijk geslacht, dat van hem zal afstammen.
Hij spreekt niet over lichamen, die in deze wereld geboren zullen worden. Hij vertelt ons over de zielen, welke uit zijn ziel zullen ontstaan, op welke manier deze zielen de aardse weg zullen dienen te doorlopen, waarbij zij ter bekleding in lichamen neerdalen. Wat met hen zal gebeuren, wanneer zij wederom tot hun bron terug zullen keren, waarbij zij de aardse lichamen zullen verlaten. Hij spreekt erover, hoe zij zich allemaal in één gemeenschappelijke ziel bij elkaar verzamelen, nu reeds op een hoger niveau en wederom datgene vormen, wat wij Adam noemen. Wij zijn slechts kleine deeltjes. Juist daarover vertelt hij in zijn eerste boek over de Kabbala, Raziël haMalach. Raziël betekent heimelijk, de geheimzinnige engel, welke de geheimen van het heelal onthult.
Wat betekent boeken schrijven over de Kabbala? De mens leeft in deze wereld en hij ontvangt van deze wereld allerlei waarnemingen. Iedereen zou datgene kunnen beschrijven wat hij waarneemt. De kabbalistische boeken – dat zijn zulke boeken, welke het waarnemen van de mens beschrijven, die in onze wereld leeft, doch over de waarneming van de hogere, geestelijke, voor anderen niet voelbare wereld beschikt. Hierin is de bijzonderheid van deze boeken besloten, dus zij vertellen over datgene, wat de gewone mens niet waarneemt, doch kan waarnemen. Een Kabbalist is niet alleen een mens, die de hogere wereld begint waar te nemen, maar ook die zijn waarnemingen kan beschrijven in een voor iedereen begrijpelijke taal.
Nog sterker, opdat wij door zijn boeken te bestuderen, ons alle ontbrekende zintuigen zouden kunnen ontwikkelen, opdat wij deze hogere wereld zelf zodanig zouden kunnen waarnemen, dat wij ons verleden en onze toekomstige toestanden zouden kunnen zien. Immers in de geestelijke wereld bestaat geen tijd, en dus zouden wij in de waarneming van de hogere, eeuwige wereld in kunnen gaan en tegelijkertijd blijven bestaan naar ons believen in beide werelden. De kabbalistische boeken beschikken over een zulke kracht, er is een dusdanige methode, uitleg, in te vinden dat indien de mens volgens deze methode leert, onder de juiste leiding, hij tot datgene komt, dat hij zelf het niveau van de auteur bereikt en daarom is het dus zeer belangrijk om te weten welke boeken te bestuderen.
Er zijn allerlei auteurs, er waren grote en kleine kabbalisten in de loop van de gehele geschiedenis der mensheid, en er zijn boeken, die langs verschillende methoden, stijlen zijn geschreven. Wij beschikken over die boeken die ons helpen om meer in de geestelijke wereld uit te gaan. Dit zijn boeken die ons helpen te oriënteren, gelijk de mens, die in een onbekend land terechtkomt, informatie vindt bij een gids en vervolgens met hem het land doorreist.
Na Adam – de eerste mens, verstreken vele jaren. Zijn nakomelingen vermenigvuldigden zich en bewoonden de aarde. In elke generatie waren onder hen vele kabbalisten, maar hun boeken bereikten ons niet. Hoewel wij over enkele rollen beschikken, lenen zij zich helemaal niet voor enige systematiek. Het volgende stichtende boek over de Kabbala, dat met het boek van Adam haRiesjon vergelijkbaar is, schreef onze aartsvader Avraham. Dit boek heet Sefer Jetsiera (“Boek der Schepping”). Hoewel het vele duizenden jaren geleden geschreven is, bereikte het ons en kan men het in een boekwinkel kopen. Ook Avraham gebruikt grafieken, tekeningen, tabellen ter afbeelding van alle verbanden tussen onze wereld en de geestelijke werelden, waaruit alle invloeden ernaar neerdalen. Dat had hij gedaan om ons te laten zien op welke manier de geestelijke wereld bestaat, waarvan alle invloeden neerdalen. Hoe zij zich in verschillende lichamen van onze wereld bekleden en hoe deze lichamen zich beginnen te verhouden tot elkaar.
Zij beïnvloeden elkaar omdat elk lichaam een zekere kracht van boven ontvangt. Wat uiteindelijk in onze wereld geschiedt, waartoe al dit leidt, d.w.z. waar naartoe de gehele mensheid zich voortbeweegt onder invloed van de van boven neerdalende signalen.
Het boek Sefer Jetsiera, dat door de aartsvader Avraham geschreven is, is al een volkomen ander soort boek. Het bestaat uit hoofdstukken, zogenaamde Misjnajot, waarin de taal al meer is gesystematiseerd.
Avraham schrijft over de opbouw van de geestelijke wereld: tien sfirot, partsoefiem, bestuurseenheden, op welke wijze de hoogste kracht, d.i. licht, neerdaalt. Op welke manier zij geregeld, geconcentreerd wordt. Hoe de gemeenschappelijke ziel wordt verdeeld in afzonderlijke zielen, alsmede hun neerdalen in onze wereld. Hij schrijft over de wisselwerking van lichamen in onze wereld onder invloed van de zielen, die zich in hen bevinden. Het boek is interessant, doch ver van ons af. Voor de zielen die vandaag neerdalen dient het als een goed leermiddel. Het straalt een zeer sterke, warme kracht uit.
De eigenschap van Avraham – dat is de eigenschap chessed, goedertierenheid. Hij was bekend door het feit, dat hij alle reizigers uitnodigde in zijn tent. Op die manier weerspiegelt zich overdrachtelijk deze eigenschap. Uit dit boek daalt naar de mensheid zijn kracht neer – goedertierenheid, welke aan alle volgende generaties de mogelijkheid geeft om zich met zijn hulp te ontwikkelen, dus te streven naar het volgen in de voetsporen van Avraham. Maar voor de volgende generaties, de nieuwe zielen, was een nieuwe onthulling nodig. Er verschenen nieuwe kabbalisten. Het volgende monumentale werk over de Kabbala, welk te vergelijken is met boeken ons door Adam – de Eerste Mens en Avraham Avienoe (onze aartsvader) zijn nagelaten, is het boek Zohar.
Tussen het boek van Avraham en het boek Zohar in waren er vele kabbalisten, waaronder de grootste Mosje (Mozes) was. Hij was bekend daarmee, dat in tegenstelling tot alle overige kabbalisten, hij niet alleen de geheime openbaring van de schepping voor zichzelf ontving, maar tevens de instructie om deze in een bepaalde vorm aan de gehele mensheid te onthullen, hem te beschrijven, om zich heen een hele school te vormen, wat eerder niet het geval was bij de andere kabbalisten.
Vanaf Mosje organiseren alle overige kabbalisten zich groepen van leerlingen om zich.
??sje verzamelde rondom zich 70 leerlingen, zijn navolgeling was Jehosjoea Ben-Noen (Jozua). Terwijl Mosje zich bezig hield met het onderzoeken van de hogere wereld, hield hij zich tevens bezig met de praktische toepassing van zijn hoogste bevatting in onze wereld, welke toepassing werd aangewend als uittocht van de volksmassa uit Egypte. Door zich te laten leiden door de verkregen hogere krachten, dankzij de kennis van de geestelijke wereld, was Mosje in staat om zijn volk uit de ballingschap te laten trekken. Hij bracht hen tot de grens met de Jordaan: verder kon hij met zijn volk niet gaan, omdat zijn ziel niet het land Israël praktisch diende te veroveren. Zij was voorbereid om uit Egypte weg te trekken en het boek te schrijven, waardoor in het vervolg elk mens en de gehele mensheid uiteindelijk ertoe zullen kunnen komen, om de geestelijke wereld te veroveren, om uit te komen van het zogenaamde “geestelijke Egypte” – uit onze wereld, welke zich voor mummies neerbuigt, dus voor lichamen, voor de zon, voor pseudo-goden. Tot een dusdanige toestand dat men kan binnentrekken in Erets Israël – het geestelijke Land van Israël, zogenaamde Wereld Atsieloet, waar de mensheid zich door haar innerlijke bevatting buiten tijd bevindt, buiten ruimte, onsterfelijk, in de absolute volmaaktheid.
De methode, die Mosje in zijn boek uiteenzette, heet Thora. De thora – van het woord horaa – licht en horaa – instructie, dus de aanwijzing hoe men middels het licht in de geestelijke wereld kan uitgaan, leven omwille van zijn eeuwige leven, zijn eeuwige voorbestemming, en niet voor die kleine periode, welke wij doorlopen in deze wereld. De mens kan middels dit boek het gehele plaatje van het heelal ontvouwen, hij kan zien, dat thans hij slechts een klein fragment beleeft, alsmede conclusies kan trekken en berekeningen maken, zijn leven opbouwen in overeenstemming met het volledige perspectief. Dat is wat Mosje wenste te bereiken, en daarom wie volgens zijn methode leert, hier geleidelijk kan komen. De Thoramethode waarborgt elk mens het bereiken van het niveau van Mosje. Dus het uitgaan met zijn waarnemingen uit de waarnemingen van slechts onze wereld in de waarneming van het gehele heelal. Uit deze handeling van het uitgaan uit onze wereld stamt de naam Mosje – van het werkwoord liemsjoch, eruit halen. De thora is het meest populaire boek ter wereld. Waarom is het interessant? Het vertelt a.h.w. een historisch verhaal over de uittocht van het volk uit het Egypte, en in wezen vertelt het hoe de mens wegkomt van zijn miserabele, dierlijke toestand, die Egypte heet, naar de geestelijke toestand, die Land Israël heet.
De thora vertelt a.h.w. over onze wereld, maar bedoeld in feite de geheime krachten, de gebeurtenissen, invloeden, informatieve en krachtdadige invloeden en reacties, cataclysmen. Over alles vertelt het alsof het over een historische ontwikkeling der mensheid zou gaan.
De mensheid ontwikkelde zich inderdaad volgens de thora. Zij beschrijft een bepaalde fase in haar ontwikkeling, waarbij geestelijke wortels bedoeld worden. Indien wij correct de geestelijke krachten zien door dit historische relaas, dus datgene wat in onze wereld van boven neerdaalt, dan zullen wij i.p.v. Mosje en Farao, i.p.v. volkeren en dieren, de geestelijke krachten zien.
Wij zullen omhoog komen en zullen naar hun zielen kijken, naar hun hogere eigenschappen, maar niet in onze wereld, d.w.z. wij zullen geen aandacht schenken aan lichamen in onze wereld, doch zullen ons aandacht op de zielen vestigen. Immers de thora noemt ons niet Mosje, maar zijn geestelijke kracht. Farao is een geestelijke kracht; het volk Israël, de dieren, vogels, vissen – al dat zijn geestelijke krachten. Indien wij op alles, waarover in de thora verteld wordt, naar binnen zullen kijken door het uiterlijke omhulsel heen, op hun zielen, dan zullen wij een totaal ander plaatje zien, dat van onze wereld geabstraheerd is. Dan zullen wij zien hoe dit plaatje zich ontwikkelt op het geestelijke niveau en zullen wij in staat worden gesteld om geleidelijk met deze krachten, in contact te komen, hen ten behoeve van een zelfstandige geestelijke verheffing aan te wenden.
Mosje schreef voor zijn 70 leerlingen een instructie, vermenigvuldigde haar en onderwees haar aan de gehele groep, die vervolgens als volk genoemd werd. Immers de Joden hebben geen eigen nationaliteit, een Jood heet een mens in overeenkomst met zijn geestelijke oriëntatie, ideologie. In de oudheid noemden men de Joden de groep mensen, welke van Avraham het idee van monotheïsme aangenomen hadden. Na Avraham vormde zich een groep, die geloofde in het bestaan van enige kracht die hen bestuurt. De kracht, waarop men zich kan richten, welke wenst en zich verplicht om de mens te helpen, aangezien zij hem heeft voortgebracht en zij verwacht van de mens dat deze zich tot haar wendt voor hulp.
De groep van navolgelingen van Avraham werd jehoediem (enk. jehoedie) genoemd, van het woord jiechoed – verband, aangezien zij met de Schepper in verbinding wensten te komen of anders ivrie werden genoemd van het woord ever – “wie overgaat” van de lagere wereld in de hogere. In de thora ontwikkelde Mosje voor ons de wetenschap over het bevatten van de geestelijke wereld. Maar ondanks dat, indien wij haar beginnen te lezen, zal het ons zeer moeilijk en praktisch onmogelijk zijn achter verschillende gezinsvertellingen en historische verhalen, achter al datgene, wat in de thora beschreven wordt, dieper in te zien dan datgene, wat in haar verteld wordt, alsmede datgene waar te nemen, wat de kabbalisten zeggen dat in haar schuilt. De mensen zoeken in de thora codes en vinden in haar allerlei correlaties. Er zijn miljoenen typen verbanden tussen willekeurige delen van de thora, aangezien elk deel met alle andere verbonden is. Er zijn aantallen letters, woorden, uitingen, eenheden etc. berekend.
In de laatste tijd werd middels computers enorm werk verricht naar het bestuderen van de inwendige structuur, typen letters en hun componenten. Uiteindelijk leverde het de mens niets op, aangezien hij niet weet, wat zich achter elk symbool, punt, helling van de letter, samenstelling en woordverplaatsing schuilgaat.
Oorspronkelijk werd de thora als één heel woord zonder onderbreking geschreven, en vervolgens werd dit in woorden verdeeld, en die weer in letters. De letters werden in elementjes verdeeld en uiteindelijk kwamen wij tot de analyse van een letter: punt en er uitkomende streep. Een zwart punt op witte achtergrond betekent bron van licht, ervan uitgaand licht. Indien het van boven naar beneden uitgaat, van de hoogste kracht – de Schepper tot de schepping, dan wordt het met een verticaal streep aangegeven. Indien het een kracht is, die tot het gehele heelal behoort, dan wordt het met een horizontaal streep aangegeven. In principe, al deze informatie, die tot ons van de Schepper uitgaat: allerlei combinaties van strepen, punten – allemaal hangen zij af alleen van deze twee naar onze versturende signalen. Het persoonlijke signaal, welk de Schepper aan de mens zendt – de rechte lijn. Het algemene signaal van de Schepper tot de mensheid – de horizontale lijn, allerlei toestanden tussen hen. Zij vormen allemaal een code: de verhouding van de mensheid tot de Schepper, waarbij op elk moment het er anders kan uitzien, aangezien op elk moment de toestand van elke ziel er anders uitziet.
De mens, die in de thora kijkt, via deze strepen en lijnen in elk van zijn toestanden, indien hij correct onderwezen is om de thora op te nemen, ziet zijn verleden, heden en toekomstige toestand. Maar om dat te zien, is het gewoon lezen van de tekst niet genoeg. De sleutel, waarmee men de thora correct kan lezen, als de instructie bij het uitgaan in de geestelijke wereld, vormt het boek Zohar. Zohar – dat is het stralen. Het geeft een commentaar op de vijf delen van de thora, dus een uiteenzetting van datgene, wat wij dienen te verstaan onder de tekst van Mosje.
Wanneer de mens de Vijf boeken van Mosje langs Zohar bestudeert, dan ziet hij absoluut niet onze wereld, maar het hogere, geestelijke bestuur én over onze wereld en over het gehele heelal, daarom lezen de kabbalisten deze beide boeken samen. Maar om uitvoeriger uiteen te zetten, wat gaf Mosje ons toch, wat leverden zijn leerlingen gedurende vele honderden jaren? Vanaf de tijd van Mosje tot het boek Zohar verstreken leverde dit nog enkele stichtende commentaren op. Die ons bijzondere gevallen laat zien, die ons in staat stellen om gedetailleerder te begrijpen. Wat had Mosje ons eigenlijk gegeven?
Het eerste van zulke commentaren op de thora heet Misjna. Misjna komt van het woord “herhaling”, daar worden alle wetten van het heelal beschreven in de vorm van aardse wetten. Dus er wordt aan de mens in onze wereld uiteengezet, wat hij wel en niet dient te doen, datgene, wat aan iedereen bekend is: de zogenaamde “voorschriften”. Maar in het uitvoeren van de voorschriften in onze wereld ziet de mens geen baat, hij ziet geen gevolg van deze voorschriften. Hij dient op een koosjere wijze het dier te slachten, het eten klaar te maken, op een speciale manier zijn vrouw en kinderen te bejegenen e.d. Allerlei levensproblemen dient hij op te weten lossen middels deze wetten, welke in onze wereld volkomen niet blijken te voldoen. Bovendien dient hij in onze wereld nog aan allerlei voorwaarden, regels, wetten te voldoen, welke geen reële, logische verklaring hebben. Hij dient op zijn hand en het voorhoofd zwarte doosjes aan te doen, zichzelf met een sprei te bedekken, uitingen uit te spreken, bepaalde bewegingen uit te voeren, dient een enorme hoeveelheid verrichtingen met zijn lichaam, stem te doen.
Wat dat voor handelingen zijn, kan alleen de Kabbala verklaren. Zij zegt dat wanneer de mens iets in onze wereld doet – dat niet de hoofdzaak is. Datgene wat hij middels zijn innerlijke verrichtingen in hogere werelden kan doen (kavanot – intenties), juist daarover wenst Mosje ons vertellen. Daarover wensen wijzen ons te vertellen, zijn leerlingen, zijn nakomelingen, die voor ons de Misjna schreven.
De volgende generatie – dat zijn de wijzen van de Talmoed, dat ons elk voorschrift, elk geval verklaarden, hoe men het precies dient uit te voeren. Zij bedoelden niet puur de mechanische uitvoering van voorschriften in onze wereld, doch begrepen, dat deze wetten aan de mens zijn gegeven, opdat hij middels hen tot de Mens zou kunnen worden, de verstandige onderzoeker van de natuur van onze en de hogere wereld. Opdat hij de natuur in de juiste vorm voor zichzelf zou kunnen onderzoeken, dus niet louter om hier zijn zeventig jaren te leven.
Alles wat wij vervullen, én mentaal én fysiek - dat alles wordt geaccumuleerd in onze ziel. De vruchten ervan oogsten wij alleen dan, indien wij de geestelijke wereld beginnen waar te nemen, in onze wereld zijn er geen gevolgen van deze wetten.
De Misjna en de Talmoed verklaren ons gedetailleerder elke van de hoogste wetten van het heelal. Maar zij zijn geschreven in onze aardse taal en, als de mens dit leest, terwijl hij geen sleutel tot het boek Zohar heeft hoe de Misjna en de Talmoed correct begrepen dienen te worden, dan ziet hij erin de aanbevelingen voor een correcte religieuze levenswijze. In werkelijkheid verklaarden al deze kabbalisten ons het mechanisme van het heelal, hoe wij al deze wetten op de meest optimale wijze kunnen gebruiken. Om te weten te komen, waarom op ons van boven zulke krachten neerdalen, op welke manier kunnen wij ze zodanig omvormen, dat wij altijd een juiste weerklank zouden kunnen ontvangen, dus om actieve elementen van het gehele systeem van het heelal te zijn. Indien van boven op ons invloeden neerdalen en wij correcte reacties erop geven, dan keren deze reacties terug en de gevolgen dalen in onze wereldgunstig voor allen. Dat is, in principe de taak van de Kabbala en daarom heet zij wetenschap. “Kabbala” –dat komt van het werkwoord voor “ontvangen” – dat is op de juiste wijze hogere invloed te ontvangen, om te weten hoe al het welzijn, welk van de hoge krachten uitgaat, te ontvangen. Wie de Kabbala begint te bestuderen, begint duidelijk te zien, dat alle ellende in onze wereld, al het leed, welk elk van ons en de gehele mensheid in het geheel gedurende al zijn weg ondervinden, daarin is besloten, dat wij onjuist begrijpen en onjuist reageren op datgene, wat rondom ons plaatsvindt, en hierdoor onze toestand nog meer verergeren, wanneer onze onjuiste reacties op ons onverstandige gedrag tot ons terugkeren.
De Kabbala is de meest praktische wetenschap, die geeft de mens eenvoudigweg de sleutel tot het bestuur van het gehele heelal. Maar om het te besturen dient men hem eerst te bestuderen. Het is noodzakelijk, om het algemene schema van het heelal te kennen, de besturingseenheid, op welke manier de mens zich erin verstandelijk kan inmengen. Door het leren van de Kabbala, kunnen wij inzien in hoeverre al de stroming van de rivier der mensheid in de loop van duizenden jaren anders kon zijn. Ook vandaag, indien wij deze sleutel, dit boek in handen nemen, kunnen wij alles veranderen en ons lot zal er geheel anders uitzien. De auteur van het boek Zohar, rabbi Sjimon bar Jochaj (RaSjb”I – ‘Rabbi Sjimon bar Jochaj’ – vert. ) was tegelijkertijd Talmoedgeleerde. In de Talmoed zijn er ca. 4000 vermeldingen en verwijzingen naar hem. Tegelijkertijd was hij auteur van het boek Zohar. Dus hij beheerste over twee talen voor het uitdrukken van het hoogste bestuur, voor het uitdrukken van wat achter deze uiterlijke laag verscholen is, dus over welke geestelijke werelden, over welke krachten, vorige en toekomstige verschijnselen het spreekt.
Rabbi Sjimon leefde in de vierde eeuw van onze jaartelling. Hij leefde op de drempel tussen de Talmoed en de Zohar, dus én hier én daar tegelijkertijd, was een groot geleerde en een groot onderzoeker van onze en hogere natuur. Hij vormde om zich heen een groep leerlingen, welke hij zodanig organiseerde, dat de ziel van elke leerling in een eenduidige overeenkomst zich bevond met de structuur van de hoge wereld. Derhalve waren er rondom hem negen leerlingen en hij zelf was de tiende. Hun verzameling, de vereniging tot één ziel, beantwoordde geheel aan de structuur van de geestelijke wereld, de 10 sfirot, en daarom vertelt het boek Zohar (hoewel het toch door hem geschreven is, echter over elke van zijn leerlingen, over elke eigenschap van de geestelijke wereld, welke via de bepaalde ziel van zijn leerling zijn doorgang vindt) wát wordt waargenomen van de eigenschappen der geestelijke wereld en wát uit de hogere wereld in onze wereld neerdaalt. Dus hij maakte a.h.w. een prisma, waarin het eenvoudige, hoogste licht zich ontleedt in tien onderdelen en elke van deze tien onderdelen wordt ons in tien eigenschappen geopenbaard. Het boek Zohar vertelt ons op welke manier de tien krachten onze wereld besturen, hoe elke mens deze tien sfirot ten goede voor zichzelf en anderen kan gebruiken. Het is onmogelijk om ze ten goede van zichzelf en ten kwade van anderen of ten goede van anderen en ten kwade van zichzelf te gebruiken. In de natuur is alles absoluut harmonisch opgebouwd en indien het ons lijkt, dat er egoïstische daden mogelijk zijn, dan is dat alleen daarom omdat wij al de informatieve omvang niet zien, welke van boven neerdaalt.
De krachten, die op allen en op eenieder persoonlijk inwerken, zijn met elkaar verbonden, gaan van dezelfde bron uit, daarom kan het nooit ten goede komen van de één en ten koste van de ander. Hoe alle geestelijke krachten correct aan te wenden – dat leert ons het boek Zohar. Rabbi Sjimon, zoals hij vertelt, kon het boek niet zelf schrijven. Aangezien zijn eigen ziel de hoogste van deze zielen was, kon hij niet voldoende die informatie verbergen, welke men voor de laatste generaties uiteen dienden te zetten, doch deze aan hen over te brengen via tussentijdse generaties, over 16 eeuwen. Om dit boek heimelijk te schrijven, opdat de tussentijdse generaties hem zouden doordragen, betrok hij er zijn leerling bij, rabbi Abba. De geleerde Abba, terwijl hij het boek Zohar van zijn meester hoorde, begon het op te schrijven maar nu reeds in een dusdanige vorm, dat wanneer wij dit boek lezen, slechts het bovenste niveau ervan waarnemen.
Hoe meer de mens aan zichzelf werkt, des te meer hij zichzelf zuivert en geestelijk verheft, en in dezelfde mate is hij in staat om dieper door te dringen en waar te nemen wat opgeschreven is in het boek Zohar, en dienovereenkomstig de hogere krachten te ontvangen en actief samen te werken omwille van een gunstige massaontwikkeling. Bovendien schreef rabbi Abba het boek niet in de gewone Hebreeuwse taal op, zoals Mosje en Avraham schreven maar schreef het in het Aramees, in de taal die in het gebied van Perzië, het huidige (noorden van) Irak nog gebruikt wordt. In het boek Zohar worden vele Griekse en Romeinse woorden gebruikt, de omgangstaal van die tijd. Doch geringschat in geen opzicht de waarde van het boek. De auteurs wilden op die manier het innerlijke gedeelte verbergen van het boek achter een onopvallende buitenkant.
Om het boek Zohar te schrijven, verschuilde rabbi Sjimon zich in een spelonk in het noorden van het land samen met zijn zoon rabbi Eliëzer. Hij zat dertien jaar in deze spelonk. Zoals de overlevering vertelt, aten zij vruchten van een vijgenboom en dronken het water uit de zich ernaast bevindende waterbron. Hun kleding was verscheurd en verging, en om tijdens het leren bedekt te blijven, plachten zij zich in het zand te begraven en gedurende de dag verbleven zij in het zand om alles te bespreken, wat zij vervolgens in het boek Zohar - het Stralen zouden uiteenzetten. Na afloop van dertien jaar kwamen rabbi Sjimon en zijn zoon de spelonk uit; hij verzamelde om zich heen tien leerlingen; verhief ze geestelijk in overeenkomst met de ziel van elke leerling, waarbij hij zo arrangeerde, dat er een gemeenschappelijk vat werd verkregen, waarin zij het mechanisme van de hogere wereld allemaal zouden kunnen waarnemen en begrijpen, dus de meest hogere, geestelijke bron van ons bestaan.
Het boek Zohar werd geschreven. Na de beëindiging van het schrijven van het boek Zohar stierf rabbi Sjimon. Hij werd in Mieron begraven, in de wijk waar hij het boek schreef. Naast hem werd zijn zoon begraven; niet ver in de omgeving werden zijn leerlingen begraven. Het boek werd na het schrijven, nog tijdens zijn leven verborgen. De algemene ontwikkeling van de mensheid en het Joodse volk bevond zich nog niet op een dusdanig niveau om van dit boek gebruik te kunnen maken omwille van de geestelijke ontwikkeling van zichzelf en van de gehele wereld. Alleen Mosje, door zijn boek te schrijven, vormde rondom zich een gezelschap van wijzen en zijn boek begon zich te verspreiden. Hoewel het toch geschreven was over de geestelijke werelden, doch in een zulke vorm dat het gehele volk het kon lezen en waarnemen, had het ook betrekking op het puur aardse niveau zodat men datgene kon uitvoeren, wat daar gezegd was. Mosje Rabbejnoe (onze Leraar) veronderstelde dat het uitvoeren van hoofdzakelijk geestelijke wetten, opdat de mens door de geestelijke wetten te vervullen, de lichtbronnen correct kon oriënteren ten goede van zichzelf en het gehele heelal. Maar zelfs het puur mechanische uitvoeren van voorschriften door de mens, die de Kabbala niet kent, die geen contact met de geestelijke wereld heeft, oefent toch een gunstig invloed uit op de ontwikkeling van de mens en de mensheid. In een zulke eenvoudige, gecodeerde vorm (deze heet eenvoudig, omdat wanneer de mens erin leest, lijkt hem alles helder en begrijpelijk), kon de thora zich openbaren en voortbestaan zonder verborgen te hoeven worden, en zonder in het geheim van hand tot hand van alleen de kabbalisten te hoeven overhandigd te worden.
Het boek Zohar van rabbi Sjimon werd tijdens zijn leven volgens zijn wil verborgen. Het werd over enkele honderden jaren door Mosje de Leon, een andere bekende kabbalist, geopenbaard. Het werd over 500 - 600 jaren nadat het door rabbi Sjimon geschreven was, toevallig gevonden: een geleerde bestelde een eenvoudig, onopvallend voedsel en zijn leerling bracht het uit de markt verwikkeld in een of ander perkament.
De geleerde ontvouwde het gekochte en ontdekte, dat het wikkelpapier een of ander oud versleten manuscript voorstelde. Hij begon het te bestuderen en ontdekte, dat dit manuscript verborgen geheimen van de wereld bevat. Terstond werden zijn leerlingen naar de markt gezonden. Zij begonnen in het afval te graven en velletjes papier op te vissen want er waren er veel. Zij verzamelden ca. 2700 stukken van het boek, welk een of andere Arabier toevallig vond, toen hij met een caravan van kamelen uit Mesopotamië naar het gebied van Israël trok. Hij bracht deze stukken papier met zich mee, aangezien hij dacht, dat zij hem van nut zouden kunnen zijn als verpakkingsmateriaal voor het verkopen van specerijen. Op die manier werden de stukken van een of ander oud boek verzameld. Mosje de Leon gaf het uit en daarom achtten velen abusievelijk hem als de auteur van het boek Zohar, maar hij was slechts zijn eerste uitgever. Het boek Zohar bestond uit gigantisch grote hoeveelheid boeken. Het was niet alleen het commentaar, de sleutel tot de thora, maar tevens de commentaren tot boeken van profeten alsmede de kabbalistische verklaringen van de Misjna en de Talmoed. Tot ons kwam er praktisch niets van deze stukken behalve het commentaar op de Vijf boeken van Mosje.
Op alle andere boeken zijn er in Zohar alleen kleine fragmenten voorhanden. Maar het vermindert in het geheel niet de betekenis van het boek Zohar. Aangezien ook in deze vorm, zoals het tot ons aankwam, het tot sleutel dient, waarmee wij de hoogste wereld voor ons open kunnen maken. Na rabbi Mosje de Leon werd het boek wederom verborgen voor vele eeuwen, tot aan de Middeleeuwen, tot AR”I (Ashkenazi Rabbi Itschak – vert.), die in de 16e eeuw het boek Zohar ontving. Maar behalve dit boek waren er in die tijd reeds vele andere kabbalistische bronnen, welke in de verlopen eeuwen intussen geschreven werden. De grote kabbalist AR”I onderwees, op basis van al deze bronnen, dus alle kabbalistische literatuur dat vóór hem bestond. Hij onderwees zijn leerlingen de stof, welke vervolgens werd uitgegeven als het enig leerboek van de Kabbala, het leerboek voor het uitgaan in de geestelijke wereld, wat Ets Chaim – “De Boom des Levens” heet. AR”I verklaart ons op welke wijze wij ons zodanig kunnen verheffen, dat wij de eeuwigheid bereiken, de volmaaktheid. Naar onze wereld dalen in elke generatie dezelfde zielen af, welke ook in de vorige generaties geweest waren, alleen bekleden zij zich in nieuwe lichamen, dus alle generaties van de mensheid – dat zijn dezelfde zielen.
Van generatie tot generatie bekleden deze zielen zich in lichamen, ontwikkelen zich, en worden steeds ontvankelijker voor het opnemen van steeds complexere en hogere geestelijke informatie. In de mensen, die enkele duizenden jaren geleden leefden, waren dezelfde zielen, als in ons. Alleen in ons zijn zij al meer ontwikkeld en daarom roepen zij in onze wereld de technische en geestelijke vooruitgang op. Waren er in de vorige generaties van boven neerdalende zielen slechts enkele die de hogere wereld wensten te begrijpen, zijn het er vandaag miljoenen.
De mensheid ontwikkelt zich dankzij het feit, dat de voorafgaande ziel steeds één trap hoger staat. Nadat de ziel zich in haar vorig leven door de ervaring heeft verrijkt, daalt zij met deze ervaring in het volgende leven neer. Dus er is sprake van een accumulatief proces – het ophopen van informatie, geestelijke bevattingen, waarnemingen van onze wereld, laten hun resjiemot (herinneringen) achter. Alles wordt in het geheugen afgezet. Het vijfjarige kind van vandaag is veel verstandiger, dan wij in de voorafgaande generatie geweest waren, het is voor hem veel eenvoudiger om nieuwe informatie op te nemen dan voor ons. Immers hij is reeds geboren met de bereidheid haar op te nemen en ermee te leven, voor hem is het geheel natuurlijk. Zo zien wij ook dat kabbalistische boeken nu verschijnen, dan weer verdwijnen, waarbij zij voor enkele eeuwen kunnen verdwijnen, en vervolgens wederom op de oppervlakte verschijnen en opnieuw voor een aantal eeuwen verdwijnen. Dat allemaal alleen om op de een of andere wijze de mensheid even te corrigeren, maar zij bestaan echter, in het algemeen, gedurende de gehele geschiedenis van de mensheid om haar ontwikkeling te corrigeren. Vervolgens zullen zij boven water komen, om aan de gehele mensheid geopenbaard te worden, daadwerkelijk aan allen. In het boek Zohar en in Profeten wordt gezegd, dat uiteindelijk de gehele mensheid deze boeken als instructie zal nemen voor het bevatten van het heelal en met behulp ervan haar eeuwige blije bestaan zal bereiken. De kabbalistische zielen lopen een bijzondere cyclus door, niet van generatie tot generatie, zoals de zielen, doch duiken opeens als de boeken wederom op, en dalen in onze wereld in bepaalde generaties neer. De ziel van Adam daalde vervolgens in de vorm van Avraham neer, daarna – in de vorm van Mosje, dan – in de vorm van rabbi Sjimon, dan – AR”I, en verder - al in onze tijdgenoot rabbi Jehoeda Ashlag (bijgenaamd Baal ha-Soelam – vert.). Zij daalt in bepaalde generaties neer, wanneer zij dient te corrigeren en op de correcte ontwikkeling der mensheid invloed uit te oefenen.
Het tijdperk van AR”I kenmerkt zich daarin, dat in hem de eerste fase van de zielsontwikkeling voltooid werd, toen de zielsontwikkeling zich nog in de “dierlijke” fase bevond. Wij herinneren u eraan dat het de tijd van de Middeleeuwen in Europa was, een “donkere” tijd van wildheid en barbaren.
Met het verschijnen van AR”I begon een nieuwe periode in de ontwikkeling van de mensheid: in onze wereld beginnen zielen neerdalen in lichamen die het streven naar het geestelijke oproepen, het streven naar het bevatten van het hoogste, het streven naar de kennis. Daarom eindigt de Middeleeuwen en begint het tijdperk van Verlichting, het tijdperk van ontwikkeling, dat tot de industriële revolutie leidt.
AR”I werd van boven de toestemming gegeven om de methode te creëren, die van de tijd van Adam in zulke vorm bestond, dat zij voor de massa aangepast zou zijn, dus niet voor individuele, bijzondere zielen met opgegeven kabbalistische eigenschappen, doch voor de massa, voor een gigantische hoeveelheid zielen, welke door voorgaande ontwikkeling tot geestelijke opstijging voorbereid waren.
Alle boeken van AR”I zijn geschreven op een volkomen ander niveau met een geheel andere aanpak. Hij laat zich leiden door de algemene ontwikkeling van de zielen op het moment, waarop de ziel zich bevindt. Er verschenen een enorme hoeveelheid kabbalisten, die op zijn werken steunden, honderden kabbalisten in verschillende landen van de wereld, met name in Oost Europa: Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland, Polen. De mensenmassa stortte zich op de Kabbala. Op basis daarvan ontstond er niet de kabbalistische, doch een massabeweging Chassiedoet – de mensen streefden tot een klein contact met het geestelijke, het hoge. Zij begonnen in te zien dat in hun leven het streven naar het hoogste doel ontbrak. Het bestuderen van de boeken van AR”I verheft elke mens boven het niveau van onze wereld, zoals is gezegd door AR”I zelf in het voorwoord van zijn boeken. Vanaf zijn tijd kan iedereen, die in zich het streven tot de hogere wereld voelt, zijn boeken bestuderen.
De indicatie van de mogelijkheid om de kabbalistische boeken te bestuderen onderscheidt zich van die, welke vóór AR”I bestond, wanneer van boven een kabbalistische, bijzondere ziel placht neer te dalen en voor haar, door een speling van omstandigheden, een boek bleek te zijn. Vanaf AR”I is het streven van de mens tot de hogere wereld voldoende voor het bestuderen van zijn boeken. Het bestuderen van de boeken van AR”I is voldoende voor het uitgaan in de geestelijke wereld.
In de 16e eeuw, tijdens Middeleeuwen, werd in Jeruzalem een jongetje geboren, die in het vervolg de naam AR”I haKadosj – de Heilige AR”I zal krijgen. Hij nam alle kabbalistische kennis vanaf Adam in zich op, en na dit te hebben verteerd, beeldde ze in een zulke vorm af, dat alle opvolgende generaties zich met het geestelijke begonnen te voeden alleen via zijn boeken.
AR”I werd in Jeruzalem geboren en verhuisde vervolgens samen met zijn moeder naar Egypte. Op vroege leeftijd verloor hij zijn vader, en werd bij zijn oom opgevoed. Op 35-jarige leeftijd kwam hij in de stad Tsfat aan, een stadje in het noorden van Israël, en gedurende anderhalf jaar gaf hij lessen aan zijn leerlingen in de door hem georganiseerde jesjieva (academie). Alleen maar gedurende deze anderhalf jaar. Zijn eerste leerling, de toen nog jonge 28-jarige Chaïm Vital, schreef alles op wat hij hoorde van AR”I , en van datgene wat hij opschreef werden ca. twintig boekdelen van de werken van AR”I uitgegeven. AR”I overleed op 36 jarige leeftijd en liet aan zijn leerling Chaïm Vital na om zijn werk voort te zetten. Hij bestudeerde de Kabbala, sorteerde dit en gaf zijn werken uit. De bijzonderheid van AR”I is daarin besloten, dat zijn ziel niet alleen het gevolg is van de gedaanteverwisseling van grote kabbalistische zielen, doch is in datgene besloten, dat zijn ziel in een zulke tijd is neergedaald toen de algemene ontwikkeling van de zielen tot een periode was aangekomen om de geestelijke ontwikkeling te eisen.
Wij hebben gesproken over dat de zielen zich van generatie tot generatie in nieuwe lichamen bekleden, doch dat de neerdalende zielen al de ervaring van vorige levens in zich bewaren en daarom wordt elke generatie wijzer dan de voorafgaande en daardoor wordt het steeds hogere aangetrokken.
In de tijd van AR”I kwam de algemene ontwikkeling van de zielen tot een zulke periode, dat zij niet alleen een normale ontwikkeling begonnen te wensen op het niveau van deze wereld, doch tevens wensten om zich geestelijk te verheffen. Daarmee wordt tevens in het bijzonder het begin van het Tijdperk van Verlichting, alsmede het Tijdperk van een reeks revoluties: de industriële, bourgeoisie, e.d. verklaard. In het geestelijke wordt het weergegeven, in het streven om de bron van het leven te vinden. Waar leef ik voor? In de zielen, die vanaf AR”I en verder neerdalen, begint deze vraag te rijpen, begint de mens te dwingen om zich met het onderzoeken van de bron van het leven bezig te houden. Deze worden teruggebracht tot het onderzoeken van de Hogere wereld, waar wij vandaan verschijnen zonder dat te begrijpen en waar te nemen.
Daarom creëerde AR”I, na alle voorgaande Kabbala, die vóór hem vanaf Adam geschreven was, te hebben doorgenomen, een volkomen nieuwe methode voor de zielen, die zich wensen zich te verheffen. De zielen, welke vóór AR”I in onze wereld neerdaalden, bestonden slechts uit twee typen zielen: zielen van een dierlijk type, dus die de mens de wens gaven om te leven, zich te vermenigvuldigen, hun soort te behouden in de perken van deze wereld of het waren enkele zielen der kabbalisten, welke zich zelfstandig bezighielden met het onderzoeken van de geestelijke wereld, alleen deze twee typen. Vanaf de tijd van de kabbalist AR”I en verder in onze wereld beginnen zielen neer te dalen, die zich niet tevreden kunnen stellen met het dierlijk bestaan in onze wereld, doch die massaal al een zulk niveau van de ontwikkeling bereikten, dat zij zelf wensen zich het geestelijke tegemoet te gaan.
Vóór AR”I was zoiets überhaupt niet, dat een ziel zich in haar dierlijke verlangens van onze wereld bevond en opeens zich geestelijk wenste te ontwikkelen, zowel een ziel van een kabbalist als die van een profane mens.
Vanaf de tijd van AR”I en verder beëindigde de periode van de ontwikkeling van dierlijke zielen van profane mensen. Deze zielen beginnen tevens wensen te ontvangen om zich zelfstandig geestelijk te verheffen, en daarom hebben zij een methode nodig om in de geestelijke wereld uit te gaan. AR”I is de eerste, en daarom is hij voor ons de belangrijkste kabbalist, welke een methode creëerde voor het uitgaan in de geestelijke wereld voor elke mens. Daarom schreef hij in het voorwoord van zijn boek, dat iedereen vanaf die tijd, dat hij deze methode creëerde, iedereen die wenst (de wens – dat is een proef, een entreekaartje voor het ingaan in de geestelijke wereld) onafhankelijk van leeftijd, geslacht en nationaliteit, om zich met de Kabbala bezig te houden en middels deze wetenschap het doel van zijn ontstaan wil bereiken, dit kan gaan doen. Na AR”I begon een fase van stormachtige ontwikkeling van de Kabbala. Honderden mensen, zielen, begonnen zich zelfstandig te verheffen, door te breken in de geestelijke wereld. Vanaf AR”I en verder begint de laatste fase in de ontwikkeling van de mensheid, wanneer alle zielen gedurende eeuwen het geestelijke opstijgen dienen door te lopen en hun volledige bloei te bereiken, dus het volle uitgaan in de geestelijke wereld, waarbij zij tegelijkertijd in het fysieke lichaam blijven bestaan.
De bloei van de Kabbala duurde tot de jaren twintig van de 20e eeuw. Vele zielen die niet over de methode van AR”I beschikten, konden in de geestelijke wereld niet opstijgen. In Oost Europa verschenen vele kabbalisten, vertegenwoordigers van alle aftakkingen van het Jodendom, dus de eerste admoriem. Er was een grote hoeveelheid van kabbalistische en niet kabbalistische groepen, en AR”I zelf had een groep leerlingen. Doch alleen aan Chaïm Vital liet hij na om zijn werk voort te zetten en zich ermee bezig te houden. Chaïm Vital was jong, toen hij bij AR”I begon te leren, hij leerde bij hem slechts anderhalf jaar, doch de erfenis die AR”I hem naliet, werd ondergebracht in enkele hutkoffers, waaronder aantekeningen van AR”I, en aantekeningen van die Chaïm Vital maakte. Een deel van deze aantekeningen werd in het graf samen met AR”I begraven, een deel werd opgesloten in de hutkoffer, welke bij zijn verwanten bewaard werd, en een deel nam Chaïm Vital mee en begon dit te bewerken. Hieruit begonnen geleidelijk boeken uit te komen. Na hem werd dit werk door Sjmoeël (Samuel) Vital voortgezet; de kleinzoon – allemaal gaven zij de boeken van AR”I uit tot aan het moment, toen men in de derde generatie het graf opgroeven en de aantekeningen van AR”I eruit haalden. Daaruit begon men het boek “Acht poorten” samen te stellen, de belangrijkste boeken van AR”I.
Wij zien, dat niemand van de volgelingen van AR”I gedurende generaties over zijn volledige werken beschikte en daarom zelfs Chaïm Vital, hoewel hij het maximale deed om voor ons de aantekeningen, de verworvenheden van AR”I, te bewaren, toch niet over alle omvang van de informatie beschikte, om daaruit een eenduidige, algemene methode voor elke neerdalende ziel te vervaardigen. Deze methode kon de grote kabbalist van onze tijd vervaardigen, die praktisch onze tijdgenoot is – rabbi Jehoeda Ashlag. Hij was eind 19e eeuw in Polen geboren, en in 1920 kwam hij in Jeruzalem. Terwijl hij zich in Jeruzalem bevond, en als rabbijn in één van de wijken van de stad werkte, begon hij zijn verhandeling te schrijven onder de naam Talmoed Esser haSfirot (afk. TE”S)– “De Leer over de tien sfirot”. Het gehele heelal, met inbegrip van de geestelijke wereld en onze wereld, de zielen en de bewoners van de werelden, bestaan uit tien sfirot.
De Talmoed bestaat uit zes boekdelen, meer dan 2000 pagina’s. Hij sluit in zich alles, wat gecreëerd werd door alle kabbalisten van alle tijden, alles wat Adam, Avraham, Mosje, rabbi Sjimon bar Jochaj en AR”I schreven. Middels dit zesdelige werk, door dit correct te bestuderen, onder de correcte leiding (er zijn bepaalde condities, bepaalde sleutels eraan, er is een bepaalde aanpak tot de stof, hoe men hem op correcte wijze openmaakt), openbaart de hoogste wereld zich aan de mens. De mens begint het heelal waar te nemen, hij begint in al zijn organen datgene waar te nemen, wat werkelijk buiten onze zintuigen bestaat die wij vanwege hun grofheid, hun beperktheid, wij niet waarnemen.
Baal haSoelam schrijft in het voorwoord van dit werk, dat dankzij het feit, dat hem van boven gegeven werd om 'De Leer over de tien sfirot' te schrijven, iedereen het hoogste punt van de ontwikkeling van de ziel, de mensheid kan bereiken, zich aan de hoogste kracht, op de Schepper kan gaan gelijken. Hij kan, terwijl hij zich nog in zijn lichaam bevindt, de meest hoge geestelijke toestanden bereiken, zodanige toestanden, dat zijn lichaam geen struikelblok tussen zijn ziel en zijn huidig bestaan is, dat er voor hem geen verschil zou zijn: leeft hij in dit lichaam of niet. Daardoor kan hij vrijuit overgaan van wereld tot wereld, bestaan in alle werelden tegelijkertijd, dus uitgaan in het buitentijdelijke, buitenruimtelijke, in de volmaaktheid. Dat kan, schrijft Baal haSoelam middels zijn methode, waarbij zijn methode absoluut voor allen geschikt is. Behalve TE”S schreef Baal haSoelam commentaren op de werken van AR”I en commentaren op het boek Zohar, omdat zoals hij zelf schrijft, hij dient als de volgende neerdaling, de belichaming van dezelfde ziel die vanaf Adam trok via Avraham, Mosje, rabbi Sjimon, AR”I en rabbi Jehoeda Ashlag. Daarom kon hij alle werken doornemen, bewerken, uiteenzetten en ons aanbieden in een zulke vorm, waarin zij juist voor ons, zijn tijdgenoten geschikt zijn. Merkwaardig is dat ondanks het feit, dat Baal haSoelam in onze tijd leefde, gebeurde met zijn manuscripten precies hetzelfde wat gebeurde met het boek Zohar, met de boeken van AR”I. Een deel van zijn boeken werd verborgen in kelders, een deel werd verzameld, een deel werd verbrand, en allemaal kwamen zij in onze tijd boven water. Ook bij rav Laitman zijn vele van zijn manuscripten voorhanden, die niet zijn uitgegeven, welke door hem en zijn leerlingen voor het uitgeven worden voorbereid, dus manuscripten die hij ontving als geestelijke erfenis van zijn Rav.
Over de volgende fase in de ontwikkeling van de Kabbala, die volgde na rabbi Jehoeda Ashlag vertelt ons nu rav Laitman. Baruch Ashlag was de oudste zoon van Jehoeda Ashlag. Hij werd in 1906 geboren toen hij als jongetje met zijn vader uit Polen naar Jeruzalem verhuisde. Hij verrichtte steeds zeer eenvoudige werk: als schoenmaker, bouwvakker, en was geen enkel werk schuw.
Vanaf het begin begreep hij, dat het werk nodig is, om in deze wereld te bestaan. Hij bekleedde niet, hoewel men hem uitnodigde, grote functies. Ondanks het feit, dat hij een grote Thorageleerde was, bekleedde hij nooit het ambt van rabbijn. Al zijn leven lang ging hij stap voor stap achtereenvolgend achter zijn vader in het bestuderen van de Kabbala.
Toen de vader, de grote rabbi Jehoeda Ashlag stierf, erfde rabbi Baruch Ashlag zijn plaats. Hij zette de zaak van zijn vader voort en publiceerde het boek Zohar met het commentaar van zijn vader en zijn andere boeken. Rav Laitman kwam tot rabbi Baruch Ashlag in 1979. Vier lange jaren daarvoor zocht hij de Leraar, onderwees hij zichzelf, leerde bij verschillende “kabbalisten”, alvorens hij tot rav Baruch kwam.
Vanaf de eerste les was het voor hem duidelijk, hij had immers een lange weg afgelegd, dat hij de Kabbala nodig had. Alleen wist hij niet, wie hem haar zou kunnen onderwijzen. Vanaf de eerste les begreep hij dat het de plaats was, die hij zocht en gedurende alle 12 jaren, tot aan de dood van rabbi Baruch – hij stierf in zijn handen – bleef rav Laitman naast hem.
Rav Baruch zette de weg van zijn vader tevens daarin voort, dat hij vijf boeken schreef van zijn artikelen, waarin hij alle mogelijke toestanden van de mens op weg naar het bevatten van de geestelijke wereld afbeeldde. Hij nam een prototype van de mens in ogenschouw en elke van zijn mogelijke stappen; elke mogelijke verrichting; het bevatten van de geestelijke wereld; hoe men in de geestelijke wereld uit kan gaan; op welke manier men hem kan beginnen waarnemen; hoe hem eigen te maken.
Al dat beeldde hij uit in zijn artikelen, dus hij creëerde een persoonlijke methode van het bevatten van de geestelijke wereld, wat geen kabbalist vóór hem deed. Zijn artikelen zijn dus uniek juist voor degenen, wie de geestelijke wereld wenst te bevatten. Zonder deze artikelen kan men zich vandaag niet voorstellen, dat men op de een of andere wijze in de geestelijke wereld zou kunnen uitgaan.
Bovendien liet rav Baruch Ashlag ons de aantekeningen van zijn vader na, welke hij noemde Sjamatie (“Het door mij gehoorde”) – de basis voor de toestand van alle geestelijke werelden, hun velerlei combinaties t.o.v. de ziel van de mens, dat is t.o.v. de ziel, welke bevat, dus in elke toestand. Indien de mens de geestelijke wereld waarneemt, indien hij op de een of andere manier opeens, zonder zelf te begrijpen, doet er niet toe hoe, kwam in een of andere toestand van het samenvloeien, dus een waarneming van een contact met het hogere, met de hem onbekende krachten, dan kan hij dankzij deze artikelen vinden, zijn toestand bepalen, weten, waarmee deze toestand wordt gekenmerkt en weten, op welke manier hij zijn geestelijke opstijging kan voortzetten. Met andere woorden, de werken van Baruch Ashlag zijn de meest noodzakelijke voor ons die persoonlijk de geestelijke wereld wensen te onthullen en te begrijpen.
Inleidende gesprekken
-Welke levensvragen stelt een mens zich?
Wie ben ik en waar leef ik voor?
Waar kom ik vandaan en waar ga ik naartoe?
Waarom ben ik in deze wereld gekomen?
Ben ik hier al eerder geweest en zal ik hier nog eens terugkeren?
Kan ik leren begrijpen wat er met mij in deze wereld aan de hand is?
Waarom is er zoveel leed in onze wereld en wat kunnen we eraan doen om dat te voorkomen?
Hoe kan ik tot rust komen en hoe verwerf ik tevredenheid en geluk?
-De Kabbala geeft een duidelijk antwoord!
De Kabbala geeft ons op bovenstaande vragen een duidelijk antwoord. Zoals de vers zegt: "Proef eens en vergewis je ervan hoe geweldig de geestelijke wereld is want door het begrijpen en voelen van die wereld zul je een waar geluk verkrijgen"! De methode om de geestelijke wereld te leren begrijpen en voelen heet "Kabbala". De Kabbala leert ons over de oorsprong van onze wereld en op welke manier deze door de Schepper bestuurd wordt. Tevens leert de Kabbala ons het verband te zien, tussen ons verleden, ons heden en onze toekomst.
Iedereen, ongeacht zijn of haar leeftijd kan door het leren van de Kabbala voeling krijgen met de geestelijke wereld . Men begint tegelijkertijd in beide werelden te leven, en wordt bestuurder van zijn eigen lot!
Het bestuderen van de Kabbala biedt de mens een mogelijkheid om het waarom van de gebeurtenissen in onze wereld te begrijpen, zowel de gebeurtenissen, die ons persoonlijk overkomen als die ons allen treffen. Maar bovenal om te leren begrijpen, waarom wij in deze wereld zijn gekomen, namelijk om nog tijdens ons leven in deze wereld een stap te zetten om de geestelijke wereld in de materiële wereld te integreren. Hierdoor wordt het ons mogelijk om in beide werelden te leven en kunnen wij het absolute, de eeuwige volmaaktheid van kennis en geluk, verkrijgen.
Het doel van onze publicaties op deze Internetsite is om alle geïnteresseerden op weg te helpen de eerste stappen te zetten naar:
het gewaarworden van de Schepper.
Over de Kabbala.Hoofdstukken :
Inleiding
Wat is de Kabbala?
Is het de moeite waard de Kabbala te bestuderen?
Wie is een kabbalist?
Waarom is het belangrijk om de Kabbala te leren?
Geschiedenis van de Kabbala.
Wie van de kabbalisten is voor ons de belangrijkste?
Wie kan de Kabbala leren?
Het geestelijke en de Kabbala.
De geestelijke wereld wordt door ons gevoeld en begrepen d.m.v.:
Leren door zelfstudie
Leren in een groep
Leren met een Rav
De Tora en de Kabbala.
Religie en de Kabbala.
Wetenschap en de Kabbala.
De kringloop der zielen en de ontwikkeling van generaties.
Ontwikkeling van technologie en de Kabbala.
De ware geestelijke bronnen.
Taal van de Kabbala - taal der takken.
Wat betekent het om de Kabbala op correcte wijze te leren?
Waarom zijn er toch onderwijzers, die de Kabbala onjuist interpreteren?
Grote kabbalisten over de noodzaak om de Kabbala te leren.
Uit de "Inleiding tot Talmoed Esser haSfierot".
Uit de "Inleiding tot het boek Zohar".
1- INLEIDING . Van oudsher zocht de mens antwoorden op belangrijke levensvragen : "Wie ben ik?", "Waarin ligt het doel van mijn bestaan?","Waarvoor bestaat de wereld, is er leven na de dood, e.d.?" Antwoorden op deze vragen tracht ieder mens uit de voor hem toegankelijke bronnen van informatie te verkrijgen. Ieder van ons bouwt aan zijn eigen wereldbeschouwing en kiest zijn eigen bronnen, die hem het meest betrouwbaar lijken.Door de werkelijkheid en het alledaagse leven worden we genoodzaakt de juistheid van onze opvattingen ononderbroken te toetsen. Door deze toetsing worden we gedwongen onze opvattingen te corrigeren of te vervangen. Bij de een verloopt dit proces bewust, bij de ander niet.De reden, die tot verandering en het zoeken naar antwoorden aanzet, is de wens om genot te verkrijgen en het lijden te vermijden. Wat dat betreft, lijken wij op de dieren. Een koe, een kikvors of een vis, ieder dier op zijn manier, streeft ook naar het verkrijgen van zo veel mogelijk plezier en zo min mogelijk lijden. De wetten van de natuur, de manier van leven van levende wezens, en onze levenservaring leren ons, dat er geen verstandelijke methode bestaat om ons voor eens en altijd van het lijden te ontdoen. Men kan het lijden hoogstens voor "lief" nemen en als een "noodzakelijk" kwaad aanvaarden. Aan de vraag over het doel, de zin van het leven, wordt door het alledaagse globale menselijke lijden de volgende vraag toegevoegd: "Waarvoor, berhaupt, lijd ik?". Deze vraag over de zin van het leven schenkt ons geen voldoening, zelfs niet wanneer een van onze alledaagse wensen tijdelijk wel in vervulling gaat. Een mens, die een fel begeerd doel bereikt heeft, begint zeer snel te voelen, dat hem een ander genot ontbreekt. De nieuwe wens laat hem niet op zijn lauweren rusten, en het lijden wordt hervat. Terugkijkend, kan hij inzien, dat hij het merendeel van zijn tijd heeft doorgebracht met het halen van doelen, maar bijna zonder van de bereikte successen te hebben genoten. Aangezien er geen antwoorden op de gestelde vragen te vinden zijn, verschijnen van tijd tot tijd verlangens naar oude geloven. De jeugd stroomt naar India, het Verre Oosten en vindt tijdelijk voldoening met behulp van "geestelijke" techniek. Meditaties, voedingssystemen, allerlei fysieke en verstandelijke oefeningen, wekken bij een mens natuurlijke instincten op en laten hem zich geriefelijker voelen in zijn materiële lichaam. Hij voelt, dat hij in staat is om zijn reacties te controleren en dat zijn zelfbewustzijn zich ontwikkelt. Een mens leert luisteren naar de noden van zijn lichaam, deze te beperken en op rationele wijze te bevredigen. Deze methode leert behoeften te verminderen, waarbij wensen door beperkingen worden vervangen. Dat is slechts een poging om zich te vergeten. De gevoelens zijn immers niet bevredigd, de zin van het leven is niet gevonden. Al deze methoden kalmeren slechts, en verminderen het lijden door het beperken van behoeften, het verarmen van wensen. Echter de mens bemerkt snel genoeg, dat men zich niet aan de waarheid kan onttrekken. Behoeften verminderen verlost ons niet van de wens om te genieten. De mens, die zijn toestand objectief bekijkt, begrijpt, dat zijn fel begeerde doel, d.i.: zich van lijden losmaken en het eeuwige genot bereiken, niet is bereikt. De mensheid is op zoek met behulp van wetenschappelijke onderzoekingen naar logische argumentering van haar bestaan en naar het doel van het bestaan van het heelal. Reeds vele duizenden jaren bestudeert de mens de wetten van de natuur. De wetenschap maakt gebruik van axioma's, die onze logica niet tegenspreken. Dat zijn haar gereedschappen. Daarnaast geldt, dat alles, wat door wetenschappelijke instrumenten niet te meten valt, zich buiten de onderzoeksgebieden bevindt. De ziel van de mens, zijn gedrag en motivatie, bevindt zich achter de grens van puur wetenschappelijk onderzoek. De tegenwoordige geleerden ontdekken, dat naar mate zij in hun wetenschappelijke onderzoekingen vooruitgaan, het wereldbeeld des te vager en ingewikkelder wordt. De inhoud van de meest geavanceerde wetenschappelijke boeken lijkt steeds meer op de inhoud van boeken over mystiek en science-fiction . Deze boeken geven echter geen antwoorden op de vragen naar de zin des levens. De Kabbala als wetenschap biedt een eigen methode van onderzoek van de wereld door de extra capaciteiten van de mens in zijn gewaarworden van de wereld te ontwikkelen. Het woord "Kabbala" (in het Hebr. "ontvangst") geeft het streven naar het verkrijgen van het hoogste besef weer, het aanvoelen van het ware wereldbeeld. Kabbalisten vertellen ons over de techniek, gebaseerd op hun eigen ervaring. Zij behandelen en onderwijzen in hun boeken een eigen methode van onderzoek van het heelal om het antwoord op de vraag naar de zin van het leven te verkrijgen. Deze methode, noemt men "Chochmat haKabbala", d.i. "de wetenschap van ontvangst".
Terug naar inhoudsopgave 2 - Wat is de Kabbala? De Kabbala is een wetenschap, die het dichtst bij de mens staat, omdat zij ons vertelt, waarom de mens bestaat, waarvoor hij op deze wereld verschijnt, waarvoor hij leeft, wat de zin van dit leven is, waar hij vandaan komt, waar hij heen gaat, nadat hij zijn aardse weg heeft afgelegd. Antwoorden op deze vragen ontvangt de kabbalist reeds bij zijn leven, hier en nu. In principe is de Kabbala een methode van het doorzien van de geestelijke werelden en onze wereld, welke daaruit voortvloeit. Aan de ene kant geeft het bestuderen van de Kabbala ons de kennis over de geestelijke werelden, aan de andere kant leert het ons in onszelf een aanvullend zintuig, een scherm met weerkaatsend licht, te ontwikkelen. Met behulp van dit nieuwe zintuig verkrijgen wij de mogelijkheid om in contact te treden met de geestelijke werelden. Het bestuderen van de Kabbala is geen theoretische of abstracte bezigheid. Het is onlosmakelijk verbonden met de praktijk : de mens wordt zich van zichzelf bewust : wie hij is; wat zijn natuur is; wat hij dient te doen; wat er in de mens zelf te veranderen valt. Er is geen kennis, die dichter bij de mens staat dan deze kennis, daar de mens zichzelf, de wereld en zijn eigen lot leert kennen. Alles wat iemand, die de Kabbala bestudeert over zichzelf en de wereld te weten zal komen, zal hijzelf te weten komen in zichzelf. De gevoelens en kennis van een mens zullen voor anderen in zijn omgeving verborgen blijven. Juist daarom noemt men de Kabbala de "geheime wetenschap". Alleen aan de mens zelf is bekend, wat in hem omgaat en wat hij ziet. De wens van een mens om allerlei genietingen te ontvangen is de motivatie voor al het menselijk handelen. Voor de vervulling van zijn wensen is de mens bereid om niet geringe inspanningen te leveren. Alles draait om het feit op welke manier men de meeste genietingen verkrijgen kan met een zo klein mogelijke inspanning. Iedereen probeert deze vraag op zijn eigen manier te beantwoorden. De menselijke wens te ontvangen ontwikkelt zich en groeit : het kleinste verlangen in de mens om te genieten is de wens, die dierlijk genot opwekt. Als van daaruit de wens om genietingen te ontvangen groeit, dan verwacht hij ook nog geld en eerbewijs te ontvangen. Een verdere groei van de wens om genietingen te ontvangen zal de wens om van zijn macht te genieten in hem doen opbloeien! Een grotere wens om genietingen te ontvangen wekt het streven naar kennis op. En de grootste wens om genietingen te ontvangen openbaart zich in het streven naar kennis van het geestelijke. In elke ontwikkelingsfase van zijn wensen onderwerpt de mens zich ontegenzeglijk aan de daarbij behorende eisen en ten behoeve van wat hij nastreeft, voert hij alles uit ter verkrijging van dat bepaalde soort genot .Wij weten niet, hoe het gevoel binnen ons ontstaat, of op welke manier begrippen als zoet, bitter, aangenaam, ruw op ons inwerken. Wij zijn niet in staat om wetenschappelijke instrumenten ter meting en analyse van onze gevoelens te ontwerpen. De Kabbala is de wiskunde der gevoelens. Zij neemt de veelheid van menselijke gevoelens en wensen in ogenschouw, analyseert ze, en vat elk verschijnsel, elke nuance van het gevoel en het begrijpen ervan samen in een exacte wiskundige formule. Het komt op een beginner vreemd over, dat de Kabbala met gematriot (getalwaarden), matrijzen en tekeningen opereert. Maar degenen, die doorzetten en door studie echt vooruitgang boeken, zullen achter het uiterlijk omhulsel van exacte wetenschap gewaarwordingen van het hoogste ontdekken. De wetenschap Kabbala is een oude en beproefde methode met behulp waarvan de mens in staat wordt gesteld om het hoogste besef en het geestelijke te realiseren: het doel van het heelal, zijn betekenis, de zin van zijn eigen leven en geboorte. Indien in een mens het gevoel voor het geestelijke ontstaat, indien dat gevoel hem niet met rust laat, dan zal hij, gebruik makend van de kabbalistische methode, deze wens in zich zover kunnen ontwikkelen, dat hij het geestelijke zal gewaarworden.
Terug naar inhoudsopgave 3 - Is het de moeite waard de Kabbala te bestuderen? Telkens wanneer het onderwerp "Kabbala" ter sprake komt, brengt men allerlei voorwendselen naar voren : van het leren van de Kabbala kan men "gek worden"; men mag de Kabbala slechts vanaf de leeftijd van 40 jaar gaan leren; de Kabbala beoefenaar dient getrouwd te zijn; vrouwen is het verboden de Kabbala te leren; alleen degene, die alle joodse religieuze wetten naleeft mag de Kabbala leren; de Kabbala maakt een mens religieus; alvorens het geheime gedeelte van de Tora te gaan leren, moet men de geopenbaarde Tora kennen. De algemene mening luidt : het is beter de Kabbala te negeren en te laten voor wat het is. Het antwoord wordt gedeeltelijk gegeven in het hoofdstuk uit de "Inleiding tot Talmoed Esser haSfirot" . De bron van deze angstvalligheid is de vrees, dat als gevolg van het leren van de Kabbala, degenen, die de Voorschriften nakomen, die uit gewoonte geloven, afvallig zullen worden van de Tora, van de Voorschriften en van de religieuze levensstijl. Echter wij zijn reeds gedurende enkele generaties getuigen van de afval van de religie als massaverschijnsel, zonder dat er enig verband bestaat met de Kabbala. Ruim honderd jaar geleden waren bijna alle joden religieus. Sinds er meer ontwikkelde zielen in onze wereld neerdaalden, kwam aan de periode van eeuwige sluimering een einde en brak het tijdperk van de verlichting aan. Deze nieuwe zielen konden hun wens om het heelal inzake zijn betekenis en doel te begrijpen, niet door het leren van louter de wetten van de Tora bevredigen. Vandaar, dat met name het afstoten van de bestudering van de Kabbala tot massavertrek leidt, daar de gewone religieuze leer geen antwoorden geeft op datgene, wat ieder mens in de wereld echt interesseert. Dat is de reden, waarom juist, voor zover het gewone Jodendom de mens onverschillig laat, de Kabbala allen in de wereld naar zich toe trekt. De grote kabbalist AR'I schreef al in de 16e eeuw, dat vanaf zijn tijd de Kabbala voor mannen, vrouwen en kinderen en niet-joden is bestemd, m.a.w., allen niet alleen mogen, maar moeten de Kabbala leren. De grootste kabbalist van onze tijd rabbi J. Ashlag in de "Inleiding tot Talmoed Esser haSfirot", p. 2 zegt: "Inderdaad, indien wij onze aandacht op slechts één beroemde vraag gaan richten, ben ik ervan overtuigd, dat alle twijfels over de noodzaak om de Kabbala te leren direct zullen verdwijnen. En dat is de vraag, die door alle stervelingen gesteld wordt: "Waarin ligt de zin van ons leven besloten?!" Rabbi Ashlag gaat zelfs niet in discussie met degene, die inzake het leren van de Kabbala tegenstribbelt of wie zijn passiviteit door allerlei voorwendselen rechtvaardigt. Hij stelt slechts een enkele vraag: "Waarin ligt de zin van ons leven besloten?" Hij richt zich tot degenen, die zich deze vraag innerlijk stellen. Aan een ernstige bestudering van de Kabbala, het bevatten van het eeuwige, zal alleen hij toekomen, die in alle oprechtheid zichzelf afvraagt: "Waarin ligt de zin van mijn leven besloten?" Terug naar inhoudsopgave
4 - Wie is een kabbalist? Kabbalist is een mens, die zich uiterlijk door niets van anderen onderscheidt. Hij hoeft noch een wijze, noch een geleerde te zijn. In zijn uiterlijke verschijning zijn geen tekenen van heiligheid aanwezig. In een bepaalde fase van zijn leven, ontvangt een doodeenvoudig mens de ware en diepgaande antwoorden op vragen over de zin van het leven. Vervolgens verkrijgt deze gewone mens, al lerende de Kabbala, een extra "zesde" zintuig - de gevoeligheid voor het geestelijke. Met dat zintuig is hij in staat om de geestelijke wereld als een concrete realiteit te voelen, precies zoals wij onze dagelijkse realiteit, d.i. onze wereld, gewaarworden. Een kabbalist voelt zelf de hoogste wereld en leert die direct zelf kennen. Men noemt die wereld "de hoogste", omdat die zich buiten bereik van onze gewone gewaarwordingen bevindt. Een kabbalist ziet hoe alles uit de hoogste wereld neerdaalt en in onze wereld geboren wordt. De kabbalist bevindt zich tegelijkertijd in beide werelden, de hoogste en de onze. Kabbalisten ontvangen reële informatie, die om ons heen bestaat, maar die door ons niet volledig wordt waargenomen. De gewone mens kan slechts een klein fragment van het hem omringende heelal gewaarworden. Dit fragment noemt hij "onze wereld". Maar een kabbalist is in staat het gehele beeld van het heelal te bevatten. Kabbalisten beschikken over de mogelijkheid om de gegevens over het gehele heelal, over de bron van ons leven, over datgene, wat gaat gebeuren te onderzoeken en aan ons mede te delen. Zij geven ons de methode om de hoogste wereld het begrijpen. Kabbalisten geven hun kennis door in hun boeken, die in een speciale taal geschreven zijn. Daarom dient men deze boeken onder begeleiding van een kabbalist volgens een speciale methode te bestuderen. Dan worden deze boeken tot een middel voor het bevatten van de echte werkelijkheid. Terug naar inhoudsopgave
5 - Waarom is het belangrijk om de Kabbala te leren? Kabbalisten geven hun kennis over de inrichting van de hoogste, geestelijke wereld niet zomaar willekeurig door. Wat zij schrijven wordt door een zeer belangrijk verschijnsel begeleidt. Het gaat erom, dat elk mens over de mogelijkheid beschikt om zijn zesde "zintuig" , zijn gevoeligheid, te ontwikkelen. Al lezend in de boeken, welke door kabbalisten zijn geschreven, die zich op het moment van het schrijven onder directe gewaarwording en werking van geestelijke werelden hebben bevonden, wekt de lezer, zelfs als hij het geschrevene niet begrijpt, maar het probeert te begrijpen, de werking van het "omringende licht" in zich op . Alle "heilige boeken" zijn door kabbalisten geschreven, maar alleen die, welke in de kabbalistische taal geschreven zijn, beschikken over het vermogen om een intens "omringende licht" in de lezer op te wekken. Door het bestuderen in deze boeken van de geestelijke werkingen, geestelijke realiteit, trekt een mens het licht naar zich toe, en dat licht verbetert (corrigeert - vert.) hem langzaam en zeker en onthult voor hem het beeld van de echte realiteit. In elke mens sluimert dit zesde "zintuig", deze geestelijke gevoeligheid, het vermogen het gehele heelal te gewaarworden. Dat heet "punt in het hart". Het "omringende licht" is bestemd om dat gevoel te vullen, het dient "het zesde" gevoel te vullen, opdat dat gevoel voldoende ontwikkeld wordt. Het licht heet "omringend", omdat het een vat (zgn. een "klie"), dat nog niet in staat is om het in zich op te nemen, omringt. Het "zesde" gevoel blijft ook buiten de materiële realiteit om, na de dood van ons lichaam, existeren. In het leerproces met behulp van kabbalistische boeken schijnt het licht op het "punt in het hart" en ontwikkelt dat. Stap voor stap wordt dat punt "uitgebreid" (uitgezet - vert.), en krijgt het een "volume", dat voldoende is om het omringende licht binnen te laten komen. Het binnenkomen van het licht in het "punt in het hart" doet in een mens zijn eerste gewaarwording van het geestelijke ontstaan. Afhankelijk van de mate van toevoer van het licht op het "punt", zal de mens steeds breder en helderder de hoogste wereld, zijn eigen verleden en toekomst, gewaarworden. Men kan niet zonder hulp van boven, zonder het van boven aankomend "omringende licht", dat de mens geleidelijk aan reinigt. Ondanks het feit, dat wij van de aard van dit licht niets weten, bestaat er een direct verband tussen het "punt in het hart" en het licht, dat overeenkomstig het hoogste programma van het heelal het "punt in het hart" dient te vullen. Door het lezen van boeken sluiten wij ons aan op de bron van het licht, waardoor wij in onszelf, geheel onbewust, een verlangen naar het geestelijke vormen. Dat is het irrationele procédé ter verkrijging van nieuwe, "niet-aardse" eigenschappen. Rav J. Ashlag in zijn "Inleiding tot Talmoed Esser haSfirot" p. 155 schrijft erover : "Waarom verplichten kabbalisten iedereen de De Kabbala te leren? Het gaat erom, dat er in deze bestudering één belangrijke ding is, waard om dat aan allen bekend te maken, immers, degenen, die de Kabbala bestuderen, zelfs indien ze datgene wat zij leren niet begrijpen, wekken door hun wens te willen begrijpen in hun zielen omringende licht op. Immers elk mens zal gegarandeerd alles ontvangen, wat voor hem reeds in het scheppingsplan van de wereld door de Schepper bedacht is (dat komt in het algemeen neer op "het verstrekken van genot aan alle schepselen"). Maar degene, die het niet gelukt is om in deze levenskringloop dat doel te bereiken, zal het wel in een der volgende bereiken en daarmee zal hij het eerste plan, door de Schepper bedacht in vervulling brengen. Voordat een mens zijn volmaaktheid bereikt, zal het licht, dat als "omringend" licht wordt gedefinieerd en dat hij in de toekomst waardig zal zijn,- dát licht zal voor een mens bestemd zijn en wacht alleen op het moment, waarop in een mens de wens ontstaat om het te gewaarworden. En dan zal de wens zich met dat licht "bekleden". Daarom, zelfs indien er nog geen vaten (Klie's) voor de wensen zijn, maar wanneer een mens wel de Kabbala leert en de namen van lichten en vaten noemt - namen, die betrekking hebben op zijn ziel- , dan schijnt het omringende licht dadelijk op hem. Dit licht bekleedt nog niet het interne gedeelte van zijn ziel, daar hij nog niet over vaten beschikt, die in staat zijn dit licht te ontvangen. Desondanks zal de straling van het licht, een mens reinigen tijdens zijn bestudering van de kaballa en hem waardig maken binnenin hem het licht te ontvangen. Bestudering van de Kabbala zelf roept de wens op om de ware wereld te kunnen gewaarworden. Wij kunnen alleen dan met de hoogste wereld bekend raken, wanneer wij hem voelen. Wij kunnen over de geestelijke wereld discuteren, maar zolang wij deze niet zien, blijven het woorden zonder vulling en zonder concrete betekenis. In onze tijd zijn de kabbalistische boeken zeer verbreid. De kabbalisten wensen hun materialen zo breed mogelijk te verbreiden en roepen iedereen op zich bij het leren van de Kabbala aan te sluiten. Tijdens bestudering van deze boeken groeit de dorst naar het geestelijke. En dan zal het licht, dat ons omringt, d.i. hetzelfde licht, dat uit de nog aan ons oog onttrokken wereld begint te schijnen, stap voor stap tevoorschijn komen. Terug naar inhoudsopgave
6 - Geschiedenis van de Kabbala. De kennis over de Schepper, over de hoogste wereld, d.i. de Kabbala, werd door kabbalisten van mond tot mond en schriftelijk doorgegeven. Het allereerste boek over de Kabbala "De geheime engel" ("Raziel haMalach") werd door Adam geschreven. Zijn kennis verkreeg hij direct van boven en niet zoals de kabbalisten door het leren en door wilskracht. De eerste ons bekende kabbalist, d.w.z. die zelf de Schepper had leren kennen, was de aartsvader Avraham. Hij stelde zich, zo vertelt de Tora, vragen over de zin van het bestaan en hij bleek het waard te zijn, dat de Schepper, de hoogste wereld, zich aan hem openbaarde. De door hem vergaarde kennis en de methode om deze te verkrijgen, gaf hij aan de volgende generaties mondeling door en d.m.v. zijn boek "Sefer Jetsyra". Elke kabbalist voegt aan de vergaarde ervaring zijn eigen individualiteit toe. Maar Mosje zette al deze kennis gedetailleerd uiteen in het boek, dat door hem "Tora" werd genoemd afgeleid van het woord "or" = licht, en het woord "horaa"= instructie (voor het zich ontvankelijk maken van het licht). De ontwikkeling van de Kabbala ging door ook na het schrijven van de Vijf boeken van Mosje. In de periode tussen de Eerste en de Tweede Tempel begon men de Kabbala in georganiseerde groepen van kabbalisten te bestuderen. Sinds de vernietiging van de Tweede Tempel tot op heden kan de geschiedenis van de Kabbala in drie ontwikkelingsperioden verdeeld worden. De Eerste periode stamt uit de derde eeuw van onze (niet joodse) jaartelling. In die tijd schrijft rabbi Sjim'on Bar Jochaj (RASHB"I), de leerling van rabbi Akiva, het boek "Zohar". Rabbi Sjim'on kreeg van rabbi Akiva de volmacht om de Kabbala aan de volgende generaties door te geven. Onder zijn tijdgenoten was hij bekend als deskundige in zowel de geopenbaarde als de geheime Tora. Nadat rabbi Akiva gevangen was gezet, vluchtten rabbi Sjim'on met zijn zoon Eliezer naar een dorp Pekiin in het noorden van het land, waar zij zich gedurende 13 jaar in een grot schuil hielden. Hij kwam uit de grot met het boek "Zohar" en met een kant-en-klaar onderwijssysteem voor de Kabbala, het doorgeven van de kennis over het geestelijke. Op dat moment doorzag hij alle 125 trappen, die een mens gedurende zijn aardse bestaan kan bereiken. "Zohar" is op een aparte manier geschreven: allegorisch en in het Aramees. De Aramese taal is de "binnenzijde van het Ivriet", de verborgen kant. Rabbi Sjim'on dicteerde en zijn leerling rabbi Aba legde de leerstof schriftelijk vast. Hij beschikte over een speciale gave om de leerstof zodanig in bedekte termen te vertellen, dat alleen bepaalde soorten zielen het zouden kunnen begrijpen, Vervolgens werd het boek "Zohar" in een grot vlakbij Tsfat verstopt. Na verloop van enkele eeuwen werd het door de aldaar in de buurt wonende arabieren gevonden. De arabieren verheugden zich over het gevonden papier. Er was in die tijd een schreeuwend tekort aan papier. Ze gingen het als verpakkingspapier gebruiken. Een der wijzen uit Tsfat kocht op een dag op de markt een vis, en tot zijn verbazing ontdekte hij, dat de vis in een "onbetaalbaar" document ingepakt werd. Terstond kocht hij van de arabieren alle overgebleven papieren en bundelde ze in een boek. Dat is het boek "Zohar", dat ons bereikte. Eeuwenlang bestudeerde men "Zohar" in het geheim, in kleine kabbalistische groepjes. De eerste die het uitgaf was rav Mosje de Leon, die in de XIII eeuw leefde. De Tweede periode is die van AR"I (de 16e eeuw). In de periode voorafgaand aan AR"I werd de Kabbala in het geheim bestudeerd in kleine groepjes. AR"I verkondigde de kaballa en riep op tot massale bestudering. AR"I, rav Itschak Luria, werd in 1534 in Jerusalem geboren. Op jonge leeftijd verloor hij zijn vader en samen met zijn moeder, verhuisde hij naar Egypte. Hij groeide op in het huis van zijn oom, en leerde de Tora bij de beroemde rav David ben Shlomo ibn Zamra (RADBA"Z) en ook bij de rav Betsallel Ashkenasi. AR"I was een grote Tora-kenner. In 1570 verhuisde hij naar Tsfat. Ondanks zijn jonge leeftijd begon hij direct de Kabbala te onderwijzen. Hij werd hooglijk gewaardeerd door de wijzen van Tsfat , die hij tot zijn leerlingen maakte. Gedurende anderhalfjaar - zolang bleef de school van AR"I in Tsfat bestaan - schreef zijn leerling rav Chaim Vital alles op wat hij leerde. AR"I heeft ons een primair onderwijssysteem van de Kabbala achtergelaten, dat voor iedereen toepasbaar is. Van zijn methode gebruik makend kan ieder mens, die de Kabbala leert tot het doel der schepping komen. AR"I overleed in1572 op 38-jarige leeftijd. Om gehoor te geven aan zijn laatste wil werden alle werken van hem verborgen met de bedoeling om aan die generatie onthuld te worden, die het waard zou blijken te zijn. In AR"I komen wij een verschijnsel tegen, dat karakteristiek is voor de boden van de nieuwe periode van het Kabbala-onderwijs: zij kondigen het begin van een nieuw tijdperk aan en laten de geschiksten van de eigentijdse generatie de techniek van het kaballa-onderwijs zien. Aan de andere kant, trachten ze hun werken te verbergen, opdat degene voor wie ze in de toekomst geschikt zouden zijn, ze zelf zouden ontdekken. De reden daarvoor ligt in het feit, dat het veranderingsproces aan twee voorwaarden moet voldoen: het passende tijdstip en een daarbij behorend niveau van zielsrijpheid, opdat het noodzakelijk zijn van de nieuwe methode uit de zielen zelf zou voortvloeien. Wanneer grote kabbalisten een nieuw onderwijssysteem onthullen en het onderwijzen, zijn hun tijdgenoten niet in staat om de hele omvang van de door hen ingebrachte veranderingen te evalueren. Vandaar dat zij er dikwijls de voorkeur aan geven om hun werken te verbergen of zelfs te verbranden. Het is bekend, dat Baal haSoelam een aanzienlijk deel van zijn werken heeft verbrand. Het is een speciale openbaring van de Hoge in onze wereld, wanneer kennis aan het papier toevertrouwd wordt om het vervolgens te verbranden. Al zou een stukje kennis slechts één keer in de materiële wereld geopenbaard worden, ook dan oefent het reeds invloed uit op de toekomst en vergemakkelijkt het een herhaalde openbaring in de materiële wereld. Uit het boek "Sjaar hagielgoeliem" haalt men de laatste woorden van AR"I aan, waarin hij de bestudering van de Kabbala uitsluitend aan een van zijn leerlingen overlaat, t.w. aan Chaim Vital, die deze in het geheim en in zijn eentje dient te beoefenen. Na de dood van AR"I schreef Chaim Vital alles wat hij hoorde op zonder het te rangschikken. Een deel van de papieren zo'n 600 pagina's verstopte hij. In zijn testament beval hij, dat een deel samen met hem diende te worden begraven, en een ander deel liet hij aan zijn zoon als erfenis na. Uit de verstopte 600 pagina's stelde zijn leerling rav Tsemach in de daaropvolgende generatie het boek "De boom des levens" en andere boeken samen. Van de uit het graf naar boven gehaalde vellen papier stelde men een reeks van boeken samen de zgn. "Acht poorten". Vervolgens haalde rav Tsemach uit het graf ook andere aantekeningen van Chaim Vital. In de tijd van AR"I was de bestudering in groepsverband van het boek "Zohar" nog maar net begonnen. Een actieve bestudering van het boek "Zohar" werd gedurende een periode van tweehonderd jaar voortgezet en er verschenen vele kabbalisten in Polen en het Rusland. Vanaf het midden van de 20e eeuw neemt de belangstelling voor de Kabbala af. De beoefening van de Kabbala was bijna geheel beëindigd. Rav Ashlag schrijft hierover in zijn "Inleiding tot het boek Zohar" en wijst erop, dat dit feit de oorzaak van alle rampen van de 19e en de 20e eeuw is geweest. De Derde periode is de methode van rav Jehoeda Ashlag. Deze methode is uitermate geschikt voor de zielstypen van onze generatie. Rav J. Ashlag, of "Baal haSoelam", zoals men hem naar zijn gelijknamige commentaar ("Soelam") op het boek "Zohar" noemt, is in 1885 in een Poolse stad Lodz geboren. In zijn jeugd en toen hij enige tijd rechter en een autoriteit in het joodse recht in Warshau was, verkreeg hij een diepe kennis van de geopenbaarde Tora. In 1921 repatrieerde hij met het gehele gezin naar Israël. Enige tijd was hij rabbijn van een wijk Givat Shaul in Jerusalem. In die tijd begon hij al zijn leer uit te werken, maar aan het commentaar op "Zohar" kwam hij pas toe in 1943, toen de catastrofe van het Europese Jodendom zijn einde naderde. In die tijd, toen de wereld nog geen weet had van de jodenvernietiging, voelde Baal haSoelam, dat het hoogst noodzakelijk was in onze generatie de kaballa te onderwijzen en te verspreiden, opdat deze leer ieder mens zou mogen bereiken. In zijn "Inleiding tot het boek Zohar" schrijft hij: "Van alle pracht zijn scherven overgebleven. De overgeblevenen is de taak opgelegd de reden van alle rampen te evalueren en oude zienswijzen bij te stellen. Ieder van ons, die in leven is gebleven, dient vanaf dit moment in heel zijn ziel de inwendige Tora te versterken". Baal haSoelam voltooide het commentaar op "Zohar" in 1953. Hij overleed in 1954 en is op de begraafplaats "Har hamenoechot" in Jerusalem begraven. De oudste zoon van Baal haSoelam, rav Baruch Ashlag (RABA"SH) was de opvolger van de zaak zijns vaders. Zijn boeken zijn op strikte aanwijzingen van zijn vader opgebouwd. Dat vergemakkelijkt, in zekere mate, het begrijpen van de commentaren, die door Baal haSoelam zijn nagelaten. Rav Baruch was in 1907 in Warshau geboren. In 1922 arriveerde hij samen met zijn vader in Jerusalem. Pas toen hij trouwde, gaf zijn vader hem toestemming te leren, en vervolgens een groep van nieuwe leerlingen te leiden. Na het verscheiden van zijn vader nam hij diens taak op zich om voor verdere verspreiding van de Kabbala zorg te dragen. Ondanks zijn unieke plaats in de wereld, had rav Baruch een bescheiden levensstijl, werkte als schoenmaker, bouwvakker en employé. De buitenkant van zijn leven onderscheidde zich niet van het leven van andere mensen, maar al zijn vrije tijd besteedde hij aan het leren en onderwijzen. Rav Baruch overleed in 1991. De door Baal haSoelam uitgewerkte methode is voor iedereen geschikt, en de ladder ("soelam") voor de geleidelijke verheffing naar de hoogste werelden, die hij met zijn werken opbouwde, garandeert aan iedereen na 3 tot 5 jaar kabbalistische studie, dat het bevatten van de hoogste werelden tot de mogelijkheden behoort. Het onderwijs beoogt om in ons een wens voor het bevatten van de hoogste wereld op te wekken, en vervolgens deze daadwerkelijk te bevatten. Het is bekend, dat alle drie de grote kabbalisten een en dezelfde ziel zijn. Een keer verscheen deze ziel in de wereld als rabbi Sjim'on, de tweede keer als AR"I en in de derde omwenteling vond deze ziel in rabbi Jehoeda Ashlag haar belichaming. Telkens wanneer de tijd aanbrak om meer te onthullen, wanneer een eigentijdse generatie ervoor klaar stond, daalde deze ziel neer en gaf aan de wereld, aan de gegeven generatie, een nieuw geschikt systeem. Rabbi Sjim'on was een van de grootste mannen van zijn generatie. Hij gaf uiteenzettingen en verklaringen over meer dan 3000 onderwerpen in de Talmoed. Deze verklaringen werden gepubliceerd en bereikten onze dagen. Echter het boek "Zohar" is na zijn voltooiïng verdwenen. Dat heeft te maken met het feit, dat de aard van het geheime gedeelte van de Tora zodanig is, dat deze uitsluitend in een daarvoor geschikte tijd kan worden geopenbaard, wanneer passende zielen in onze wereld zijn gekomen. Zo zal de "Zohar" in de loop der tijd geopenbaard worden. Want elke volgende generatie is steeds meer tot de onthulling van "Zohar" bereid dan de voorafgaande. Datgene, wat in de tijd van rabbi Sjim'on bar Jochaj geschreven en weer verborgen werd, werd pas weer voor het eerst in de tijd van rav Mosje de Lion ontdekt en zo ging het in de tijd van AR"I voort, die als eerste de "Zohar" in de taal van de Kabbala ging interpreteren. Ook deze werken werden verborgen gehouden om vervolgens, toen de tijd rijp was, deel voor deel onthuld te worden. Onze generatie werd met het commentaar "Soelam" vereerd, dat iedereen in staat stelt de Kabbala te leren en zijn eigen correctie reeds vandaag te bereiken. In elke generatie onthult de "Zohar" zich steeds verder aan ons. De "Zohar" gaat zich steeds meer openbaren en wordt met het jaar begrijpelijker en komt de in onze wereld neerdalende zielen naderbij. Terug naar inhoudsopgave
7 - Wie van de kabbalisten is voor ons de belangrijkste? De zielen, die in elke generatie neerdalen, hebben behoefte aan een bijzonder onderwijssysteem. Tot de jaren twintig van de 20e eeuw waren er vele kabbalisten. Bijna elke belangrijke rav was kabbalist, d.w.z. iemand, die het geestelijke, de wortels, de bronnen van onze wereld, kon gewaarworden. Vanaf de jaren twintig is de situatie veranderd. Het type zielen, dat vandaag in onze wereld neerdaalt, is zodanig van aard, dat het type zich hoofdzakelijk lichamelijke genietingen, macht en rijkdom wenst. Een klein gedeelte van alle zielen hunkert naar kennis, en een nog kleiner gedeelte wenst de hoge, ware realiteit te leren kennen. De neerdalende zielen streven geestelijke en materiële doelen na. In dezelfde mate als er vandaag een mogelijkheid bestaat om materiële welvaart te verkrijgen, is er ook een mogelijkheid, juist vandaag, om de hoogste geestelijke trap te bereiken. De enige vandaag werkzame methode om de Kabbala te leren is door de grote kabbalist rav Jehoeda Ashlag (Baal haSoelam) uitgewerkt. Hij is de auteur van het enige volledige commentaar op het boek "Zohar" en op de werken van AR"I. De boeken van AR"I zijn samen met de boeken van zijn oudste zoon, rav kabbalist Baruch Ashlag (RABA"SH) - de enige bron van de ware en volledige kabbalistische kennis. Deze twee kabbalisten zijn onze enige hulpbron. Maar naar gelang de zielen zich ontwikkelen en steeds nieuwe zielen in onze wereld neerdalen, zal er natuurlijk een behoefte aan een nieuwe uiteenzetting van de Kabbala ontstaan. De leer zelf is onveranderbaar, maar de methode van het-zich-eigen-maken, verschilt van generatie tot generatie. Terug naar inhoudsopgave
8 - Wie kan de Kabbala leren? Eenieder, die dat wil, kan de Kabbala leren. Deze woorden behoren aan rav Koek, en spreken over degene, die daadwerkelijk een behoefte voelt aan kennis over zichzelf, over zijn eigen ziel, zijn verleden, waar hij vandaan komt, over zijn toekomst en waar hij na zijn dood zal terechtkomen. De noodzaak om de Kabbala te leren wordt ingegeven door een ziel, die behoefte aan correctie heeft. Eigenlijk is de enige vorm van verificatie, of een mens het leren van de Kabbala nodig heeft, het feit of deze vragen hem al dan niet met rust laten! Een mens komt tot de Kabbala, wanneer het materiële hem niet meer bevredigt. Hij hoopt, dat de Kabbala hem antwoorden zal geven op belangrijke levensvragen en problemen, waarvoor hij de oplossing tevergeefs in onze wereld heeft gezocht, en dat voor hem nieuwe horizonten zullen worden geopend. Zijn hoop op een oplossing voor alle vragen komt bij hem onbewust boven borrelen. Een mens denkt, dat hij de kaballa interessant vindt, hij voelt de noodzaak om de Kabbala, als het ware, omwille van zijn vooruitgang of nieuwsgierigheid te bestuderen. Een mens stelt zich vragen: Wie ben ik? Waarvoor ben ik geboren? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen? Waarvoor besta ik in deze wereld? Ben ik hier al eerder geweest? Zal ik later nog eens terugkomen? Waarom is in de wereld zoveel leed? Hoe kan ik tot genot, tot het volmaakte, tot rust komen? Onbewust voelt een mens, dat antwoorden op zijn vragen buiten onze wereld liggen. En inderdaad, het enige antwoord op al deze vragen is de hoogste wereld te leren kennen en voelen. De weg om deze hoogste wereld te bereiken heet "Kabbala". Met behulp van de wetenschap "Kabbala" komt een mens met al zijn gevoelens in de hoogste wereld, de wereld, waarin het waarom besloten ligt van al datgene, wat er met hem op aarde gebeurt. Door het zien van het waarom van gebeurtenissen, bestuurt een mens zijn eigen weg, waardoor het doel van zijn leven bereikt wordt - rust, genot en het eindeloos volmaakte en dat nog tijdens zijn leven in deze wereld. In onze tijd blijkt, dat in veel mensen de ware wens om de Kabbala te leren nog niet merkbaar is. Men geeft hoofdzakelijk de voorkeur aan het beoefenen van dingen, zoals magie, meditatie en geneeskundige technieken. Door deze met de Kabbala te verbinden, hoopt men zo succes te boeken in datgene, waar de gehele mensheid in vele eeuwen van zijn bestaan niet in slaagde. De meerderheid van de mensen is niet geïnteresseerd in de onthulling van de geestelijke werelden en in hoe hij zijn ziel in zichzelf kan ontwikkelen om daarmee geestelijke kennis te verwerven. In het geestelijke schuilt geen geweld. Alles wordt door "het punt in het hart" bepaald.In hoeverre is "het punt in het hart" rijp voor correcties en geestelijke groei? Als inderdaad de tijd voor correctie is aangebroken, zal een mens naar een plaats zoeken, waar hij zal kunnen leren, en komt niet tot rust alvorens hij deze vindt. De echte wens om de hoogste wereld te kunnen voelen zal een mens tot een juiste bestudering van de Kabbala brengen. Terug naar inhoudsopgave
9 - Het geestelijke en de Kabbala. De mens is niet in staat om maar een kleinste beweging te maken zonder een of ander eigen voordeel te beogen. Hij zal niets doen, indien hij niet ziet, wat hij erdoor wint. Een voordeel is het groeien van de innerlijke energie, waarop het lichaam werkt, het verstand van de mens. Een voordeel dient absoluut te worden gevoeld, in het heden of in de toekomst. Degene, die geen voordeel meer gewaarwordt, stopt onmiddellijk met elke activiteit. Hij is niet in staat om nog de kleinste beweging te maken. De reden daarvoor is, dat wij materieel gericht zijn op de wens om te genieten en alleen daarvoor bereid zijn inspanningen te leveren. De Kabbala is ons van bovenaf gegeven. De algemene scheppingswet is : op welke manier kan men genieten. De Schepper creëerde de mens en gaf hem de instructie hoe te leven. "Leven" is voor ons het ontvangen van genot. Vandaar dat de instructie, hoe de mens zijn bestaan gestalte dient te geven, "Kabbala" heet - de leer hoe (genot) te ontvangen. Want er geldt een bepaalde, zeer strikte regel voor het ontvangen van genot. Dat komt, omdat de Schepper de mens niet zomaar ontvankelijk wenste te maken voor het ontvangen van genot, maar speciaal voor het ontvangen van het eeuwige, volmaakte genot! Als een mens deze regel naleeft dan geniet hij. Echter als hij deze regel niet in acht neemt en hij steeds naar dat genot verlangt, dan ontvangt hij in plaats van genot het lijden. "Lijden" is een acuut gevoel van het ontbreken van genot. Het lijden is in het gevoel gegeven om een mens te dwingen over het waarom van zijn lijden na te denken en te trachten de weg naar het ware genot te vinden. De mensheid is onafgebroken op zoek naar deze weg, allen en iedereen, van eeuw tot eeuw. In onze wereld beschikken wij over uitermate kleinschalige wensen om te genieten. Om het geestelijke te bereiken dient een mens zijn wens om te ontvangen juist te vergroten in plaats zijn wens te onderdrukken. D.w.z. een mens dient zijn wens te vergroten om alles te willen opslorpen, alle werelden, inclusief onze wereld. Maar dat moet een mens doen op de juiste manier!! Dat is eigenlijk het doel waar de mens voor geschapen is. Een mens moet geen asceet zijn, of iemand die zich uit het volle leven terugtrekt. De Kabbala leert juist het omgekeerde en verplicht een mens te trouwen, kinderen voort te brengen, te werken en in het volle leven te staan. De wereld zit zodanig goed in elkaar, dat er een speciale, juiste weg bereid is om een mens tot zijn correctie te brengen. Een mens echter moet leren te ontvangen, leren op de juiste wijze gebruik te maken van al de aan hem gegeven wensen op een dusdanige manier, dat hij niet beperkt wordt. Een mens hoeft zich niets te ontzeggen. Er is geen noodzaak om zich van het actieve leven te distantiëren. De Kabbala verwerpt volstrekt alle vormen van geweld. Er bestaat geen dwang in het geestelijke. In het begin van de bestudering van de kaballa heeft een mens nog geen gewaarwording van het geestelijke. Vandaar dat in de eerste fase van het leerproces men slechts op basis van het verstand leert. Door gebruikmaking van ons verstand moeten we het gevoel in ons hart ontwikkelen. Wanneer het hart zich begint te ontwikkelen, wordt een mens zich bewust van wat waarheid en wat leugen is en op natuurlijke wijze zal hij tot correcte daden en juiste beslissingen komen. Afhankelijk van het niveau van zijn geestelijke doorschouwen neemt een mens van bepaalde dingen afstand, juist van die dingen, die hem niet meer aantrekken, zoals een volwassen mens niet belust is op kinderspelletjes. Terug naar inhoudsopgave
10 - Geestelijke wereld wordt gevoeld en begrepen door….. A. ….. te leren via een echt boek door een ware kabbalist geschreven. Alle boeken van de Tora zijn kabbalistische boeken, door kabbalisten ten behoeve van elkaar geschreven, om meningen met elkaar uit te wisselen en tot wederzijdse hulp. Wie in zijn gevoel de geestelijke werelden gaat aanschouwen, zal zien hoeveel deze boeken hem helpen om door te gaan en zich verder te ontwikkelen. Dat doet denken aan een gids van een onbekend land met behulp waarvan een mens stap voor stap met een land kan kennismaken en leert hoe te handelen in de voor hem nieuwe omstandigheden. Boeken dienen met de aard van onze zielen overeen te komen, d.w.z. zij dienen door een eigentijdse kabbalist geschreven te zijn, omdat de neerdalende zielen in elke generatie verschillend zijn en een speciale alleen voor die generatie geschikte leidraad vereisen. B. ……het toetreden tot een groep, waarvan de leden zich werkelijk geestelijk wensen te verheffen. Een groep, waarvan de leden samen leren d.m.v. boeken van een ware kabbalist onder leiding van een Rav (Leraar). Een groep geeft kracht. Het verlangen naar het geestelijke is voor één enkel individu uiterst klein, maar het verlangen kan door gebruikmaking van het collectief aanzienlijk worden vergroot. Het samenzijn van een aantal leerlingen met ieder zijn eigen kleine verlangen wekt een groot "omringend licht" op. Door alle eeuwen heen leerden kabbalisten in groepen. Zowel rabbi Sjim'on als AR"I beschikten over een groep. Een groep is een noodzakelijke voorwaarde voor vooruitgang. C. ….het leiderschap van een ware Rav, die zelf echte boeken bij een ware kabbalist bestudeerde. Een groep kan beslist niet zonder een Rav . Vooruitgang is zonder een Rav onmogelijk. Alleen een Rav geeft aan een groep de juiste richting. Het ontvangen van het geestelijke licht begint met kleine porties. Naar mate de wens groeit, zal het geestelijk licht toenemen. Hoe groter de wens van een mens, des te groter zijn begrijpen en zijn voelen. Uiteindelijk moet elke mens zijn geestelijke vat binnenin zijn ziel zover laten groeien dat het zich volledig met licht kan laten vullen. Dat heet een volledige correctie. Op dat moment zal een mens de hoogste trap, de wortel van zijn ziel bereiken, dat is de bron van zijn ontstaan in de Schepper. En die toestand dient hij te bereiken, terwijl hij nog in deze wereld (lees : in zijn lichaam) verblijft. Terug naar inhoudsopgave
11 - De Tora en de Kabbala. Alle boeken van de Tora: Pentateuch (Vijf boeken van Mosje), Profeten, Geschriften, Misjna, Talmoed e.d., waren in diverse talen door kabbalisten geschreven, d.w.z. door mensen, die in contact met de Schepper stonden, die de geestelijke wereld doorgrondden. In de loop der tijd schreven vele generaties kabbalisten een groot aantal kabbalistische boeken. Zij maakten hierbij gebruik van diverse methoden voor hun uiteenzettingen. Zij gebruikten talen geheel in overeenstemming met het tijdperk, waarin ze leefden, zoals de taal van de Tenach ("Het oude testament"), de taal van de legendes, juridische en kabbalistische talen. Uiteindelijk ontstonden er vier talen voor het doorgeven van de kennis over de geestelijke realiteit. Dat zijn geen vier verschillende wegen, maar vier verhalen over hetzelfde onderwerp, die op verschillende wijzen worden verteld. Zij vertellen ons de uitkomsten over hoe we vanuit de geestelijke wereld de opbouw van onze wereld kunnen gewaarworden. De gehele Tora is met één enkel doel geschreven nl. om ons te leren, hoe we aan de gewaarwording van onze wereld de gewaarwording van de geestelijke wereld kunnen toevoegen. Zo schrijft Baal haSoelam in zijn boek "Vruchten der wijsheid" hierover het volgende : "Het inwendige gedeelte van de wetenschap Kabbala onderscheidt zich in niets van het innerlijke gedeelte van de Tenach, Talmoed en de Legendes. Het enige verschil tussen hen ligt in de logische aanpak." Dat kan men vergelijken met een wetenschap, die in vier verschillende talen uiteen is gezet. Ondanks het veranderen van taal blijft de kern van de uiteenzetting hetzelfde. De enige zorg is: welke uiteenzetting is de meest passende als het gaat om het doorgeven van deze wetenschap aan een leerling". De geschikste taal voor onze generatie is de kabbalistische taal, die voorziet in een manier van beschrijving van het systeem van de hoogste wereld en van de wegen om de hoogste wereld te begrijpen. De kabbalistische taal is een open en technische taal. De kabbalistische taal helpt een mens in zichzelf een helder en duidelijk beeld van de hoogste wereld op te bouwen zonder in allerlei vormen van "het zien" te vervallen. Maar op de keper beschouwd bevatten alle boeken van de Tora - in welke van de vier talen dan ook weergegeven- dezelfde instructie. Alleen de zuiverste taal voor onze generatie, die ons voor fouten behoedt, is de taal van de Kabbala. Voor het eerst werd deze door AR"I in gebruik genomen. Voor het tijdperk van AR"I gebruikten kabbalisten andere talen. Alle boeken van die periode werden in andere talen geschreven, omdat de zielen van die generaties geen noodzaak voelden het anders te doen. Zij hadden nog geen behoefte om massaal de hoogste wereld te gaan "ontginnen". En de weinige kabbalisten in die tijd communiceerden met elkaar met behulp van de Talmoed. Hierdoor leerden zij van elkaar het hoogste, dat in de Misjna en de Talmoed te vinden was, te begrijpen. Terwijl zij de Talmoed aan het bestuderen waren, zagen ze er geen louter juridische code in, maar een beschrijving van de geestelijke wereld. Elke generatie kabbalisten schreef ten behoeve van de zielen uit de eigentijdse generatie. Het boek "Zohar" is in de derde eeuw van onze jaartelling geschreven en er is van de taal van legendes gebruik gemaakt. Maar het commentaar van Baal haSoelam heeft het voor ons mogelijk gemaakt om dit boek vandaag de dag nog te kunnen begrijpen. Hij verklaart de teksten uit dit boek met behulp van "de taal van sfierot" (zie over de sfirot Woordenlijst). Zonder deze uiteenzetting zouden wij vandaag de dag niets kunnen verstaan van de onderwerpen, die in de "Zohar" worden behandeld. De Kabbala maakte in de loop der eeuwen van enkele talen gebruik, omdat de zelfontwikkeling geleidelijk aan plaatsvindt. Een ziel keert van generatie op generatie in deze wereld terug, ondertussen steeds complexer wordend, met ervaringen uit vorige levens, met toegevoegd lijden, maar ook met geestelijke bagage. En hoewel het voor de mens zelf verborgen blijft, bestaat het toch in "het punt van zijn hart". Vandaar dat in elke generatie voor het begrijpen van de Kabbala een eigen taal nodig is, die met de aard van neerdalende zielen overeenkomt. Het "Zohar" vertelt ons, dat de ontwikkeling der mensheid een kringloop is van het steeds maar neerdalen in onze wereld van 600.000 zielen gedurende 6000 jaar. Elke generatie bestaat uit dezelfde 600.000 zielen, die door het neerdalen in onze wereld telkens in een nieuw lichaam verschijnen en zich ontwikkelen. Deze zielen beseffen de noodzaak van een geestelijke ontwikkeling en bereiken de toestand van het algehele bevatten en het ontvangen van genot. In de eerste 2000 jaar daalden in onze wereld weinig-egoïstische-zielen neer, die geen behoefte hadden aan een of andere leidraad bijv. de Tora, en ondertussen het "punt in het hart" onbewust ontwikkelden . Uit die periode bereikten ons slechts twee boeken: "De engel Raziel" (van het woord "raz" geheim) en "Het boek der schepping" ("Sefer Jetsyra"). Het eerste boek schreef Adam, het tweede onze aartsvader Avraham. Beide boeken kunt u in een gewone boekenwinkel kopen. In de volgende 2000 jaar hadden de neerdalende zielen voor hun ontwikkeling behoefte aan een fysieke uitvoering van de geestelijke wetten in hun fysieke bestaan. Daarom beschreef de kabbalist Mosje datgene, wat hij bevatte en gaf het de naam "Tora". Dat zijn de ons bekende Vijf boeken van Mosje. Mosje zette de hoogste wereld uiteen in een verhalende taal : de "taal van takken" . Men spreekt over het Hoge, maar in de terminologie uit onze wereld. Het is een code, maar waar het echt om gaat is alleen voor degene begrijpelijk, die de hoogste wereld ziet. Wij krijgen de indruk, dat de Tora een verzameling van historische verhalen is. De gebeurtenissen, die in de Tora worden beschreven, vonden wel plaats in onze wereld, maar de essentie, waar de Tora over spreekt, wordt gevormd door de voorafgaande processen in de hoogste (geestelijke) wereld, die vervolgens de overeenkomstige gebeurtenissen in onze wereld opriepen. Dus wat zich in de hoogste (geestelijke) werelden voordoet, gaat vervolgens in onze wereld gebeuren. Echter de zin van het schrijven van de boeken van de Tora is om ons met het begrijpen van de hoogste wereld te helpen, en ons de boeken niet louter als een beschrijving van historische gebeurtenissen te laten beschouwen. De Tora is gegeven om de hoogste wereld te bevatten en gebeurtenissen, die daar ontstaan, te besturen. In onze wereld zijn de hoogste krachten een afspiegeling van de verhoudingen tussen de ene mens en de andere mens, tussen voorwerpen en tussen natuurkrachten. Vandaar dat in de Talmoed het op het eerste gezicht lijkt, dat er sprake is van geleden schade in de relatie van mensen tot de hun omringende wereld, alsof men over de wereld spreekt, waarin wij leven. Maar in wezen gaat het over de hoogste wereld. Wij zien, dat de Tora helemaal niet helpt in deze wereld te leven. Alle volkeren van de wereld kunnen zich uitstekend zonder de Tora redden. De Tora is juist gegeven voor het bevatten van de hoogste wereld en om deze te leren besturen. Wie de Kabbala bestudeert, kijkt op een gegeven moment, dwars door de taal van de Vijf boeken van Mosje, de Talmoed, en de Legendes heen, de hoogste wereld in. Hij ontkleed het uiterlijke, "onze" betekenis van woorden en ziet hun innerlijke inhoud, waar een woord in de hoogste wereld juist op wijst. Dan kan hij rechtstreeks begrijpen, waar het om gaat. De kabbalisten zijn in staat de geestelijke wortel te bevatten en aan hen wordt het gehele tafereel in al zijn bijzonderheden geopenbaard. Waar hebben we de Tora voor nodig? Er is geschreven: "Ik schiep het kwade, het egoïsme en gaf de Tora om dat te corrigeren". In de mate, waarin ieder mens zijn egoïsme gewaarwordt, kan hij de Tora ter correctie gebruiken. Alleen voor dat doel is de Tora gegeven. Want naar mate een mens zich meer en meer van zijn gebreken zuivert, verkrijgt hij dienovereenkomstig de eeuwigheid en de volmaaktheid, een ander bestaan, terwijl hij nog in deze wereld verblijft. In de "Inleiding tot Talmoed Esser haSfirot" staat, dat een leerling het geestelijke binnen drie tot vijf jaren leert te bevatten. Dat wil zeggen, dat, indien men met de juiste intentie leert, men de barrière tussen deze wereld en de geestelijke overwint en het licht bereikt. Als iemand het licht niet bereikt, dan betekent dat, dat hij zich zowel kwantitatief als kwalitatief niet genoeg heeft ingespannen. Het gaat niet om hoeveel men leert, maar in welke mate men zich ermee bezighoudt, ernaar streeft. Terug naar inhoudsopgave
12 - Religie en de Kabbala.Men kan zich niet corrigeren door zelfkastijding, zelfbeperking. Het bevatten en gewaarworden van de Schepper is het enige, dat als resultaat een correctie oplevert.Wanneer een mens het niveau van het geestelijke bevatten bereikt, komt het licht en corrigeert hem. De wensen van een mens zullen dan veranderen. Alleen op die manier kan een mens zich corrigeren, anders is het gewoon huichelarij, doet hij zich geweld aan of is het doden van eigen vlees, maar niet van zijn wensen.Een mens, die zijn uiterlijk met speciale klederen omhult en denkt, dat daardoor zijn essentie verandert, vergist zich. Hij denkt op die manier het geestelijke te bereiken. Hiermede kan hij nooit zijn innerlijk helpen, want alleen het licht is in staat om een mens beter te maken.Het doel van het leren is om het betermakende, zijn ziel omringende licht, op zich te laten inwerken. Alleen dat dient het doel te zijn van het leren, en het licht zal de gewaarwording van het Hoge met zich meebrengen!De kabbalistische weg ter correctie van de essentie van een mens verwerpt alle vormen van geweld volledig. De weg ter correctie geeft aan een mens een gevoel van het licht, de Schepper, een voorstelling van wat het geestelijke is, en dan zal een mens zelf, bewust, maar afhankelijk van zijn geestelijke bevattingsvermogen, de voorkeur geven aan het geestelijke boven het materiële.Juist dat is het belangrijkste verschil tussen de Kabbala en een religie. Elke religie berust op dogma's, tradities, vermaningen, blind volgen zonder enige kritische verificatie, omdat het onmogelijk is het ontastbare te toetsen.De Kabbala onthult aan een mens de hoogste wereld, als gevolg waarvan hij het gehele heelal gewaarwordt en ziet hoe beperkt hij vroeger was in zijn gewaarwordingen en kennis. Met geloof wordt in de Kabbala een heldere gewaarwording van het heelal bedoeld! Terug naar inhoudsopgave
13 - Wetenschap en de Kabbala.Bron van al onze kennis over de wereld vormen de resultaten van door de mens uitgevoerde nderzoekingen. In elke generatie bestudeert de mens deze wereld en geeft hij die kennis door aan zijn nakomelingen.Op dezelfde wijze onderzoekt de mens ook de hoogste wereld. In elke generatie reeds vanaf de tijd van onze aartsvader Avraham, bestuderen en onthullen kabbalisten de geestelijke werelden. De door hen verworven kennis geven ze aan de volgende generaties door.Baal haSoelam schrijft, dat "alle hogere en lagere werelden in de mens bestaan". Dat is de kernuitspraak! Kabbalisten vertellen ons, dat er zich buiten onze gevoelens en ons denken slechts één abstract Hoog licht bevindt, "de Schepper" genaamd.Naar zijn eigen aard is dit licht abstract, eenvoudig en heeft het helemaal geen eigenschappen. Al het bestaande, wat wij om ons heen waarnemen, is niet meer dan een reactie van onze zintuigen op dit ons "omringende eenvoudige licht".Wij bevinden ons in een zee van licht en mede afhankelijk van het bevattingsvermogen van onze gevoelens, ervaren we verschillende gewaarwordingen, die wij aan dit licht toeschrijven.Onze gewaarwordingen zijn het gevolg van de eigenschappen van onze zintuigen. Dat ik een geluid ervaar, komt door de druk van iets van buiten op mijn trommelvlies.Het enige dat ik weet, is dat mijn trommelvlies op iets van buitenaf in tegengestelde richting reageert. Ik ervaar, dat er van binnen naar buiten iets zodanig drukt, dat de kromming, die onder druk van buiten is ontstaan, in evenwicht wordt gebracht. Deze reactie van mij meet ik van binnenuit nl. in mijn hersenen, en ik ervaar het als een gebeurtenis, die om mij heen plaatsvindt. Maar ik heb geen flauw idee wat er werkelijk buiten mij gebeurt, immers in mijzelf ervaar ik alleen een reactie van mijn zintuigen. Iets dergelijks vindt ook met mijn andere zintuigen plaats : gezichtsvermogen, smaak, tastzin en reukzin. Dus wij kunnen nooit buiten de grenzen van ons "doosje" komen. Alles, wat wij als het ware over het gebeurde buiten onszelf kunnen zeggen, is, dat we ons dat in onszelf verbeelden ten behoeve van onszelf. De bestudering van de Kabbala kan ons helpen om de grenzen van onze natuurlijke gevoelens te verleggen en een aanvullend "zesde" gevoel te verkrijgen. Beter is het te zeggen, dat het geen aanvullend gevoelsorgaan is, maar een gewaarwording van de volle inwerking van het licht van buitenaf. Het werkt net zo als in een radio-ontvanger, waarbij men de trillingskring op diverse frequenties kan instellen. Indien een golffrequentie van de ontvanger met die in de ruimte buiten de ontvanger overeenkomt, dan is er contact en reageert de ontvanger daarop. Zo gaat het ook met ons: na de eigenschappen van de buiten ons liggende geestelijke wereld verkregen te hebben, zullen we die ook binnenin ons gaan voelen. Naarmate een kabbalist zich ontwikkelt, verkrijgt hij steeds nieuwe geestelijke eigenschappen. Zo sluit hij zich stap voor stap aan bij steeds hogere niveaus van de geestelijke wereld. Ook een geleerde maakt alleen gebruik van zijn vijf zintuigen. Elk complex precisie-instrument, hetzij een elektronische of een mechanische, of anderszins, die wij als "objectief" beschouwen, verlegt alleen maar de grenzen van onze zintuigen, opdat wij met een grotere gevoeligheidsgraad, dieper, hoger en verder zouden kunnen luisteren, zien, ruiken, proeven en tasten. Uiteindelijk toetst, meet en evalueert alleen de mens de resultaten van zijn onderzoekingen door middel van zijn vijf zintuigen. In het proces van het bestuderen van de Kabbala begint een mens de gehele realiteit te begrijpen, te voelen en te evalueren, met geestelijke en materiële onderdelen te werken zonder enig verschil tussen deze te maken. Een kabbalist bevat de geestelijke wereld, terwijl hij zich in zijn lichaam in deze wereld bevindt. Hij ervaart beide werelden als één geheel zonder dat er grenzen tussen beide werelden worden getrokken. Pas wanneer een mens aan de gewaarwording van de echte realiteit toekomt, begint hij in te zien wat er met hem op deze aarde gebeurt. Zo komt hij tot het besef inzake de resultaten van zijn handelingen. Dan pas wordt hij voor het eerst een realist. Hij leeft, alles gewaarwordend en weet, wat hij met zichzelf en met zijn leven moet doen. Zolang hij nog niet op dit bewustwordingsniveau is aangekomen, is hij waarlijk blind. Hij beschikt over geen enkel middel om te weten te komen, waarvoor hij geboren is, wie hij is en wat de resultaten van zijn daden zijn. Waar gaat hij heen als hij sterft? Alles wordt voor hem door de grenzen van de materiële wereld beperkt : hij kwam hier zonder bewustzijn van het Hoge en zo gaat hij ook heen. Aanvankelijk bevindt alles zich op het bewustzijnsniveau van "deze wereld". Onze zintuigen zijn voor ons allemaal op gelijke wijze beperkt en vandaar dat wij allemaal hetzelfde tafereel zien. Maar in de loop van het leerproces onthullen we aanvullende vormen en verbanden, beginnen we dingen te zien, die wij vandaag niet in staat zijn te zien. Ons niveau is vandaag het laagste, daar wij ons bevinden recht tegenover het uiteinde van het heelal, waar de Schepper zich bevindt. De eigenschap van de Schepper is eindeloos geven, terwijl ons natuurlijke beginsel is alleen voor onszelf te ontvangen. Door het proces van het geestelijk opklimmen onthullen we rondom ons een andere werkelijkheid. Maar in wezen verandert er om ons heen niets. IK ben het, die binnen in mijzelf verander en dankzij deze verandering begin ik aanvullende dingen, die al permanent rondom mij bestonden, gewaar te worden. Het zich openbarende en steeds groter wordende geestelijke tafereel, inclusief mijn vorming, bestuur, kringloop van mijn levens, heet de hoogste wereld. Een kabbalist voelt en begrijpt de hoogste werelden op een concrete en systematische wijze, precies zoals wij onze wereld hebben leren kennen. De hoogste wereld bestaat uit 5 aparte werelden. Zij bevinden zich tussen mij en de Schepper, maken scheiding tussen Hem en mij. De werelden filteren als het ware het licht van de Schepper, verzwakken het in die mate, dat ik het zonder schade te lijden kan gewaarworden. Het Hebreeuwse woord "wereld" ("olam") is afgeleid van het woord "olama" dat "zich aan de waarneming onttrekken" betekent. Een deel van het licht wordt doorgelaten, een deel verborgen. Het hoogste licht daalt van de Schepper neer. Het licht is één. Maar, terwijl het licht de trappen van de werelden doorloopt, wordt het gezeeft en dringt er een hoeveelheid licht tot eenieder door, dat in overeenstemming is met de trap, waarop de kabbalist zich bevindt. Dat is te vergelijken met elektrische stroom. Afhankelijk van het soort apparaat, dat is aangesloten, zorgt de stroom voor koeling, verwarming of het creëren van een vacuum. De kracht zelf is abstract, heeft geen bepaalde vorm. Het apparaat onthult datgene, wat de elektriciteit aan potentie heeft. Zo is het ook met het Hoogste licht, met de Schepper. Wij kunnen zeggen, dat Hij geen concrete vorm heeft, en dat eenieder de Schepper overeenkomstig de correctiegraad van zijn eigenschappen gewaarwordt. In de beginfase kan een mens zich alleen voorstellen, dat er een zichtbare werkelijkheid bestaat. In de volgende fase, na zijn gevoelens langzamerhand gecorrigeerd te hebben, zal een bredere realiteit zich voor hem gaan openen. In de meest geavanceerde fase, zal de barrière, die hem van het licht scheidt, verdwijnen, niets zal een mens nog van de Schepper kunnen scheiden. In onze wereld hebben alle mensen een gemeenschappelijk gevoel, nl. "de wens te ontvangen", dat met vijf gevoelige sensoren is uitgerust zijnde onze vijf zintuigen.D.w.z. "de wens om te ontvangen" is daarom ook in vijf delen verdeeld. Terug naar inhoudsopgave
14 - De kringloop der zielen en de ontwikkeling van generaties. Zielen dalen af in materiële lichamen overeenkomstig een vastgestelde orde. Zij keren in deze wereld periodiek terug, telkens door nieuwe lichamen omhult. Dat wordt door ons als de ontwikkeling van generaties ervaren : lichamen veranderen niet door de generaties heen, terwijl de zielen meer ontwikkeld zijn door ervaringen uit vorige levens. Afgaande op het fysieke omhulsel lijkt elke generatie op de voorafgaande. Echter de generaties verschillen van elkaar. In elke volgende generatie dalen zielen in deze wereld af met aanvullende ervaringen uit het vorige bestaan. Zij beschikken over een voorraad nieuwe krachten, die zij tijdens hun verblijf "boven" hebben opgedaan. Vandaar dat elke generatie over een eigen set van "wensen en levensdoelen" beschikt, en dat leidt tot een ontwikkeling, die met name voor elke generatie afzonderlijk karakteristiek is. In elke generatie dalen in onze wereld zielen af met nieuwe potentiële wensen. En met name deze wensen in de afgedaalde zielen bepalen, hoe de wetenschap, cultuur, kunst zich zullen ontwikkelen, hoe de verhoudingen, e.d. in de betreffende generatie zullen liggen. Alles wordt "boven" besloten, nog voordat de zielen in deze wereld neerdalen en zich in de massa van een bepaalde generatie zullen gaan ontwikkelen. Na de eigenschappen van de neerdalende zielen in ogenschouw genomen te hebben, kan men alle gebeurtenissen in de betreffende generatie tot op het kleinste detail voorspellen. Omdat de geestelijke informatie, deze generatie toebehorend, alles in zich insluit! Het is zelfs zo, dat, indien een bepaalde generatie niet aan de "wens" toekomt om de ware realiteit te bevatten of om het besef van de Schepper te ervaren, die generatie toch een bepaald werk zal verrichten, dat in het lijden, welke die generatie doormaakt, tot uitdrukking zal komen. Een generatie zal ten gevolge van het vasthouden aan een egoïstische levenshouding lijden ervaren. Het is echter nog onbewust lijden. Dat de bron van het lijden het egoïsme is, wordt nog niet beseft. Maar het gevolg is, dat het ophopen van dit lijden van generatie op generatie zal leiden tot een besef, dat van boven alleen het absoluut goede neerdaalt, dat echter als het absoluut kwade wordt ervaren! De ontwikkeling van generaties zal onherroepelijk leiden tot het juiste voelen en begrijpen van de ware realiteit. Aangezien in elk historische tijdperk zielen van een ander type in onze wereld neerdalen, is steeds een andere vorm van leiding noodzakelijk, d.w.z. een soort leiding, die voor het type zielen, die zich op dat moment in deze wereld bevinden, het meest geschikt is. Daarom zijn er in elke generatie mensen, die ons langs de wegen van geestelijke vooruitgang leiden. Zij schrijven boeken en vormen groepen van leerlingen, om de meest geschikten uit de betreffende generatie de methode van het bevatten van de ware werkelijkheid mee te delen. In de "Inleiding tot het boek Zohar" spreekt Baal haSoelam over het feit, dat gedurende zesduizend jaar zielen in deze wereld neerdalen. In elke generatie worden deze zielen steeds slechter, steeds "ruwer". De zielen van elke volgende generatie hebben een afzonderlijke correctie nodig. In het begin gedurende de eerste tweeduizend jaar daalden er naar de aarde dermate zuivere zielen af, dat zij ten behoeve van de aan hen opgelegde taak zelfs de Tora niet nodig hadden. Voor hun ontwikkeling was het voldoende om een gewoon bestaan op aarde te hebben zonder speciale middelen ter verkrijging van het geestelijke. Dat was de eerste periode van het vergaren van ervaringen en pijn in deze wereld. Het feit te bestaan in onze wereld, was voldoende om zichzelf te corrigeren. Het steeds verder opgehoopte lijden deed de zielen hunkeren uit deze pijnlijke toestand te komen. De wens om uit de toestand van het lijden te komen vormt de stuwende kracht van de ontwikkeling der mensheid. In de daarop volgende tweeduizend jaar was de geopenbaarde Tora voldoende voor de ontwikkeling der zielen en de handhaving van de Voorschriften. Zij ervaarden de Voorschriften als handelingen, die aan deze wereld waren verbonden. Eenvoudige uitvoering was voldoende voor de reiniging en verdere vooruitgang tot aan de eindcorrectie. Maar door deze handelingen zelf kwamen de zielen nog niet tot de vervulling van de aan hen opgedragen taak. Het aantal zielen is beperkt, pakweg 600.000. Precies dezelfde zielen dalen telkens op de aarde neer om hun verdere vooruitgang en zelfcorrectie te bereiken. Wanneer wij de op de aarde neerdalende zielen fijn of ruw noemen, bedoelen we het volgende : hoelang is de weg nog tot hun eigen eindcorrectie. Een ziel die voor zijn correctie nog een lange weg te gaan heeft, wordt als ruwer beschouwd. De tweede periode van het neerdalen van de zielen duurde tot de XVI eeuw en was met het verschijnen van AR"I beëindigd, die schreef, dat vanaf zijn tijd beoefening van de Kabbala niet alleen wenselijk was, maar ook verplicht gesteld zou moeten worden voor alle vrouwen, mannen, kinderen en volwassenen, alsmede andere volkeren. Dat standpunt wordt ingenomen door te beweren, dat de zielen in hun ontwikkeling zo'n hoge fase bereikten, dat elke op de aarde neergedaalde ziel d.m.v. een speciale door AR"I ontwikkelde methode in staat wordt gesteld de ware werkelijkheid te bevatten en tot zijn eigen eindcorrectie te komen. Op deze manier kan elke ziel, datgene bereiken, waarvoor deze ziel in wezen bestemd is en te weten komen waarom hij in onze wereld neerdaalt. En dat is de voorwaarde voor de algehele openbaring van de ware realiteit. Deze zal dan pas plaatsvinden, wanneer de mensheid zich de wetmatigheden van de opbouw der wereld eigen gemaakt zal hebben. Dan pas zal er een einde komen aan alle lijden en pijn. Wanneer wij te weten zullen komen, hoe de werkelijkheid ons beïnvloedt en hoe wij op haar reageren, zullen we ophouden, datgene kapot te maken, wat niet kapot mag gaan. We zullen geen gelegenheid voorbij laten gaan om datgene te doen, wat de moeite waard is om te doen, en al onze handelingen zullen dan juist zijn. Dan zal tussen ons en de aan ons geopenbaarde ware wereld een volledige harmonie ontstaan. Maar voorlopig rotzooien wij maar wat aan en zien pas achteraf, wat wij stukmaken. En wij zijn daarbij niet in staat om het te vermijden. Daardoor raakt de mensheid steeds verder in het slop en komt in steeds groter wordende onaangenaamheden en problemen terecht. Het lijden neemt toe, opdat de mensheid uiteindelijk de noodzaak van een geestelijke opklimming zal beseffen. Wij dienen te begrijpen, dat wij geen andere keus hebben dan de geestelijke wereld, waarvan wij deel uitmaken, te leren bevatten. Dat besef zal onze toestand drastisch doen veranderen, zal ons naar een nieuwe toestand leiden. Wij zullen als mensheid bewust gaan handelen en steeds ons einddoel voor ogen moeten hebben d.w.z. door als enkelingen niet als los zand aan elkaar te hangen, maar er voor elkaar te zijn. De mens heet "ziel" en niet "lichaam". Het lichaam kan men vervangen want men is vandaag de dag reeds in staat afzonderlijke organen te transplanteren. Men kan zich een mens voorstellen, waarvan alle organen zijn getransplanteerd. Maar wat blijft er dan van een mens over? Er resteert juist dat gedeelte, het geestelijke, dat "mens" heet. Het lichaam is behulpzaam alleen in die zin, dat het meewerkt aan het werk van de ziel, die erin opgesloten zit. Na in deze wereld te zijn neergedaald, verkrijgen de zielen door het lijden hun ervaringen, en dat heet "de weg van het lijden". Deze ervaringen dragen bij tot zelfontwikkeling. In elke volgende kringloop zal het innerlijke, onderbewuste streven van de ziel naar het geestelijke toenemen. De ziel eist met een steeds toenemende vastberadenheid antwoorden op de vragen over de realiteit :over haar bron, over de zin van het bestaan, over de zin van het verblijf in deze wereld, over de vragen wie ben ik en waar leef ik voor? In verband daarmee bestaan er zielen die in meer of mindere mate ontwikkeld zijn. Onder deze zielen zijn er, wiens streven naar het bevatten van de waarheid zo gigantisch groot is, dat zij niet in staat zijn om binnen de perken van deze wereld te blijven. Na de ware boeken en de juiste leiding te hebben ontvangen, komen ze tot het bevatten van de geestelijke werelden, worden ze kabbalisten. De realiteit van deze wereld is zo gestructureerd, dat de zielen, die op de aarde neerdalen, beseffen dat hun egoïsme het kwade is en voor correctie vatbaar. Dan zal het neerdalen van een ziel in het lichaam, een correctie teweeg brengen die 620 maal hoger zal uitkomen in vergelijking met de oorspronkelijke staat, waarin de ziel is neergedaald. De "grote gehele" ziel verdeelt zich ter correctie in vele delen, die naar onze wereld afdalen en variëren van meer tot minder egoïstisch. Daarom is er in elke generatie een verschillende methode voor zelfcorrectie nodig. Voor zielen van eerste generaties was het bestaan in fysieke lichamen al voldoende. In de volgende fase was het vereist om de Voorschriften praktisch uit te voeren. In onze tijd is de correctie op het inwendige gedeelte van de Tora gebaseerd.Van ons wordt verwacht, dat we een reële zuivering van onze innerlijke wensen ondergaan. De correctie van de wereld en de mens gaat van licht tot zwaar. Participeren de eenmaal gecorrigeerde lichtere wensen in een volgende correctie dan helpen ze daarmee de meer zware, moeilijkere wensen te corrigeren. Een ziel ervaart slechts één wens nl. tot zijn wortel terug te keren, terwijl zij nog in het materiële lichaam verblijft. Een lichaam (lees: "wens te ontvangen"), trekt hem naar deze wereld terug, terwijl een mens in zijn bewustzijn wenst op te klimmen, zoals zijn ziel het wenst. Deze tegenspraak dwingt een mens zich gigantische inspanningen te getroosten om geestelijk 620 maal verder te komen dan voor zijn geboorte. De wens van elke ziel is om tot zijn bron terug te keren, het liefst op een hoger niveau, dan waarop deze in het lichaam was neergedaald. Een ziel, die zijn bestemming niet volledig heeft bereikt, keert in deze wereld in een meer "slagvaardige", meer verbeteringswaardige staat terug. De opgedane ervaring en het doorgemaakte lijden - dat is wat een ziel meer slagvaardig maakt. Bij het neerdalen in het fysieke lichaam wordt aan haar een meer egoïstische, meer harde wens om te ontvangen gegeven, een wens om alleen zichzelf te vullen zonder rekening te houden met de omgeving. Op deze manier openbaart een wens "genot te ontvangen" zich steeds meer en leidt tot het streven om alles te wensen. Soms lijkt het ons, dat wij omwille van het meer slagvaardig zijn in een volgende belichaming, de wensen en hartstochten in ons moeten onderdrukken. Niets wensen behalve een beetje eten en zich even in het zonnetje opwarmen… Maar eigenlijk gebeurt er dan het tegenovergestelde. Want de volgende keer zullen we harder, veeleisender, uitgekiender en agressiever worden. Wij zullen in de rug geduwd worden door een wens om wegen voor een ware onthulling van onszelf te vinden, en dat zal ons tot het einddoel brengen. De hoogste kracht wenst, dat wij ons volledig met geestelijk genot vullen, dat wij tot het meest volmaakte niveau komen, wat alleen bij de aanwezigheid van een grote wens mogelijk is. Alleen bij de aanwezigheid van een grote, doch een gecorrigeerde wens, kan een mens onthulling van de geestelijke werelden bereiken en werkelijk sterk en actief worden. Een mens met een kleine wens kan, hoewel hij geen grote schade kan toebrengen, niet echt nuttig zijn. Een wens, waaruit een handeling voortvloeit, heet alleen "gecorrigeerd", wanneer bij de uitvoering de eigenschap van weggeven wordt toegepast. Oorspronkelijk hebben we deze eigenschap niet. Een mens verkrijgt deze in het correcte leerproces van de Kabbala. Naar het ontwikkelingsniveau van een "wens genot te ontvangen", vormen de mensen een piramide. Aan de basis van de piramide bevindt zich een gigantisch aantal mensen met een kleine "wens genot te ontvangen". Hun wensen zijn materieel. Zij verlangen naar een comfortabel leven, dat hun dierlijke wensen zoals eten, slapen en seks, bevredigt. Daarna komen de mensen met een grote wens rijkdom te ontvangen. Het aantal van deze mensen is kleiner, dan het aantal mensen aan de basis van de piramide. Deze mensen zijn bereid, omwille van het verwerven van materiële rijkdom voor zichzelf, hun leven te geven. Voor dit doel zijn ze bereid elk offer te brengen. Na hen volgen mensen, die tot alles bereid zijn omwille van macht. Zij hechten er belang aan om anderen te besturen en zich in een krachtige positie te bevinden. Een nog grotere wens is de wens om kennis te vergaren. Dat zijn geleerden, die hun leven aan toekomstige ontdekkingen wijden. Behalve dat hebben ze niets nodig. Het aantal van deze categorie mensen is nog kleiner dan van de vorige. De grootst mogelijke wens, die een mens kan bezitten, is de wens om de geestelijke werelden te bereiken, een wens, die werkelijk slechts bij enkelen is ontwikkeld. Alle categoriën zijn in de vorm van een piramide gerangschikt. In een mens zelf zijn de wensen naar hetzelfde principe gerangschikt. Een mens dient deze piramide zodanig te wenden en te keren, dat het zwaartepunt op het meest zuivere, op het werkelijk eeuwige komt te liggen. Hij dient zich wat betreft zijn materiële zorgen alleen met het strikt noodzakelijke bezig te houden, en al zijn energie te richten op het in zich kweken van een verlangen naar het geestelijke. Dat kan men alleen bereiken door middel van een juiste manier van leren in een correcte groep onder leiding van een rav kabbalist. Indien een mens tijdens het leren zijn verlangen naar het geestelijke wenst te vergroten, dan zal "het omringende licht" hem gaan beschijnen en hem opwekken dit nog intenser te verlangen. In deze situatie speelt het leren in een groep en de leiding van een leraar/ rav een beslissende rol. Het belangrijkste opmerkelijke verschil met vorige generaties zielen is, dat de in onze tijd neerdalende zielen steeds duidelijker de wens te kennen geven om geestelijke systemen, geestelijke structuren, te willen bevatten. Zij wensen iets, dat zich boven onze wereld bevindt. Zelfs gewone mensen beginnen een gebrek aan iets geestelijks te ervaren. Alhoewel het "geestelijke" door hen als een of andere vorm van magie gezien wordt, is het weer iets nieuws in hun zoektocht naar de ware realiteit. Indien er in onze generatie een sterkere wens verschijnt, die van de nieuw verschenen zielen zelf afkomstig zal zijn, dan zal ook het onderwijssysteem van de Kabbala overeenkomstig de wens van die zielen vervangen worden. In de laatste vijftien jaar vindt er een zeer snelle en actieve ontwikkeling in de neergedaalde zielen plaats. De wens, die aan deze zielen is gegeven en de richting van die wens, is veel sterker en echter geworden. Dat is een richting, die uitgaat naar het bevatten van de waarheid zelf en naar niets anders. Vandaag is het al moeilijk om naar een oud model te onderwijzen. Een mens wenst rechtstreeks iets over zichzelf te weten te komen. Hij is niet meer alleen met uiteenzettingen van "datgene, dat geschreven is" tevreden, hij wenst dingen over zichzelf te weten te komen en wel via de kortste weg. Hij eist een duidelijke uitleg, en niet alleen een uiteenzetting van de Tora. Hij heeft een urgente wens zichzelf te leren kennen. Vandaar dat het niet uitgesloten is, dat al in onze tijd van boven een nieuwe methode voor het Kabbalaonderwijs zal worden geopenbaard. Terug naar inhoudsopgave
15 - Ontwikkeling van technologie en de Kabbala. Wij onderzoeken de wereld met gebruikmaking van onze zintuigen, verstand en zielskrachten. Verstand en ervaring van generaties helpen ons om de grenzen van onze gevoelens uit te breiden. Alles, wat wij begrijpen en weten, is door ons, als resultaat van het onderzoek van de wereld met behulp van onze zintuigen, ontvangen, en buiten dat bestaat er geen andere kennis. De materiële ontwikkeling in deze wereld is oorspronkelijk aan de mens gegeven met het doel om "een punt in zijn hart" te ontwikkelen. Er is niets in deze wereld, dat niet geschapen of gemaakt is zonder één of ander doel na te streven. De mens is geschapen om het geestelijke naderbij te komen. Het ontwikkelingsproces van de mensheid, het lijden van afzonderlijke mensen en de mensheid in het geheel, hebben alleen tot doel "een punt in het hart" te ontwikkelen. Er bestaat niets behalve de mens en de hoogste geestelijke kracht, en het doel van deze hoogste geestelijke kracht is de mens nader tot zich te brengen. Om het geestelijke te bereiken hoeft een mens niet te lijden. Indien het lijden onvermijdelijk was, dan zou er geen mogelijkheid gegeven worden om deze weg zonder lijden te doorlopen. Dan zou er geen methode voor het bevatten van dat doel met behulp van de Kabbala gegeven worden. Niemand van ons vertegenwoordigt een nieuwe ziel. Ieder van ons beschikt over ervaringen van datgene, wat doorleefd is gedurende een vorige periode in een van onze vorige lichamen. In de loop van zesduizend jaar dalen in onze wereld zielen af, die hier al eens zijn geweest. Dat zijn geen nieuwe zielen, maar zielen van een ander type, die in hun ontwikkeling meer tot het geestelijke genaderd zijn. Om dezelfde reden ondergaat onze wereld door de generaties heen een technologische en materiële ontwikkeling, die een geestelijke behoefte doet ontstaan, welke door observatie bij de ontwikkeling van de in onze wereld neergedaalde zielen geconstateerd kan worden. Elke ontwikkeling is er op gericht tot de eindcorrectie van de zielen te komen. De technologische en materiële ontwikkeling is het resultaat van een geestelijke ontwikkeling van een naar deze wereld afgedaalde ziel. Een ziel, die niet ver van haar eindcorrectie is verwijderd, heeft behoefte aan een andere methode, die op deze ziel een adequatere uitwerking kan hebben. Alle ontdekkingen, die in onze wereld plaatsvinden, zijn het resultaat van geestelijke onthullingen. Alles, wat vroeger voor ons verborgen was en nu geopenbaard is, heet "onthulling". Dat is zoiets, als "iets in een mist ontdekken" : de mist trekt langzaam op en het tafereel wordt steeds helderder. Zo gaat het ook met onze zielen. Zij duldden pijn gedurende een heel reeks incarnaties, totdat zij zo'n toestand bereiken, waarin het al mogelijk wordt een beetje van het hogere te onthullen. In de tussentijd ontdekken we materiële wetten en doen kennis van de natuur op. Plotsklaps komen we te weten, dat er nog iets bestaat, dat tot nu toe voor ons verborgen was. De zielen ondergaan een correctie van licht naar zwaar : vanaf het dunste en zuiverste naar het ruwste en slechtste. Snelle veranderingen in ons alledaagse leven en de technologische ontwikkeling helpen een mens gedurende zijn leven het kwade te beseffen en zichzelf te corrigeren. In elke tijd bepaalt de aard van de neerdalende zielen de vorm van de ons omringende wereld. Hoe slechter de zielen worden, des te slechter is de door de technologische vooruitgang ontstane situatie, die een mens uiteindelijk het kwade doet beseffen. Daarom zal de technologische kennis van onze tijd ons niet helpen met onze inwendige correctie en kan deze ons ook niet van buitenaf helpen. Ondanks alle volmaaktheid van onze middelen zijn wij niet in staat ons leven te corrigeren. In feite, in datgene, wat een mens binnen zichzelf ontdekt, alsook in datgene, wat hij van buiten bemerkt, ziet hij alleen maar het kwade - daarin ligt de gehele betekenis van al deze ontwikkelingen: van technologie, maatschappij, politiek, cultuur e.d. Hij ontdekt, dat het zich eigen-maken van de materie en kennis hem niet van het lijden verlossen kan, maar er in nog grotere mate nieuw lijden aan toevoegt. Daarom onderstreept de grote AR"I nu vijfhonderd jaar geleden, dat het onmogelijk is zonder de Kabbala de eindcorrectie te bereiken en tot de eindtoestand ("gmar tiekoen") te komen. De Kabbala leert ons onze "wens te ontvangen" te gebruiken. Nu is onze "wens te ontvangen" zeer gering in vergelijking met datgene, wat wij potentieel in staat zijn te verwerven door het ontwikkelen van ons "punt in het hart". Een mens wordt met een kleine wens geboren nl. de wens het genot alleen van deze wereld te ontvangen. Hij wenst alleen datgene, wat hij zich kan voorstellen en niet meer dan dat. Hij kan zich alleen wensen datgene, waar hij zich een voldoende voorstelling van kan maken. Hij wenst enkele flats in een goede locatie te hebben, één of twee auto's, in stijlvolle restaurants te eten, e.d. Wij worden met een zeer geringe en beperkte "wens om te ontvangen" geboren. Wij begrijpen niet wat "ware" genietingen zijn. Omdat in deze wereld, waarin wij allemaal leven, onze wensen door dierlijke genietingen zijn beperkt. Om datgene te begrijpen, wat zich buiten de grenzen van deze wereld bevindt, en om zelfs deze wereld in zijn huidige staat te begrijpen, dient men over een eindeloos grote "wens om te ontvangen" te beschikken, die miljarden maal onze "wens" te boven gaat. Indien wij een natuurlijke weg verkiezen, zullen we al maar meer wegvluchten van het einddoel, omdat deze weg ons alleen maar meer lijden, problemen en moeilijkheden oplevert. En zo zal het blijven, totdat de mens op de gedachte zal komen, dat hij helemaal geen genot hoeft te wensen. Het materiële lichaam houdt een mens automatisch vast en dwingt hem zijn streven alleen op datgene te richten, wat hij in staat is te bereiken. Want de hoofdzaak op het programma van ons lichaam is : het zo min mogelijk te laten lijden. Vandaar, dat alleen wanneer het nodig is de lichamelijke wensen van een mens verminderen, zoals wij bij ouderen en zieken zien. Met behulp van oefeningen leert een mens zich aan het lijden te verminderen. Hij dwingt zichzelf "met weinig genoegen te nemen", uitgaande van de veronderstelling, dat hij sowieso al zijn wensen nooit in vervulling kan brengen. Deze weg leidt er uiteindelijk toe, dat een mens zijn oorspronkelijke wensen ontkent en onderdrukt. Het doel van de schepping van de mens is om tot het bevatten van alle geestelijke werelden te komen, zelfs tot aan het niveau van de Schepper zelf. Op dat punt te komen betekent het één en ander zich eigen-maken, en dat is onmogelijk zonder een gigantische "wens om te ontvangen". Dat laatste kan men geleidelijk in zich ontwikkelen door bestudering van de Kabbala. De door ons waarneembare massale verspreiding en verbreding van de Kabbala-leer is direct verbonden met het feit, dat de wereld niet ver verwijderd is van een toestand, waarin alles, wat in het kader van het menselijke zijn had moeten gebeuren, zoals ontdekkingen, vernietigingen, de belangrijkste globale veranderingen, al heeft plaatsgevonden. Wat in de geestelijke werelden aanwezig was, vond reeds in onze wereld plaats. Alles behalve één ding: het geestelijke bevatten, het in geestelijk opzicht opklimmen van onze wereld tot het niveau van de geestelijke wereld en de samenvloeiing van deze twee werelden. Dit proces begon in de jaren twintig van de XIX eeuw in omvang en kracht toe te nemen. Thans ontwikkelt het proces zich met een ongekende snelheid, het neemt elke dag toe en lijkt op een sneeuwbaleffect. Allerlei mensen uit alle uithoeken van de wereld ongeacht hun leercapaciteiten, afstamming, opvoeding, interesseren zich voor de Kabbala en begrijpen, dat de Kabbala niet nog een leer is, dat het geen leer is over de sterren, de tekens van de dierenriem, geesten of engelen. Zij zien in, dat bestudering van de Kabbala hen leidt tot het begrijpen van het waarom, de stuwende krachten en innerlijke verbanden van onze wereld. Zij leren hun natuur te bevatten, de zin van hun eigen bestaan en te doorzien, wat rondom hen gebeurt. Dat stelt hen in staat om duidelijk datgene te zien, wat er met hen als wat er om hen heen gebeurt, opdat zij niet bij verrassing door onverwachte gebeurtenissen en onaangenaamheden overvallen zullen worden. Zij beginnen duidelijk in te zien, te begrijpen, te weten, op welke manier zij op de voorvallen dienen te reageren. Zij beginnen de verbanden, het waarom en de resultaten van hun handelingen duidelijk onder ogen te zien. Wie de Kabbala bestudeert, begrijpt de leerstof beter, onafhankelijk van de branche waarin iemand overdag werkt : het zij in psychologie, geneeskunde, werktuigkunde of in computers. Het lijden zal de gehele mensheid uiteindelijk tot de correctie leiden. Dat is een proces van het opstapelen van ervaringen binnen de ziel, dat zonder medeweten van een mens plaatsvindt in een voor ons begrip ontoegankelijke vorm. Elke pijn, elke inspanning, elke innerlijke daad, elke wens van ons, al deze informatie wordt in de geestelijke wereld verzameld. Niets verdwijnt, alles, wat wij tijdens ons leven doormaken, blijft onaangeroerd, als in een gesloten doos, inclusief onze gedachten, wensen en kennis. In het begin van de schepping was alles vormloos en met elkaar vermengd. In de loop der tijd maakt de mensheid alle deeltjes uit dat mengsel los. Uiteindelijk zal de mensheid begrijpen, dat deze ontwikkeling, die in wezen op een "wens om te ontvangen" is gegrond, alleen lijden tot gevolg heeft en niet nuttig is. Deze ontdekking van de mensheid dient zich in zo'n vorm voor te doen, dat de kracht van dit doorzien hem tot de ontkenning van onze materieel ingestelde aard zal leiden. Dit proces zal gedurende vele generaties blijven voortgaan. Maar er is een andere eenvoudige en snelle weg, die ons van dat lijden vrijwaart en die voor iedereen, die zijn lijden wenst te verlichten, toegankelijk is. Deze heet "de weg van de Tora". Het begrip "de weg van de Tora" leggen wij niet zo uit als het in het algemeen aanvaard wordt. Er wordt de weg mee bedoeld, die een mens in staat stelt alle genot en voldoening, die voor hem zijn weggelegd zonder wat voor beperkingen dan ook, te ontvangen en te beleven. Alleen voor dit doel is ons "de weg van de Tora" gegeven. De "weg van de Tora" is in strijd met de natuur van de mens, toch is het mogelijk langs de "weg van de Tora" het doel te bereiken. Het bereiken van het doel wordt in vergelijking met de natuurlijke weg zonder het leren van de Kabbala door het volgen van "de weg van de Tora" honderden malen verkort, indien een mens boeken leest en bestudeert, die door ware kabbalisten aan ons zijn nagelaten. Alle boeken van de Tora zijn door mensen geschreven met een hoog geestelijk bevattingsniveau. Een mens, die beschikt over de oprechte intentie zich te willen corrigeren en boven zijn natuur uit te stijgen, wekt door het bestuderen van die boeken stralen van "het omringende licht" in zich op, het licht, dat "het punt in zijn hart" ontwikkelt. Het bijzondere van de kabbalistische boeken zit hem daarin, dat zij het omringende licht met zo'n sterke intensiteit opwekken, dat zelfs de meest ruwe zielen van onze generatie een geschikte correctie ontvangen. Dat betekent, dat elke mens kan beginnen met zich te corrigeren. Terug naar inhoudsopgave
16 - De ware geestelijke bronnen. Degenen, die de geestelijke wereld wensen te bevatten, wordt het lezen van uitsluitend boeken der grote kabbalisten van onze tijd aanbevolen o.a. die van rav Jehoeda Ashlag en zijn oudste zoon rav Baruch Ashlag. Hun werken bevatten een eigentijdse methode (die bij de zielen van onze generatie past) van het zich eigen-maken van het geestelijke. Dat wil niet zeggen, dat alle andere boeken niet juist zijn, zij zijn alleen niet geschikt voor onze zielen, omdat zij in andere tijdperken geschreven zijn. De oudste zoon van Baal haSoelam, rav Baruch Shalom Ashlag, zette het werk van zijn vader voort. Zijn boeken baseerde hij op diens principen en onthulde datgene, wat door zijn vader geschreven was nl. de uiteenzetting van de "Zohar" en vergemakkelijkte het begrijpen van de werken van AR"I. Alle belangrijkste ideëen en de methode van de Kabbala en de werken van grote kabbalisten als J. en B. Ashlags, zijn in een reeks boeken van rav M. Laitman "Kabbala, De Geheime leer" uiteengezet. De hoogste voorzienigheid bracht in 1979 rav M. Laitman in contact met rav Baruch Ashlag en tot diens sterfdag gedurende een periode van 12 jaar was hij zijn leerling, persoonlijke assistent en secretaris. Onze bedoeling is om deze en andere werken stap voor stap in het Nederlands te vertalen en op onze web-site te plaatsen. Terug naar inhoudsopgave
17 - Taal van de Kabbala - taal van takken. Kabbalisten schrijven over datgene, wat zij in de hoogste werelden gewaarworden, over datgene, wat hen daar wordt geopenbaard, over de hoogste krachten. Dat doen ze in eerste instantie voor de kabbalisten zoals zijzelf. Want in het doorgeven van de kennis van de een aan de ander is van groot nut voor beide zijden. En pas in tweede instantie schrijven ze voor alle anderen. Voor al degenen, die nog niet over een geestelijk gevoel beschikken, voor degenen, voor wie de geestelijke werelden nog zijn verborgen. Een gewoon mens, die de kabbalistische geschriften bestudeert, leert datgene, wat voor hem verborgen is. Pas nadat hij door middel van het leren, het "zesde gevoel" verkrijgt, begint hij, datgene te zien en te ervaren, wat voor hem vroeger verborgen was en dan wordt het voor hem duidelijk. In feite is de richting van het onderzoek en de ontwikkeling in elke willekeurige tak van kennis in onze wereld dan ook alsmede in de geestelijke werelden dezelfde nl. van het verborgen naar het geopenbaarde. Voor het beschrijven van hun indrukken van geestelijke krachten en van de door hen opgedane kennis en gevoelens, gebruikten de kabbalisten een hele reeks talen. Zoals ook wij in onze wereld verschillende middelen voor het uitdrukken van onze gevoelens en kennis aanwenden. Het is onmogelijk om onze gevoelens onder woorden te brengen. Vandaar, dat wanneer wij ons gevoel wensen uit te drukken en aan een ander willen doorgeven, we genoodzaakt zijn, dat in "omhullende" woorden te beschrijven of te vertellen. Wij doen dat om het onze gesprekspartner mogelijk te maken de boodschap van deze "omhullende" woorden te ervaren en te begrijpen, zodat hij zich een voorstelling kan maken in zichzelf van het gevoel, dat wij voelen. Hij ervaart de werking van de "omhullende" woorden, die geheel op hun eigen wijze de inhoudelijke boodschap onthullen. Zo begrijpt hij ons. Wanneer ik een bepaald gevoel ervaar en dit in "omhullende woorden" wens door te geven, zodanig dat mijn gesprekspartner in staat wordt gesteld de boodschap te begrijpen en er in zichzelf een voorstelling van te maken, dan ben ik in staat mijn gevoel in woorden door te geven. In onze wereld bestaat er over het taalgebruik een algemene afspraak. Dankzij deze afspraak begrijpt mijn gesprekspartner mij terstond, wanneer ik zoetigheid proef en "zoet" zeg. Het is voor hem hetzelfde begrip en roept dezelfde smaakassociatie op. Gewaarwordingen, die een kabbalist ervaart, bevinden zich boven ons bevattingsniveau. Hij wenst ons echter op één of andere manier zijn indrukken van dingen, waarvan wij ons geen voorstelling kunnen maken, toch door te geven. Dat doet hij met behulp van de expressiemiddelen van onze wereld. Gewoonlijk gebruikt hij woorden en af en toe geluiden. Hij kan ook andere expressiemiddelen gebruiken. Een kabbalist, die de geestelijke realiteit voelt en begrijpt, ervaart deze realiteit, maar vindt er geen woorden voor om deze te beschrijven, omdat er uitsluitend in het geestelijke gevoelens en begrip te vinden is. Net als in onze wereld zijn wij niet in staat met exactheid onze gewaarwordingen te beschrijven, wij kunnen onze gevoelens nog steeds niet meten en vergelijken, en daarom nemen we onze toevlucht tot allerlei hulpwoorden. Kabbalisten hebben geestelijke ervaringen, maar aangezien er in het geestelijke geen namen voorhanden zijn, geven ze aan de door hen waargenomen begrippen namen van "takken" uit onze wereld. De taal van kabbalistische boeken heet dan ook "de taal der takken". Deze taal neemt woorden uit onze wereld en gebruikt ze ter verklaring van geestelijke begrippen. Dankzij het feit, dat elk geestelijk verschijnsel overeenkomt met een materieel verschijnsel in onze wereld, draagt elke geestelijke wortel zijn eigen naam en een naam van zijn tak. Daarom ontstaat er geen probleem, als wortels naar de namen der takken genoemd worden. In zijn boek "Talmoed Esser haSfirot" (d. 1, "Innerlijke beschouwing") schrijft Rav J. Ashlag: "En daarom kozen de wijzen der Kabbala voor een bijzondere taal, die men "de taal der takken" kan noemen, daar wij over geen enkel voorwerp, noch over de macht over een of ander voorwerp in deze wereld beschikken, dat niet uit haar wortel in de hoogste wereld afkomstig zou zijn, en omgekeerd. Het begin van elk voorwerp in deze wereld bevindt zich in de hoogste wereld en daalt in deze wereld neer.Vandaar dat de wijzen voor zichzelf een kant-en-klare taal zijn gaan gebruiken, zodat het niet nodig is geweest een nieuwe te bedenken, waarmee ze hun bevindingen aan elkaar konden doorgeven, zowel mondeling als schriftelijk van generatie op generatie als het ware met hun vinger wijzend naar de hoogste wortel, die zich in het systeem van de hoogste werelden bevindt". Zij gebruiken de "taal der takken"; takken, die wij in onze wereld zien om er de wortels in de geestelijke werelden mee aan te duiden. Elke kracht en elke werking in onze wereld komt overeen met een kracht en werking in de geestelijke werelden, die daar zijn wortel heeft. Zij corresponderen eenduidig met elkaar zodanig, dat elke geestelijke kracht uitsluitend een kracht controleert, die zijn tak in deze wereld heeft. Over dit rechtstreekse verband is gezegd: "Er is geen grasje beneden, dat boven geen engel (kracht) heeft, die het slaat en zegt: "groei" (d.w.z. "zijn oorzaak is"). Zoals boven al gezegd is, is er hier geen voorwerp, dat niet overeenkomt met een kracht in de geestelijke werelden. Dankzij deze precieze overeenkomst alsmede het feit, dat in het geestelijke geen namen zijn, maar alleen gevoelens en krachten bestaan, gebruiken de kabbalisten namen voor takken uit onze wereld ter aanduiding van hun geestelijke wortels. Zo schreef elders Rav J. Ashlag, Baal haSoelam over "de taal der takken": "En van alle verklaringen dien je (d.i. de geachte lezer - vert.) te begrijpen : waarom wij in de kabbalistische boeken soms, zoals de menselijke geest dat ervaart, uitermate walgelijke namen tegenkomen" (even vooruitlopend: er worden hier kabbalistische begrippen bedoeld die gewoon uit onze wereld zijn genomen met hun "lage" betekenissen, zoals: "zievoeg", d.i. samenvloeiing, kussen, omhelsen, buik, borst, voeten e.d. - vert.). En bijzonder vaak worden ze in de belangrijkste kabbalistische boeken gebruikt, zoals in het boek "Zohar" en in werken van AR"I. De schrijvers brachten grote verwarring teweeg : waarvoor gebruikten deze wijzen dermate "lage" namen om zulke hoge en heilige begrippen tot uitdrukking te brengen? Echter het is helemaal niet mogelijk, zoals wij reeds hebben toegelicht, ter uiteenzetting van deze wetenschap van welke taal in de wereld dan ook gebruik te maken, behalve van een bijzondere taal, de "taal der takken", die op de overeenkomst met de hoogste wortels gegrondvest is. Daarom is het duidelijk, dat men geen enkele tak vanwege haar laagheid in het bijzonder mag laten liggen en niet zou kunnen gebruiken ter aanduiding van een waar begrip in het systeem van kennis. Want men kan geen enkele andere tak in onze wereld vinden, die deze zou kunnen vervangen. Immers, net zoals twee haren niet uit één wortel kunnen groeien, zo zijn er geen twee takken, die aan één wortel toebehoren. Zo zal dan het geval zijn, dat, indien wij één of andere bijzondere tak laten liggen en niet gebruiken, we ontdekken, dat wij een geestelijk begrip, dat met deze tak overeenkomt, kwijtraken. Immers wij beschikken niet over een vervangend ander woord, dat naar dezelfde wortel verwijst, zodat wij hen nu niet kwalijk hoeven te nemen, dat zij soms voor ons gevoel walgelijke namen gebruiken. Want zij hebben geen ruimte voor een vrije keuze van benamingen. Deze namen zijn van slechte naar goede of van goede naar slechte niet te vervangen noch te veranderen. En zij dienen te allen tijde in voldoende mate aan te geven, wat exact een tak of een bijzonder geval is, die met een vinger naar zijn hoogste wortel wijst. En zij dienen tevens voldoende uitleg te geven, zodat de definitie volkomen exact is en voor de lezer of toehoorder volkomen duidelijk en begrijpelijk zal blijken te zijn". Het is een grote fout te menen, dat er een zeker verband bestaat tussen het menselijke lichaam en een geestelijk vat ("klie"). Degenen, die dat onderwijzen, beweren, dat een geestelijk vat in een menselijk lichaam zich zou kunnen materialiseren. Alsof een materieel orgaan een geestelijk orgaan zou kunnen zijn. Vandaar dat zij een (foute) conclusie trekken, dat, wanneer een mens een materiële daad of een materiële beweging maakt, deze daad of beweging een geestelijke inhoud in zich draagt. Alsof daarmee de mens een reële geestelijke handeling verricht. Deze fout komt door het feit, dat de kabbalisten hun boeken in "de taal der takken" schreven, en ter aanduiding van geestelijke begrippen gebruik maakten van woorden uit onze wereld. Degene dus, die hun taal onjuist begrijpt, vergist zich. Daarom waarschuwt de Tora in strenge bewoordingen : "Creëer in jezelf geen idool of een beeltenis". Dit verbod heeft alleen betrekking op een poging om zich het geestelijke en de Schepper materieel voor te stellen. Dit verbod is niet gegeven, omdat een mens, die zich in deze wereld bevindt, enige schade aan de geestelijke werelden of de Schepper zal kunnen toebrengen, maar omdat degene, die het verbod overtreedt, nooit de geestelijke realiteit zal kunnen begrijpen. Hij zal de geestelijke werelden niet kunnen voelen en begrijpen. "De geestelijke (men kan zeggen, "virtuele") werelden" zijn abstracte plaatsen. Waar zich alleen ervaringen bevinden en krachten werken zonder lichamelijk omhulsel of dat nou levend, levenloos, plantaardig of menselijk is. Het is moeilijk om geestelijke begrippen op een juiste wijze uiteen te zetten. Telkens weer moet men deze begrippen trachten te begrijpen. Daarom herhaalt een leerling keer op keer de basisbegrippen zoals: "plaats", "tijd", "beweging", "verdwijning", "lichaam", "lichaamsdelen" of "organen", "samenvloeiing", "kus", "omhelzing" totdat hij in zichzelf een juiste beleving van elk van deze zaken zal hebben aangekweekt. De oorzaak van het feit, dat een mens de geestelijke beleving van de hoogste werelden niet bereikt, zit hem in de verkeerde bestudering van de Kabbala. Terug naar inhoudsopgave
18-Wat betekent de Kabbala op correcte wijze te leren? De Kabbala op correcte wijze te leren betekent:
Bestudeer uitsluitend het boek "Zohar", de werken van AR"I, van Baal haSoelam en van RABA"Sj.
De Kabbala niet opvatten, zoals deze door allerlei "kabbalisten" geïnterpreteerd wordt. Die leren, dat overal waar "lichaam" geschreven is, ons fysieke lichaam bedoeld wordt. Men zegt bijvoorbeeld, dat zich in de rechter hand van de mens "sfira chesed" (zie woordenlijst) bevindt, en in de linker "gvoera" (zie woordenlijst). Dat is precies de overtreding van het strengste verbod van de Tora: "maak je geen idool!!!". Terug naar inhoudsopgave
19-Waarom zijn er toch onderwijzers, die de Kabbala onjuist interpreteren? Er zijn toch onderwijzers, die dat onderwijzen en die op die manier e.e.a. interpreteren omdat:
voorop gesteld moet worden, dat zij niet in staat zijn het anders te begrijpen en omdat zij geen geestelijke gewaarwordingen kennen.
- indien er een direct verband tussen het fysieke lichaam en geestelijke krachten zou bestaan, dan zou het mogelijk zijn een mens aan te leren, hoe hij in dit leven succesvol kan worden en hoe een fysiek lichaam met behulp van materiële handelingen, die zich als geestelijke handelingen voordoen, te genezen. En voor dát soort onderwijs zou men een niet geringe vergoeding mogen vragen?? Daarom is het de moeite waard om dergelijke verbanden te onderkennen!!
Inderdaad berust de aantrekkingskracht van de Kabbala in vele opzichten op de menselijke hoop in het leven succes te hebben. Wij bestaan allemaal uit een wens genot te ontvangen. Zo beginnen we allemaal. Echter, de een voelt en begrijpt door correcte leiding het geestelijke en de eeuwigheid, en de ander leeft door valse leiding met de illusie, dat hij iets van het geestelijke snapt, terwijl hij in feite zijn kans het geestelijke tijdens zijn leven te bevatten, heeft verloren. En degene, die zich met de Tora bezighoudt en in haar alleen maar een historisch verhaal ziet, doet dat in tegenspraak met onze bronnen. Want er is gezegd, dat de gehele Tora een expressie is van de namen van de Schepper, dat de Tora de leer van de wereld Atsieloet (zie Woordenlijst) is, dat alle woorden van de Tora heilig zijn. M.a.w. dat er geen sprake is van een verhaal over onze wereld met daarin de mens. Wie leiding geeft en beweert, dat de Tora verhaalt over ons en onze wereld, is abuis. Alle namen in de Tora zijn heilig, zelfs de naam Farao, Bil'am, Balak of van welke andere zondaar dan ook is heilig! In het boek "Zohar" staat geschreven, dat al deze namen geestelijke stappen betekenen: "Farao" komt met een ongecorrigeerd deel van de malchoet (zie Woordenlijst) overeen en "Lavan" met het hoogste witte licht ("Loven eljon"). Indien een leerling het uiterlijke c.q. materiële omhulsel van deze namen niet loslaat, dan zal hij allerlei constructies, die niets met het geestelijke te maken hebben, gaan bedenken. Daarnaast zij opgemerkt, dat, indien ten gevolge van de bestudering van de Kabbala een mens zich van het bevatten van het geestelijke gaat verwijderen, het zo'n mens verboden wordt te leren, want hij zal alleen maar in de war raken. Daarom hebben de kabbalisten het Kabbala-onderwijs aan mensen zonder speciale voorbereiding verboden. Zij zorgden ervoor, dat hun leerlingen niet van de rechte weg zouden afwijken. Daarom selecteerden ze hun leerlingen op grond van bepaalde criteria. Kabbalisten schreven, dat een leerling niet jonger dan 40 jaar oud, getrouwd, en vol van de Talmoedkennis dient te zijn. Indien wij een poging doen om deze eisen naar hun directe betekenis te interpreteren, dan zullen we tot de conclusie komen, dat de beoefening van de Kabbala in het geheel onmogelijk is. Immers er is niemand, die over zichzelf beweren kan, dat hij de Talmoed tot in de puntjes beheert. Baal haSoelam verklaart het bovenstaande in het begin van zijn "Inleiding tot de Talmoed Esser haSfirot". Echter, indien wij deze beperkingen als noodzakelijke voorwaarden voor correcte gewaarwording van de Kabbala opvatten, zullen we zien, dat hun doel is ervoor te zorgen, dat een leerling niet van de rechte weg van het leren zal afwijken en naar de ongewenste kant zal afglijden. "De 40-jarige lijftijd" is een symbool van "BIENA" : verstand, rijpheid. "Getrouwd" is degene, die in alle oprechtheid een gebrek aan het geestelijke onderkent, die een correcte "wens-echtgenote" heeft. Het nieuwe, wat in onze tijd is waar te nemen, is, dat wij vandaag de dag over grote taalmogelijkheden beschikken, in gunstigere omstandigheden verkeren en er een grote noodzaak is om de Kabbala te leren. Dankzij het feit, dat de zielen een behoefte voelen om de Kabbala te leren, verschijnen er kabbalisten zoals Baal haSoelam, die commentaren schrijven, die het mogelijk maken te leren zonder vrees voor vergissingen. Hij schreef zijn commentaren om de volgende reden: "Door erop te steunen, kan men niet tot een materialisatie komen". Daarom kan vandaag elke mens d.m.v. zijn boeken de Kabbala bestuderen. De vier talen met behulp waarvan men de geestelijke werelden bestuderen kan zijn: de tenachische taal (de taal van de Tenach),de taal van de Talmoed, de taal van de Agada (legendes) en de kabbalistische taal - de meest effectieve en de meest directe. Wie op basis van de kabbalistische taal leert, kan geen fouten in het begrijpen van de Kabbala maken. Deze taal maakt geen gebruik van de benamingen uit onze wereld, maar bedient zich van speciale begrippen, die rechtstreeks betrekking hebben op geestelijke vaten, geestelijke objecten, geestelijke krachten en hun verhoudingen. Daarom blijkt deze taal voor de innerlijke vooruitgang en correctie van een mens de meest effectieve te zijn. Degene, die de werken van Baal haSoelam, zijn originele boeken bestudeert, wordt door een echte kabbalist begeleidt en hij hoeft niet te vrezen, dat hij zich zal vergissen. Terug naar inhoudsopgave
20 - Grote kabbalisten over de noodzaak de Kabbala te leren. Vandaag de dag zijn we verplicht om de hoeveelheid tijd, die we besteden aan de bestudering van de inwendige Tora, te vergroten. Het boek "Zohar" baant zich een nieuwe weg, alleen dat maakt het mogelijk de poorten der Bevrijding open te slaan. Rav Koek. Igrot Or 57. "Weet toch, dat alles, wat ik schrijf, tot doel heeft, dat de harten der talmoedisten, jong en oud wakker zullen worden om zich ernstig met het verborgen deel van de Tora bezig te gaan houden." Rav Koek. Igrot Or 43. "Het bevatten begint met de geheime Tora en pas daarna bevat men de overgebleven delen van de Tora. En tenslotte bevat men de geopenbaarde Tora". Gaon mie Vilno, Siedoer. "Het verbod op bestudering van de Kabbala was alleen geldig tot het jaar 1490. En vanaf 1540 dient men allen aan te sporen het boek "Zohar" te bestuderen. Want alleen door het leren van de "Zohar" zal de mensheid de geestelijke bevrijding en de komst van de Masjiach naderbij brengen. Daarom mag men de bestudering van de Kabbala niet uit de weg gaan". Rav Azoelaj, boek "Or haChama". "Er is geen andere weg om tot de grote reiniging te komen anders dan door rechtstreekse bestudering van de Kabbala, hetgeen de meest eenvoudige weg is en zelfs een afdoende weg voor zwakken van geloof. Wat men niet kan zeggen over de bestudering van alleen de geopenbaarde Tora, waardoor slechts uitverkorenen zich zullen kunnen reinigen en dan nog met zeer grote moeite en in geen geval de massa's". Rav J. Ashlag "Wee degenen, die geen "Zohar" willen leren", want zij brengen in de wereld armoede, oorlogen en rampen". Tikoeney haZohar, Tiekoen 30 "De bestudering van het boek "Zohar" is hoger en verdient meer de voorkeur dan het bestuderen van welk boek dan ook ". AChID"A "De toekomstige bevrijding zal alleen dankzij de bestudering van de Tora plaatsvinden, maar de bevrijding en de komst van de Masjiach zijn enkel en alleen afhankelijk van het leren van de Kabbala". Gaon mie Vilno, "Even sjlema", 11,3. "Wie in staat is de geheimen van de Tora te bevatten, maar daar niet naar streeft, die wacht een zware straf." Gaon mie Vilno, "Even sjlema", d. 24. Het inwendige deel van de Tora is voor het inwendige leven van het lichaam nl. voor zijn ziel, en het uitwendige deel van de Tora is voor het uitwendige lichaam. Wie geheimen van de Tora bestudeert wordt niet beheerst door onreine krachten." Gaon mie Vilno, "Even sjlema", d. 27. "Er zijn geen beperkingen opgelegd voor het leren van het boek "Zohar"." Chafets Chaim "Indien mijn generatie aan mijn stem gehoor zou willen geven, dan zouden ze het boek "Zohar" al vanaf negenjarige leeftijd bestuderen en op die manier ontzag voor de Schepper krijgen, en niet een uiterlijke geleerdheid". Rav Aiziek mie Komarno, boek "Notsar Chesed". "Alleen door middel van de verspreiding van kennis en de massale bestudering van de Kabbala zal de gehele mensheid de volledige Bevrijding verdienen. Elk individu en ook allen tezamen zullen alleen door het begrijpen en voelen van het inwendige deel van de Tora, datgene vervullen, waar zij voor geschapen zijn. Daarom is de massale verspreiding van de Kabbala noodzakelijk om daardoor de komst van de Masjiach te verdienen. Daarom dienen we leercentra op te richten, boeken te schrijven, opdat de massale verspreiding van de Kennis wordt bespoedigd." Rav J. Ashlag. "Inleiding tot het boek "Paniem Meirot". "Zonder de Kabbalakennis lijkt men op dieren. Zelfs degenen, die de Voorschriften inhoudsloos en hersenloos uitvoeren, gelijken op dieren, die stro aan het kauwen zijn, dat geen smaak heeft, die een mens aangenaam is." Gaon mie Ziditjev. "Soer mie ra ve ose tov". "Ik roep iedereen op dagelijks tijd beschikbaar te maken voor het bestuderen van de Kabbala, want daarvan hangt de reiniging van uw zielen af". Rav Itschak Kadoerie. Vroeger was het afdoende om het geopenbaarde deel van de Tora te bestuderen. Maar vandaag al staan we aan het voorportaal van de dagen der Bevrijding (de bevrijding van de mensheid van het egoïsme en de verheffing tot het niveau van de Schepper). Het leren van het geheime deel van de Tora is noodzakelijk, omdat er vroeger geen sprake was van zulk heftig egoïsme in de mens. Het was vroeger afdoende het geopenbaarde deel van de Tora te bestuderen als een correctiemethode tegen het egoïsme. Maar vandaag de dag staande aan het voorportaal der Bevrijding, is het egoïsme dermate groot, dat het alleen maar door de geheime Tora in evenwicht gebracht kan worden." Rav Simcha Boeniem mie Psjisk. Het boek "Torat Simcha", pag. 57. "Zij maken de gehele Tora gortdroog, omdat zij niet naar de wetenschap van de Kabbala streven. Wee hen, die daardoor in deze wereld armoede, hongersnood, vernedering, moord en verlies van de gehele wereld veroorzaken. "Tiekoenej Zohar (tiekoen 30). "Begrijp nou, dat de geestelijke onpersoonlijkheid en de duisternis van onze generatie geen gelijke in vroegere tijden hebben gekend, doordat Tora-bestuderenden zich van haar Geheimen distantieerden." Rav J. Ashlag. "In de toekomst zullen we door het ontvangen van het licht des levens uit het boek "Zohar" uit onze verbanning terugkeren." Zohar. Naso, 90. "Kabbalisten verplichten iedereen de Kabbala te leren, omdat er een bijzondere eigenschap achter schuilgaat, die iedereen dient te weten: in het bestuderen van de Kabbala zit die grote bijzonderheid hem daarin, dat wie de Kabbala bestudeert en daarmee wenst te weten te komen, wat er geschreven is, in zijn ziel omringende licht opwekt. Dit keer op keer door hem tijdens zijn leren ongemerkt ontvangen licht, zuivert hem en brengt hem op een hoger niveau, totdat hij volmaakt is." Rav J. Ashlag. "Inleiding tot "Talmoed Esser haSfierot". "Wanneer wij de wetenschap Kabbala met liefde zullen beginnen te bestuderen, zullen we uit de verbanning terugkeren. Degenen, die zich alleen met de Talmoed bezighouden lijken op blinden, die aan muren knagen. En zij zijn niet in staat om met hun ogen de geheimen van de Tora te zien. Er is geen beter genot bij de Schepper, dan wanneer een mens zich met de Kabbala bezighoudt. Sterker nog, enkel en alleen daarvoor is de mens geschapen en in deze wereld gestuurd…" Chaim Vital, leerling van AR"I. Inleiding tot het boek "Sjaar hakdamot". Terug naar inhoudsopgave
21 - Uit de "Inleiding tot "Talmoed Esser haSfierot". In de eerste paragrafen van de "Inleiding tot Talmoed Esser haSfierot" wordt het waarom verklaard, dat een mens tot het leren van de Kabbala leidt:
Het belangrijkste is om de ijzeren muur, die ons van de Kabbala scheidt vanaf de vernietiging van de Tempel tot de dag van vandaag en de bron van al onze kwellingen is, te doen ontploffen. Maar wanneer ik mij met een voorstel om de Kabbala te leren tot iemand wend, ontstaan er terstond vragen: En waarom moet ik weten : hoeveel engelen er in de hemelen zijn; wat hun namen zijn. Kan ik soms de gehele Tora niet uitvoeren zonder deze kennis? Dat komt, omdat zij denken, dat de Kabbala over dingen spreekt, die geen verband met ons leven hebben, over abstracte begrippen, die ver van ons bed staan en onbelangrijk voor ons zijn, dat de Kabbala mystiek en magie is. Hadden de wijzen soms niet vastgesteld, dat men zich eerst met de kennis van de Talmoed dient te vullen? En wie kan er nu zeker van zijn, dat hij de gehele geopenbaarde Tora al kent, en hem slechts de kennis van de geheime Tora ontbreekt? Hij vreest, dat wegens de bestudering van de Kabbala zijn uitvoering van de Voorschriften eronder zal lijden. Het is gebruikelijk te denken, dat degene, die met de bestudering van de Kabbala begint, de handhaving van de Tora en de Voorschriften onvermijdelijk zal verzwakken, daar hij hoofdzakelijk voor de "kavana", d.i. voor de erbij behorende intentie zorgt, en niet voor de lichamelijke (in de regel, alleen maar de mechanische) uitvoering ervan. Zelfs de kabbalisten - zo meent men - laten niet iedereen zich met de Kabbala bezig te houden!? Alle gelovigen van mijn generatie wijzen bestudering van de Kabbala af en raden eenieder aan dat het beter is de Talmoed te leren.
De reden, dat het ongewenst is de Kabbala te leren, zit hem alleen daarin, dat mensen het doel der Schepping niet begrijpen. Wegens onbegrip jegens het doel der schepping rijzen er vragen, die een mens niet met rust laten: "Wat is de zin van mijn leven?; "Waarin ligt de oorzaak van al mijn lijden?"; "Wat is het doel van mijn leven?". Ondanks het feit dat mensen uit alle generaties getracht hebben deze vragen op te lossen, zijn zij nog steeds onbeantwoord en ondanks dat we onze hersenen afpijnigen, voelen we ons vernederd en verwonden ze ons pijnlijk, maar deze vragen blijven zonder antwoord. De gewone manier waarop de mens deze vragen oplost, is hun bestaan te vergeten en zich op de stroom des levens te laten meevoeren en vergetelheid in het alledaagse te zoeken. Daarom past de bestudering van de Kabbala alleen bij degene, die zich van binnen deze vragen stelt door hen gekweld wordt en een antwoord tracht te vinden. En inderdaad, indien wij al onze aandacht alleen op de bekende vraag zullen richten en deze proberen te beantwoorden, dan zullen alle twijfels over de noodzaak van het bestuderen van de Kabbala verdwijnen. En dat is de vraag, die door alle stervelingen gesteld wordt: "Wat is de zin van mijn leven? " Met andere woorden er zijn jaren van ons leven, waarin ons pijn noch kwellingen bespaard zijn gebleven en wij dat alleen daarom hebben verdragen, opdat zij eens zullen ophouden. Wie vindt daar voldoening in? Niemand vond een antwoord op deze vraag! En in onze tijd waagt niemand zelfs een poging deze op te lossen! Desalniettemin blijft de vraag overeind, en in al zijn verbittering en kracht treft hij ons onvoorbereid, doorboort onze hersenen en vernedert ons door ons met het stof der aarde te vermengen, met dieren gelijk te stellen, totdat wij onze toevlucht nemen tot een bekende uitweg d.w.z. dat we ons met de levensstroom zinloos laten meevoeren net zoals gisteren.
De oplossing van deze opgave is in de Schriften aangegeven: "Bevat, hoe goed de Schepper is". En dat is alleen mogelijk door het leren van de Kabbala. Waarom verplichten dan de kabbalisten iedereen de Kabbala te leren? Omdat er een grote kracht uitgaat van het bestuderen van de Kabbala. Allen dienen daarvan te weten, dat die kracht op eenieder, die de Kabbala bestudeert, neerdaalt. Wie de Kabbala bestudeert, hoewel hij nog niet begrijpt wat hij leert, wekt in zijn ziel door een sterke wens de leerstof te begrijpen "het omringende licht" op. Dit fenomeen geschiedt, omdat elk mens uiteindelijk zijn gecorrigeerde toestand dient te bereiken. Wanneer iemand waardig bevonden wordt om alle wonderlijke, eeuwige en volmaakte geestelijke bevattingen te ontvangen, zal de Schepper ons dat genot ook kunnen geven, dat hij vooraf voor eenieder van ons heeft voorbereid. En indien een mens dit niet tijdens zijn leven bereikt, is hij (nog) niet waard het Hoogste licht te ontvangen. Het licht, dat hij wel in de toekomst zal kunnen ontvangen, bestaat voorlopig rondom die mens en wordt een "omringende licht" genoemd, omdat het zich bevindt in staat van permanente paraatheid. Het wacht, totdat een mens zijn wensen gecorrigeerd zal hebben. Wanneer dat zover is, zal een mens met al dat "omringende licht" in die gecorrigeerde wensen bekleed worden en het zal dan "inwendig licht" heten. Daarom, wanneer een mens zich met de Kabbala bezighoudt, hoewel hij nog niet over de gecorrigeerde wensen, die met het licht gevuld kunnen worden, beschikt, gebeurt er met hem stap voor stap het volgende: door tijdens het leren de namen van geestelijke objecten, hun werkingen, die allemaal betrekking hebben op zijn ziel, te noemen, zal in zekere mate het zijn ziel omringende licht zonder direct zijn ziel te bekleden in hem gaan schijnen. Maar deze bestraling, die een mens telkens tijdens zijn bezigheid met de Kabbala ontvangt, trekt het "omringende licht" naar hem toe, dat hem met zijn uitwendige bestraling corrigeert en een mens tot volmaaktheid en eeuwigheid doet naderen.
Terug naar inhoudsopgave
22 - Uit de "Inleiding tot het boek "Zohar". Waarom openbaarde het boek "Zohar" zich niet aan de eerste generaties duizenden jaren terug, en waarom verschenen de commentaren op het boek pas in onze tijd? De zesduizend jaar van het bestaan van de wereld zijn in drie delen verdeeld: tweeduizend jaar van chaos; tweeduizend jaar van de Tora en tweeduizend jaar van het tijdperk van de komst van de Bevrijder der mensheid, die haar uit haar lijden zal verlossen. In de eerste tweeduizend jaar verkreeg onze aardse wereld een zwak geestelijk licht, nl. het licht van de chaos, dat licht heet "nefesj". In de volgende tweeduizend jaar van het bestaan van de wereld daalde in de wereld het licht "roeach" neer, dat de "Tora" genoemd wordt. Daarom werd de Tora toendertijd overhandigd, maar alleen nog in grote trekken slechts ter uitvoering. Hoewel er echter wat hogere zielen dan in de eerste tweeduizend jaar neerdaalden, waren zij nog niet bereid de geestelijke wereld te bevatten. In de laatste tweeduizend jaar wordt onze wereld met het licht "nesjama" bekleed, het licht van de Masjiach. Dit licht is in staat om de mensheid uit het laagste egoïsme, waarin het zich bevindt, op te trekken en tot het geestelijke te verheffen. Daarom was, voordat het licht van de laatste tweeduizend jaar zich begon te onthullen, de wijsheid van de "Zohar" en de gehele wetenschap Kabbala voor onze wereld verborgen. Maar in de tijd van AR"I (de 16e eeuw), toen de zesduizend jaren al in hun laatste fase verkeerden, openbaarde de hoogste wijsheid zich in onze wereld via AR"I. Toch was de wereld nog steeds niet bereid om dit licht te ontvangen. En nu in onze tijd, nu wij al dicht bij de beëindiging van de laatste tweeduizend jaar zijn aangekomen, is er toestemming gegeven om de kennis van AR"I en het boek "Zohar" aan de gehele wereld bekend te maken en vanaf onze generatie zal de hoogste kennis zich steeds meer openbaren, totdat deze volledig zal worden onthult. De eerste generaties overtreffen daadwerkelijk de laatsten voor wat betreft hun fijnheid, geheel naar de wet, dat "de fijnere zielen als eersten worden gezuiverd". Vandaar dat de zielen uit de eerste tweeduizend jaar eindeloos hoger waren dan onze zielen. En tegelijkertijd waren zij niet in staat om het volle licht te ontvangen, omdat de lage delen (d.w.z. de moeilijkste corrigeerbare delen, zoals die, welke aan de basis van alle lage driften en verlangens liggen) in henzelf ontbraken. Zo ook waren de zielen in de middelste tweeduizend jaar nog te zuiver, zodat het licht voor hen nog verborgen was. Dit lijkt een tegenspraak, niet waar? Namelijk, dat de zuivere zielen minder licht krijgen dan de groffere, d.i. egoïstische zielen!? - Maar de geachte lezer zal reeds op de volgende bladzijde meer te weten komen over de wet van de tegengesteldheid tussen de lichten en de ontvangende vaten. Daarop zinspelen ook de volgende alinea's. Vandaar dat in onze tijd, ondanks het feit, dat onze zielen de slechtste van het gehele heelal zijn, omdat zij de restanten zijn van alle zielen, die als laagste zielen nog niet ter correctie aan het licht zijn blootgesteld, juist zij zullen de totale correctie van het systeem van de wereld en de gehele gezamenlijke ziel voltooien. Vandaar, dat pas na de beëindiging van de correctie van die lage zielen en niet eerder het Hoogste licht zich zal kunnen onthullen. Dat is reeds in de Talmoed beschreven (Masechet "Brachot", 20): "Ondanks het feit, dat de eerste generaties naar de aard der zielen zelf belangrijker zijn dan de laatste, omdat de meer gezuiverde zielen ten behoeve van hun correctie eerder in deze wereld verschijnen, onthult zich de Tora pas in de laatste generaties. Het algehele niveau wordt juist met de laatste generaties voltooid, want zij trekken meer volmaakt licht naar zich toe, ondanks dat hun aard het slechtste is". Daarom is het verboden om met de wijzen uit de eerste generaties over de uitvoering der Voorschriften te redetwisten, immers de eerste generaties, wat de praktische kant van de uitvoering der Voorschriften in onze wereld betreft, zijn volmaakter dan de laatste, omdat een handeling wordt uitgevoerd via de buitenkant van vaten (kieliem, sfirot), terwijl de geheimen van de Tora en intenties van de Voorschriften worden uitgevoerd via het licht, dat deze vaten vult. Vaten en het licht, dat hen vult, bevinden zich in een tegengestelde onderlinge verhouding : er worden eerst hoge, lichte delen aan vaten toegevoegd, en daarom waren de eerste generaties voor wat betreft het praktische gedeelte volmaakter dan de laatste generaties. Maar met het licht is het juist omgekeerd : er komen eerst lage, zwakke lichtsoorten in het vat en daarom zijn de laagste zielen wat het geestelijke gedeelte betreft volmaakter dan de eerste zielen. In elk element van het heelal zijn er inwendige en uitwendige gedeelten. En in elke mens is er een innerlijk deel - "punt in het hart" en een uitwendig deel - zijn egoïstische wensen. Indien een mens door de Kabbala te bestuderen zijn innerlijke deel versterkt ten opzichte van zijn uiterlijke én zich inspant ter verheffing van zijn ziel én alleen uit pure noodzaak de behoeften van zijn lichaam ondersteunt, dan levert hij een bijdrage, waarmee in de gehele wereld een verheffing van het geestelijke gedeelte wordt bereikt en het uitwendige gedeelte wordt verzwakt. Maar indien een mens zijn geestelijke ontwikkeling nl. het leren van de Kabbala, verzwakt, dan vernedert hij het inwendige gedeelte van de wereld, waardoor hij aan de verheffing van het uiterlijke gedeelte bijdraagt. En dat leidt tot een toestand, waarbij het uitwendige deel der volkeren de overhand krijgt boven hun inwendige gedeelte. De slechtsten, de schadelijksten, die de wereld kapotmaken, verheffen zich en krijgen de overhand boven het inwendige gedeelte, d.i. boven de rechtvaardigen uit de volkeren der wereld, en veroorzaken afschuwelijke vernietigingen en slachtingen.
Download hier het pdf bestand
Er zijn diverse redenen om de geheimen van de Kabbala te bewaren:
1. “Er is geen noodzaak” 2. “Het is onmogelijk” 3. “Het is een persoonlijk geheim van de Schepper”
Er is geen enkel detail in de Kabbala die niet bekleed zijn met deze drie verhinderingen.
1.”Er is geen noodzaak”
Dit impliceert dat er geen punt is om de geheimen te onthullen. Dit zou alleen mogelijk zijn als dat tot onmiddelijk voordeel van de maatschappij zou zijn. Anders gezegt, het zou alleen beschouwd worden met een, “zo, en wat dan nog ? “
Dat zou de reactie zijn van mensen die geloven dat kabbalisten te maken hebben met onbelangrijke kwesties, en dat ook anderen laten doen. Dit is waarom kabbalisten alleen die studenten aan namen welke een geheim konden houden en niets onthulden alleen dan wanneer het absoluut noodzakelijk was...
2.“Het is onmogelijk”
Dat betekent een ban op de onthulling van de geheimen vanwege de beperkingen van de taal. Deze taal (onze)kan niet spirituele concepten subtiel overbrengen. Al onze pogingen om uit te leggen in woorden zijn bestemd om te falen en leid de student af. Dus om geheimen te kunnen onthullen, is toestemming nodig van bovenaf... Toestemming van bovenaf, dat is genoemd in de werken van de beroemde Kabbalist genaamd AR”I. Daar in is het gezegd; “Weet dat de zielen van de groten gevuld zijn met een uiterlijk (omringend) licht en een innerlijk (vullend) licht. En zij wiens zielen gevuld zijn met het omringende licht hebben de gave om de geheimen te vertellen. Zij doen het op zo een manier dat een onwaardig persoon ze niet zal kunnen begrijpen.”.
Bijvoorbeeld Rabbi Shimon Bar Yohai had een ziel gevuld met zulk omringend licht. Hij had zo een macht dat zelfs als hij zich in een broederschap vertoonde hij alleen werd begrepen door hen die de instructie van bovenaf ontvangen hadden om te schrijven in het boek “Zohar”. Er waren sommige Kabbalisten voor hem die meer wisten.
Alhoewel zij hadden niet zijn bekwaamheid om spirituele concepten in woorden om te zetten. Het is dus duidelijk dat de presentatie van de Kabbala niet afhangt van het kennis nivo van de Kabbalist. Integendeel het hangt af van de kwaliteiten van zijn ziel. Naargelang daar van ontvangt hij zijn instructies van bovenaf om een bepaald deel van de kennis te onthullen. Daarom kunnen we geen enkel soort fundamenteel werk van de Kabbala vinden van voor de “Zohar”. Die werken die we wel hebben zijn vaag en met onduidelijke hints.
Vanaf de tijd van Rabbi Shimon was de enige die een ander deel van de Kabbala toegestaan was te “openen” Rabbi AR”I. Nogmaals het is mogelijk dat sommige Kabbalisten voor AR”I veel meer wisten maar zij hadden niet de toestemming van boven gekregen. Sinds het verschijnen van ARI”s boeken hebben alle mensen die met de Kabbala te maken hebben andere boeken verlaten en studeren alleen de “Zohar” en ARI”s boeken..
3.“Het is een persoonlijk geheim van de Schepper”
De essentie van deze ban is het feit dat de geheimen van de Kabbala alleen geopenbaard kan worden door hen die trouw aan de Schepper zijn en die Hem respecteren. Deze reden om de geheimen van de Kabbala te verzegelen is de belangrijkste. Te veel charlatans hebben van de Kabbala gebruik gemaakt voor hun eigen belangen. Zij profeteerden en charmeerden en legden mensen in de luren die hun vertrouwden. De aanvankelijke verzegeling van de Kabbala was gedaan precies om deze reden. Werkelijke Kabbalisten hebben daarom op zich genomen om hun studenten zeer streng te controleren. De weinige mensen die toegelaten werden de Kabbala te benaderen in iedere generatie waren onder de meest strengste eed.
Zij waren verboden om zelfs de kleinste, te verwaarlozen detail te onthullen die onder de drie genoemde bans viel. We zouden niet moeten denken dat de verdeling in drie bans de Kabbala zelf in drieën verdeelt. Nee, elk deel, elk woord, iedere term valt onder deze kriteria voor verzegeling. Deze drie kriteria zijn constant actueel in deze wetenschap...
Hoe dan ook, een vraag verschijnt. Als deze geheime wetenschap inderdaad zo diep verborgen is, hoe kwamen al die geschriften dan te voor schijn? De reden is dat er een verschil is tussen de eerste twee voorwaarden van geheimhouding en de laatste. De laatste voorwaarde is het die de allergrootste belangrijkheid draagt. De voorwaarde van “Het is niet noodzakelijk“, kan vaak veranderen door externe omstandigheden en “Het is noodzakelijk” worden. Zoals bijvoorbeeld, dit kan gebeuren gedurende de ontwikkeling van de mensheid als een geheel, of door de toestemming van bovenaf. Deze permissie was gegeven aan Rabbi Shimon en aan de Ari en in mindere mate aan anderen. Dat is waarom wij authentieke boeken ontvangen van tijd tot tijd...
Dit is ook de manier waarop ik de kennis van mijn leraar ontving. Ik ontving het onder de zelfde strenge voorwaarden , om het te bewaren en te verzegelen. Ofschoon, zoals we eerst redenen noemden in “De Tijd om Op Te Treden”; de voorwaarden van “Het is niet noodzakelijk”, worden getransformeerd tot “Het is noodzakelijk”.
En zo onthul ik een deel en ondertussen bewaar en verzegel ik steeds de andere twee, zoals ik gezworen heb te doen.
|
|