Kabbalah.info - Kabbalah Education and Research Institute

De Grote Ari

Natuurlijk weet u dat de Kabbala zich niet bezig houdt met geschiedenis, zelfs niet met haar eigen geschiedenis. Haar onderwerp is de methode van de bevatting van de Enige Scheppende kracht door ieder van ons. En alle grote kabbalisten van alle tijden interesseren ons alleen in, wat zij voor ons deden en hoe wij hun werken voor onze geestelijke vooruitgang kunnen gebruiken. Immers zij hebben ze daarvoor geschreven.

En daar waar elke andere willekeurige belangstelling begint, anders dan wegens de nadering tot de Enige Scheppende kracht, houdt de Kabbala op om Kabbala te zijn. Daarom zijn professoren in de Kabbala, van het type Gershon Shalom e.d., in het geheel geen deskundigen in de Kabbala.

Zij zijn geen leraren in het pad van de bevatting van het geestelijke, maar specialisten in geschiedenis en meer niet. Natuurlijk is het nuttig om ook iets van de geschiedenis in de levensperiode van een kabbalist te kennen, aangezien het ons een zekere mogelijkheid geeft, om het neerdalen van zo’n ziel te vergelijken met zijn tijd.

Aan de andere kant kunnen wij niet precies weten waarom de Enige Scheppende kracht juist zo’n ziel in zo’n tijd in onze wereld zond, als wij niet de hoge bron van informatie te hebben bevat. De geschiedenis van de Kabbala kan slechts door een kabbalist verricht worden en niet door een academische geleerde, omdat zij gaat over het begrijpen van het ontwikkelingsproces van de correctie; over de correctie van de menselijke gemeenschap in zijn geheel; zijn voortgang naar het einde van de correctie in het algemeen en dit alles onder invloed van bijzondere zielen van kabbalisten, die in onze wereld neerdalen en daarmee “de rol van de persoonlijkheid in de geschiedenis” invullen.

Maar aangezien de beschrijving van de geschiedenis hierdoor teruggebracht zal worden tot de beschrijving van het algemene hoge bestuur, scheiden kabbalisten de geschiedenis niet in aparte onderdelen, maar wordt zij als de algehele ontwikkeling van de correctie der zielen bestudeert in het proces van “6000 jaren” van de periode van hun correctie.

Het boek Zohar is een allegorische vertelling over het heelal in de volgorde, zoals het in de Thora is uiteengezet. De geestelijke diepte van het boek Zohar heeft alle mogelijke niveaus van de bevatting van het geestelijke door de mens in zich, maar de vorm van uiteenzetting en de volgorde komen in het geheel niet overeen met de eisen die aan een handleiding gesteld worden.

Het boek Zohar is bestemd voor een kabbalist, die de waarneming van het geestelijke reeds bereikte en die reeds een band met de Enige Scheppende kracht heeft. Terwijl hij door het boek Zohar geleid wordt, kan hij onophoudelijk verder vooruitgaan in de vergroting van zijn band met de Enige Scheppende kracht en de verheffing van zijn geestelijke handelingen.

De uiteenzetting van de volgorde van het scheppen van de schepping, het geestelijke neerdalen van de Enige Scheppende kracht tot onze wereld en een duidelijke verklaring van de oorzakelijkheid tussen de wortel en zijn gevolgen op elke neerdalende trap, dat is de eerste bijzonderheid van het grootse werk van AR”I.

In het door hem uiteengezette systeem van het voortbrengen van de werelden is alles opgebouwd op het uiteenzetten van alle wetten van het heelal in de volgorde van hun manifestatie door de ontwikkeling heen. Maar hoewel zo’n schema ons bekend lijkt door de gelijkenis van uiteenzetting van de leerstof, behoeft dit uitgebreide verklaringen en een leraar, juist vanwege het feit dat het in een strakke kabbalistische taal geschreven is en niet in een allegorische taal, zoals het boek Zohar en dit laatste roept bij studerenden vele vragen op.

Zo’n schema is meer toegankelijk is voor het begrip en minder verwarrend, omdat een leerling alle details van de schepping helder krijgt en direct begint te begrijpen, wat hem toch nog niet duidelijk was.

Zohar wordt door beginners als muziek waargenomen; indrukwekkend maar niet analytisch en geeft een algemene indruk, maar helpt niet om in de opbouw van het heelal duidelijkheid te verkrijgen. Juist om de werken van AR”I voor allen toegankelijk te maken, schiep rabbi Jehoeda Ashlag het fundamentele werk over het hele gebied van de Kabbala: de “Talmoed Esser ha-Sfirot”.

Daar brengt hij fragmenten uit alle werken van AR”I en geeft commentaar en verklaart aan de lezer hoe men ze dient te begrijpen. Bijzondere zielen van kabbalisten dalen in elke generatie in onze wereld neer. Maar zulke zielen als de ziel van rabbi Sjimon Bar Jochaj, de auteur van het boek Zohar, AR”I, rabbi Jehoeda Ashlag (Baal Soelam) dalen alleen in bepaalde, bijzondere tijden neer.

Rabbi Sjimon schreef het boek Zohar vóór het wegtrekken van het volk uit zijn land in de 2000-jaar durende ballingschap (galoet). AR”I verscheen toen het verbod op het leren van de Kabbala beëindigd werd en de Kabbala noodzakelijk werd ter verdere voortschrijding naar de algehele correctie. Baal Soelam verscheen toen de massa’s de Kabbala moesten gaan bestuderen voor de voltooiing van de algehele correctie.

Itschak Ashkenazi, AR”I werd in Jerusalem geboren in het jaar 1534 van deze jaartelling (of in 5294 volgens de joodse kalender) in het gezin van Shlomo Ashkenazi. Terwijl hij nog een puber was trok hij de aandacht door zijn kennis en vermogen in het begrijpen van de Thora.

Zijn vader stierf jong en moeder met kinderen verhuisde van Jerusalem naar Egypte, naar haar rijke broeder. Daar groeide Itschak Ashkenazi op. Dat hij een echte kenner van de Talmoed was, blijkt uit het feit, dat hij leerde bij de opperrabbijn van Egypte: Radbaz. In 1549 trouwde hij met zijn nicht en daar hij een welgestelde schoonvader had, zette hij zijn studie van de Thora voort.

Het is niet bekend hoe hij zich met de Kabbala bezig begon te houden. Er zijn vele volksverzinselen, maar het is onbekend wie zijn leraar was in de Kabbala. Eveneens als in het geval van rabbi Sjimon en rabbi Jehoeda Ashlag kan men zeggen, dat heldere verlichting van zulke kracht van bovenuit gaat zonder bemiddelaar of leraar.

Over hun leraren is ons evenmin iets bekend. Men kan aanwijzen van wie zij hun aanvankelijke kennis ontvingen, maar die geheel nieuwe benadering die ieder van hen in de wetenschap Kabbala inbracht, ontvingen ze van boven en ieder geheel zelfstandig. Op 36-jarige leeftijd verhuist hij en gaat in Tsfat wonen.

In die tijd leefden in Tsfat de rabbi’s Josef Karo – de kenner van de Thora, en Mosje Kordovero, een grote kabbalist uit zijn tijd. In Tsfat waren vele synagogen, leerscholen, jesjieva’s, maatschappelijk en religieus leven. Rabbi Itschak Ashkenazi opende zijn leerschool en na de eerste lessen werd hij dermate bekend in zijn kennis van de Kabbala, dat de leerlingen van rabbi Mosje Kordovero over stapten om bij hem te leren. Een bijzondere leerling was de 28-jarige Chaim Vital. Maar na slechts 2 jaren in Tsfat te hebben gewoond, stierf rabbi Itschak Ashkenazi op 5 Av en zijn leerschool, die slechts 1,5 jaar bestond, ging dicht. Vóór zijn dood beval hij zijn leerling Chaim Vital om geheel alleen met de studie van de Kabbala verder te gaan, omdat de anderen het niet begrepen en zijn uiteenzetting van het systeem van het heelal niet konden begrijpen.

Na de dood van zijn leraar verhuisde Chaim Vital naar Jeruzalem, voor een korte periode keerde hij terug naar Tsfat en vervolgens vestigde hij zich in Damascus. Hij weigerde om wie dan ook te onderwijzen en systematiseerde slechts de aantekeningen die hij maakte tijdens de lessen van zijn leraar. Na een tijdje vulden ze de bekende hutkoffer van Chaim Vital.

Maar hij weigerde absoluut om ze uit te geven en pas na zijn dood gaf zijn zoon Shlomo acht boeken uit, terwijl hij ze “Acht poorten” noemde. Vanaf die tijd begon men Itschak Ashkenazi AR”I noemen – Elokie rabbi Itschak, de goddelijke rabbi Itschak, ofwel ARIZAL, met een toevoeging van het partikel ZAL – “van verlichte nagedachtenis”.

De grondslag van de wereld bevat twee tegenovergestelde krachten van goed en kwaad en daardoor traden de tegenstanders van de Kabbala op in een droevig bekend staande bijeenkomst “Vaad” in de stad Lvov en legden een verbod op het bestuderen van de Kabbala vóór de 40-jarige leeftijd en onder de voorwaarde van een volledige beheersing van kennis van de Talmoed, dat in de praktijk voor niemand weggelegd is!

Dit besluit, eveneens als andere van dergelijke type in het jodendom, heet “Cherem” – het afstand doen en daartegen kwamen alle kabbalisten van die tijd in het geweer. Dat kwam hoofdzakelijk, omdat de conclusie van de lvovse vaad luidde, dat het zich bezighouden met de Kabbala leidt tot het vals-messianisme en niet tot de correctie van de wereld!

Daarna ontkwamen ook de aanhangers van het chassidisme niet aan deze beschuldigingen, hoewel zij zich noch met de werken van AR”I noch met de Kabbala bezighielden. Een zulke houding tot de Kabbala is praktisch tot op het heden behouden gebleven. Daarover schreef Chaim Vital zelf in zijn voorwoord bij werken van AR”I.

Kabbalah Library

Delen