Kabbalah.info - Kabbalah Education and Research Institute

Shamati 1 ~ Er Is Geen Ander Dan Hij

 

Rav Yehuda Ashlag (Baal HaSulam)

(Shamati 1, p. 15)

Ik hoorde, Parashat Yitro 1, 6 februari 1944

Er staat geschreven: "Er is geen ander dan Hij”. Dit betekent, dat er geen andere kracht in de wereld is, die in staat is om iets tegen Hem te doen. En wanneer de mens ziet, dat er dingen in de wereld zijn die het Hoge Bestuur ontkennen, is de oorzaak ervan dat het Zijn Wil is.

Het volgende wordt beschouwd als een correctie, uitgedrukt in de woorden: "links verwerpt en rechts trekt naar zich toe", dit wil zeggen dat wat links verwerpt, beschouwd wordt als een correctie. Dit betekent dat er in de wereld dingen zijn, die er aanvankelijk op gericht zijn om de mens van de juiste weg af te leiden, waardoor hij door het Heilige afgewezen wordt.

Het nut van die afwijzingen bestaat eruit, dat de mens daardoor de behoefte voelt en een groot verlangen naar de Schepper, om door Hem geholpen te worden, want hij ziet dat hij anders verloren is. Het is niet alleen zo, dat hij niet verder komt in zijn werk, maar hij ziet dat hij meer en meer terugvalt, hij heeft namelijk geen kracht meer om de Torah en de Mitzvot te vervullen, zelfs niet in Lo Lishma (niet voor Haar Naam). Alleen door alle obstakels volledig te overwinnen, boven de rede, kan hij de Torah en de Mitzvot vervullen. Maar hij heeft niet altijd de kracht om boven de rede de moeilijkheden te overwinnen, en dan ontkomt hij er niet aan dat hij, God verhoede het, afwijkt van de weg van de Schepper, zelfs van Lo Lishma.

Hij voelt steeds dat het gebrokene groter is dan wat heel is, dit betekent dat er veel meer dalingen dan stijgingen zijn en hij ziet het einde niet van al deze staten van zijn. Hij zal altijd buiten het Heilige blijven, want hij ziet dat het moeilijk voor hem is om ook maar de kleinste spirituele handeling te vervullen, tenzij hij kan overwinnen boven de rede. Maar hij is niet altijd in staat om zo tot het overwinnen van de moeilijkheden te komen. En hoe zal dit alles aflopen?

Dan komt hij tot het besluit dat niemand anders hem kan helpen dan de Schepper Zelf. Dit brengt hem ertoe om vanuit het diepst van zijn hart aan de Schepper te vragen of Hij zijn ogen en zijn hart wil openen en hem werkelijk dichterbij de eeuwige gehechtheid aan Hem wil brengen. Hieruit volgt, dat alle afwijzingen die hij had ervaren, van de Schepper afkomstig waren.

Dit betekent dat het niet zijn fout was, dat hij niet in staat was om de moeilijkheden te overwinnen. Maar, aan die mensen die werkelijk dichterbij de Schepper willen komen en dus niet met weinig genoegen willen nemen, die namelijk niet op het niveau van naïeve kinderen willen blijven, wordt hulp van Boven gegeven, zodat men niet zal kunnen zeggen: godzijdank, ik heb de Torah en de Mitzvot en ik verricht goede daden, het ontbreekt mij aan niets.

Alleen als die mens een oprecht verlangen heeft, ontvangt hij hulp van Boven. Er wordt hem voortdurend getoond hoe slecht hij is in zijn huidige staat. Er worden hem namelijk gedachten en opvattingen gezonden, die tegen het werk ingaan. Dit is voor hem bedoeld om in te zien, dat hij niet één is met de Schepper. En hoeveel moeilijkheden hij ook overwint, hij ziet steeds dat hij zich verder van Heiligheid bevindt dan anderen, die voelen dat zij één zijn met de Schepper.

Hij heeft echter steeds klachten en eisen en hij kan het gedrag van de Schepper ten opzichte van hem niet rechtvaardigen. Dit doet hem pijn. Waarom is hij niet één met de Schepper? Ten slotte gaat hij voelen, dat hij totaal geen deel uitmaakt van Heiligheid.

Hoewel hij af en toe een ontwaken van Boven ontvangt, wat hem voor even doet opleven, valt hij weldra weer terug in zijn lage staat. Maar dit brengt hem tot het besef dat alleen de Schepper hem kan helpen en hem werkelijk dichterbij Hem kan brengen.

Een mens moet zich voortdurend inspannen om zich aan de Schepper te hechten, dit betekent dat al zijn gedachten over de Schepper moeten gaan. Dit wil zeggen dat - zelfs als hij zich in de meest slechte staat bevindt, waar vanuit hij niet dieper kan vallen - hij Zijn gebied niet moet verlaten. Hij moet namelijk niet denken dat er een andere autoriteit is, die hem ervan weerhoudt het Heilige binnen te gaan en die hem goed of kwaad kan doen.

Dat wil zeggen, dat men niet moet denken dat er een kracht van de Sitra Achra (Andere Zijde) bestaat, die een mens ervan weerhoudt om goed te doen en de wegen van de Schepper te volgen. Alles wordt door de Schepper gedaan.

De Baal Shem Tov heeft gezegd, dat degene die beweert dat er nog een andere kracht in de wereld is, namelijk die van de Klipot (schillen), zich in een staat bevindt van het "dienen van andere goden". Niet zozeer de gedachte aan afgoderij is de overtreding, maar men begaat een zonde als men denkt, dat er een andere autoriteit en kracht is, buiten de Schepper.

Bovendien, hij die zegt dat de mens over zijn eigen autoriteit beschikt - als hij namelijk zegt dat hij zelf gisteren de wegen van de Schepper niet wilde gaan - begaat eveneens de zonde van afgoderij. Hij gelooft namelijk niet dat alleen de Schepper de bestuurder van de wereld is.

Maar als hij een zonde heeft begaan moet hij dat natuurlijk betreuren en spijt hebben van het begaan van deze zonde. Maar ook hier moeten wij de pijn en het verdriet in het juiste perspectief plaatsen: waar plaatst hij de oorzaak van de zonde? Want dat is het punt dat hij moet betreuren.

Dan zou men berouwvol moeten zijn en zeggen: "Ik heb die zonde begaan, omdat de Schepper mij uit de Heiligheid verstootte naar een plaats van vuil, naar een plaats van drek, van viezigheid". Dat wil zeggen dat de Schepper de mens een verlangen en een hunkering heeft gegeven om zich daar te vermaken en de lucht in te ademen van een stinkende plek.

(En men kan zeggen dat er in boeken geschreven staat, dat een mens soms incarneert in het lichaam van een varken*. We moeten dit als volgt uitleggen: als een mens zegt dat hij een verlangen en een hunkering ontvangt om te genieten van dingen, die hij al bestempeld had als vuilnis, maar nu wil hij er weer door gevoed worden). [* Noot van de vertaler: in het Hebreeuws betekent het woord ‘varken’ eveneens ‘terug’, terugkeren naar zijn eigen fouten die men had bestempeld als weerzinwekkend’.]

Ook als een mens voelt dat hij zich nu in een staat van opgang bevindt en enige smaak vindt in het werk, moet hij niet zeggen: "Nu ben ik in een staat, waarin ik begrijp dat het de moeite waard is om de Schepper te eren”. In plaats daarvan moet hij begrijpen, dat hij nu genade heeft gevonden in de ogen van de Schepper, daarom bracht de Schepper hem dichterbij, en daarom vindt hij nu smaak in het werk. Hij moet er zorgvuldig op toezien nooit het gebied van het Heilige te verlaten en te zeggen dat er een ander is, die naast de Schepper handelt.

(Dit betekent echter, dat genade in de ogen van de Schepper vinden, of het omgekeerde ervan, niet van de mens zelf afhangt, maar alleen van de Schepper. En de mens, met zijn oppervlakkige verstand, kan niet begrijpen waarom de Schepper hem nu begunstigd heeft en het daarna niet deed.)

Evenzeer moet hij, als hij het betreurt, dat de Schepper hem niet nader tot Zich brengt - als hij zich van de Schepper verwijderd voelt - ervoor waken hierbij niet aan zijn eigenbelang te denken, daardoor wordt hij namelijk een ontvanger die gericht is op eigenbelang, en hij die voor zichzelf ontvangt is gescheiden van de Schepper. In plaats daarvan moet hij de ballingschap van de Shechina (de Goddelijke Aanwezigheid) betreuren, omdat hij pijn aan de Goddelijke Aanwezigheid toevoegt.

Wij kunnen het ons voorstellen als een klein orgaan van een mens, dat pijn doet. De pijn is voornamelijk voelbaar in zijn verstand en in zijn hart. Het hart en het verstand zijn namelijk karakteristiek voor de mens. Natuurlijk kan men het voelen van één enkel orgaan niet vergelijken met het voelen van de mens in zijn geheel, maar de pijn zal toch in het geheel gevoeld worden.

Dit geldt ook voor de pijn die een mens voelt als hij verwijderd is van de Schepper. Want de mens is slechts een enkel orgaan van de Heilige Shechina, want de Heilige Shechina is de algehele ziel van Israel. Dus het voelen van de pijn van één enkel orgaan kunnen we niet vergelijken met het voelen van de hele pijn. Dit betekent dat er droefenis is in de Shechina als haar organen van haar gescheiden zijn en zij niet al haar organen kan voeden.

(Wij moeten hier noemen, dat onze wijzen hierover hebben gezegd: "Als een mens berouw heeft, wat zegt de Shechina dan? 'Het is lichter dan mijn hoofd’). En als de mens zijn verdriet, omdat hij verwijderd is van de Schepper, niet vanuit een egoïstisch perspectief beschouwt, voorkomt hij dat hij terecht komt in de val van het verlangen om te ontvangen voor zichzelf, waardoor hij gescheiden wordt van Heiligheid.

Ditzelfde geldt als een mens zich wat nader voelt tot het Heilige, als hij vreugde voelt dat hij genade heeft gevonden in de ogen van de Schepper. Ook dan moet hij zeggen dat hij deze vreugde vooral voelt, omdat er nu Boven vreugde is, in de Heilige Shechina, omdat Zij in staat is om haar eigen orgaan dichterbij Zich te brengen en Zij het niet hoeft weg te zenden.

En dan verheugt de mens zich, omdat hij beloond werd met de mogelijkheid om de Shechina vreugde te bereiden. Dit is in overeenstemming met wat hierboven beschreven staat, dat de vreugde van de enkeling slechts een onderdeel van de vreugde van het geheel is. Door deze wijze van denken verliest men zijn individualiteit en voorkomt men het om in de val van de Sitra Achra terecht te komen, namelijk in de wil om voor zichzelf te ontvangen.

De wil om te ontvangen is echter noodzakelijk, want daaruit bestaat de hele mens, want alles wat in de mens aanwezig is buiten de wil om te ontvangen, behoort niet tot het schepsel, maar tot de Schepper. Het verlangen om genot te ontvangen moet echter gecorrigeerd worden tot het verlangen om te geven.

Dat wil zeggen, dat het genot en de vreugde, die door de wil om te ontvangen ervaren wordt, gericht moeten zijn op de intentie dat er Boven vreugde is als de schepselen genot ervaren, want dit was het doel van de schepping: om goed te doen aan Zijn schepselen. En dit wordt de vreugde van de Shechina Boven genoemd.

Daarom moet de mens op zoek gaan naar de wijze waarop hij Boven vreugde kan brengen. En als hij genot ontvangt, zal er Boven zeker vreugde over zijn. Daarom hunkert hij ernaar om altijd in het paleis van de Koning te zijn en de gelegenheid te hebben om te spelen met de schatten van de Koning. En dat zal Boven zeker vreugde geven. Hieruit volgt dat zijn hele verlangen alleen ten dienste van de Schepper moet zijn.

Kabbalah Library

Delen