Ik hoorde in 1943
Door iets tot een gewoonte maken wordt dat iets een tweede natuur voor die persoon. Daarom is er niets waarvan men de werkelijkheid niet kan voelen. Dit betekent dat, hoewel men iets niet kan waarnemen, men toch zover komt het te voelen door gewend te raken aan dat iets.
We moeten weten dat er een verschil is tussen de Schepper en de schepselen wat waarnemingen betreft. Voor de schepselen is er de voeler en wat gevoeld wordt, degene die bereikt en wat bereikt wordt. Dit betekent dat we een voeler hebben die verbonden is met de een of andere werkelijkheid.
Echter, een werkelijkheid zonder een voeler is alleen de Schepper Zelf. In Hem "is er geen enkele gedachte en waarneming." Dit is niet zo met een mens, zijn hele bestaan is er alleen door het waarnemen van de werkelijkheid. Het waarheidsgehalte van de werkelijkheid wordt zelfs alleen maar beschouwd als geldig met betrekking tot degene, die de werkelijkheid voelt.
Met andere woorden, wat de voeler proeft is wat hij beschouwt als waarheid. Als men een bittere smaak proeft in de werkelijkheid, wat betekent dat men zich slecht voelt in de situatie waarin men zich bevindt en dat men lijdt vanwege die situatie, wordt die mens beschouwd als een dwaas in het werk. Dit is zo omdat hij de Schepper veroordeelt, omdat Hij immers 'Goedgunstig' genoemd wordt, omdat Hij alleen goedheid geeft aan de wereld. Met betrekking tot het gevoel van die persoon, voelt die mens echter dat hij het tegengestelde heeft ontvangen van de Schepper, namelijk: de situatie waarin hij zich bevindt is slecht.
Wij moeten daarom begrijpen wat onze wijzen schreven (Berachot 61): "De wereld werd alleen geschapen voor compleet dwazen of compleet rechtvaardigen". Het betekent het volgende: Of men proeft en voelt een goede smaak in de wereld en dan rechtvaardigt men de Schepper en zegt dat God alleen goedheid geeft aan de wereld, of men is een dwaas als men een bittere smaak voelt en proeft in de wereld. Dit is zo omdat men de Schepper veroordeelt.
Het blijkt dat alles wordt gemeten naar wat men waarneemt. Al deze waarnemingen hebben echter geen betrekking op de Schepper, zoals gezegd wordt in het 'Gedicht van Eenmaking': "Als zij, zo zal je altijd zijn, tekortkoming en teveel zal in jou niet zijn." Dus, alle werelden en alle veranderingen zijn er alleen met betrekking tot de ontvangers, als men ze bereikt