Het voornaamste is om alleen maar te willen geven
Het voornaamste is om niks anders te willen dan te geven vanwege Zijn grootheid, omdat om het even welke ontvangst ontsierd is. Het is onmogelijk om het ontvangen te verlaten op een andere manier dan via het andere uiterste: het geven.
De drijfkracht, oftewel de groter makende kracht die dwingt om te werken is alleen Zijn grootheid. Men moet geloven dat het uiteindelijk onvermijdelijk is dat deze krachten en dit werk gegeven zijn, maar dat men door deze krachten wel enige mate van voordeel en behagen kan verkrijgen. Met andere woorden, men kan met kracht en inspanning een beperkt lichaam tevreden stellen – dit wordt beschouwd als een tijdelijke gast-, of een eeuwige, wat betekent dat de energie in het eeuwige verblijft.
Het is te vergelijken met een persoon die het vermogen heeft om een heel rijk op te bouwen, maar slechts een hut bouwt die uiteindelijk door een zware wind verwoest wordt. Alle krachten zijn verspild. Echter, indien iemand in Kedoesja (let. Heiligheid) verblijft, verblijven alle krachten ook in eeuwigheid. Het fundament zou alleen omwille van het doel ontvangen mogen worden, en alle andere fundamenten zijn ongeschikt.
De kracht van geloof is voldoende voor een mens om in de vorm van het geven te werken. Dit betekent dat hij gelooft dat de Schepper zijn werk ontvangt, hoewel het werk in zijn eigen ogen niet zo belangrijk is. Desalniettemin ontvangt de Schepper alles. Als men het werk aan Hem toekent, zal Hij al het werk verwelkomen en accepteren, ongeacht de aard ervan.
Daarom is geloof niet genoeg voor hem als hij het gebruikt bij wijze van ontvangen, wat betekent dat hij twijfels in het geloof ervaart. De reden daarvoor is, dat ontvangen niet de waarheid is en in feite heeft hij zelf niks aan het werk; alleen de Schepper zal er iets aan hebben.
Vandaar dat de twijfels die een mens heeft terecht zijn. Met andere woorden, de vreemde gedachten die bij hem opkomen zijn gegronde argumenten. Echter, als hij het geloof wil gebruiken om de weg van het altruïsme te bewandelen, zal hij in zijn geloof zeker geen twijfels ervaren. Indien een mens twijfels heeft, moet hij weten dat hij waarschijnlijk niet de weg van het geven bewandelt, want voor geven is geloof voldoende.