Kabbalah.info - Kabbalah Education and Research Institute

Inleiding tot de Wijsheid van Kabbalah - Drie Belangrijkste Concepten

Download hier gratis het volledige pdf bestand

1) Rabbi Hanania ben Akashia placht te zeggen, "De Schepper wenste Israel te begunstigen, dus schonk Hij hen de Thora en Mitzvot..." In het Hebreeuws staat "begunstigen" ("Lizkot") gelijk aan het woord "reinigen" ("Lezakot"). In de Midrash "Beresjiet Rabbah" is gezegd, "De Mitzvot zijn uitsluitend gegeven om Israel met behulp van de Mitzvot te reinigen". We dienen te begrijpen:

·         Wat is het voorrecht dat de Schepper Israël toereikte?

·         Wat is deze "onreinheid" en "grofheid" dat zich in ons bevindt en waar we ons, met behulp van de Thora en Mitzvot, van moeten reinigen? Deze kwesties zijn besproken in mijn boeken "Paniem Meirot uMasbirot" en "De Leer van de Tien Sfirot". Laten we die kwesties beknopt herhalen.

De intentie van de Schepper is om genoegen te verschaffen aan zijn schepselen. Omwille van dit, bereidde Hij een enorm verlangen voor in de zielen om dit genoegen, besloten in de Shefa (de overvloed wat de Schepper ons wilt geven), te ontvangen. De wens om te ontvangen is een vat voor het ontvangen van de genieting die besloten ligt in de Shefa.

Des te groter de 'wens om te genieten', des te meer plezier het vat binnentreedt. Deze twee begrippen zijn op een zodanige manier met elkaar verweven dat het onmogelijk is om ze van elkaar te onderscheiden.

Het is alleen mogelijk aan te geven dat het verlangen om te genieten naar de Shefa verwijst (oftewel, naar de Schepper) terwijl de 'wens om te ontvangen' naar de Schepping verwijst.

Deze beide begrippen gaan direct van de Schepper uit en zijn besloten in de Scheppingsgedachte. Waar het overvloedige direct van de Schepper uitgaat, is de wens om het te ontvangen, wat ook besloten ligt in de Shefa, de wortel en de bron van de geschapen wezens.

De 'wens om te ontvangen' is iets geheel nieuws, iets dat er voorheen nog niet was; er is immers geen spoor van 'de wens om te ontvangen' te vinden in de Schepper. Het blijkt nu dat de 'wens om te ontvangen' de essentie is van de schepping, vanaf het begin tot het eind, het enige "materiaal" waar de schepping van gemaakt is. Alle soorten schepselen zijn niets meer dan "porties" van de 'wens om te ontvangen'. Alles wat met hen gebeurt zijn slechts de veranderingen die door deze 'wens om te ontvangen' plaatsvinden.

Alles wat de schepselen vult en hun 'wens om te ontvangen' verzadigt komt direct van de Schepper. Daarom, alles wat er om ons heen bestaat is eigenlijk afkomstig van de Schepper: oftewel direct als overvloed, oftewel indirect als, bijvoorbeeld, de 'wens om te ontvangen', wat in de Schepper Zelf op geen enkele wijze aanwezig is, maar door Hem was geschapen om Zijn schepselen te behagen.

2) Daarom was de 'wens om te ontvangen' in zijn gehele verscheidenheid besloten in de Scheppingsgedachte vanuit het allereerste begin. Het was onlosmakelijk verbonden met het behagen dat de Schepper voor ons voorbereid had. De 'wens om te ontvangen' is een vat, terwijl de Shefa het licht is dat het vat wenst op te vullen. Deze lichten en vaten zijn de enige onderdelen van de spirituele werelden. Zij zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Beide dalen zij van boven af, niveau na niveau.

Des te verder deze niveaus van de Schepper, des te groter en grover de 'wens om te ontvangen' wordt. Aan de andere kant, des te groter en grover de 'wens om te ontvangen' wordt, des te verder het van de Schepper is verwijderd. Dit zet verder door tot het bij het laagste punt aankomt, waar de 'wens om te ontvangen' zijn maximale grootte bereikt. Deze toestand is gunstig en nodig voor het aanvangen van het verheffen naar de correctie.

Deze plaats wordt "de wereld Asieja" genoemd. In deze wereld wordt de 'wens om te ontvangen' gedefiniëerd als het "lichaam van de mens", terwijl het licht het "leven van de mens" wordt genoemd. Het verschil tussen de hogere werelden en 'deze wereld' (Olam ha-Zeh) is dat in de hogere werelden de 'wens om te ontvangen' niet grof genoeg is, en niet volledig van het licht verwijderd is. In onze wereld, bereikt de 'wens om te ontvangen' zijn uiteindelijke ontwikkeling en ontvangt het, volledig afgescheiden van het licht.

3) De bovengenoemde afdalende orde in de ontwikkeling van de 'wens om te ontvangen' is onderverdeeld in vier fases (Bchienot). Deze procedure is gecodificeerd in de mysterie van de Naam van de Schepper. Het Heelal zwicht voor de orde van deze vier letters, HaVaJaH (Joed-Hej-Vav-Hej). Deze letters komen overeen met de tien Sfirot: Chochma, Biena, Tieferet (ook wel Zeir Anpin genoemd), Malchoet en hun wortel. Waarom zijn er tien? Het komt omdat de Sfira Tieferet 6 Sfirot in zich besloten heeft: Chessed, Gvoera, Tieferet, Netzach, Hod, Jessod.

De wortel van al deze Sfirot wordt Kether genoemd, maar vaak wordt het niet meegenomen in het optellen van de Sfirot; zie, men zegt ChaBTM. Deze vier Bchienot komen overeen met de vier werelden: Atsieloet, Brieja, Jetsiera, Asieja. De wereld Asieja heeft deze wereld ("Olam ha-Ze") ook in zich gesloten. Er is geen enkel schepsel in deze wereld dat zijn wortel niet heeft in de wereld van Oneindigheid, in het plan van de schepping. Het plan van de schepping is het verlangen van de Schepper om alle geschapen wezens te behagen.

Het omvat zowel het licht als het vat. Het licht komt direct van de Schepper, terwijl de 'wens om te ontvangen' door de Schepper ex-nihilo (uit het niets) werd geschapen. Wil de 'wens om te ontvangen' zijn uiteindelijke ontwikkeling bereiken, dan moet het samen met het licht door de vier werelden van Atsieloet, Brieja, Jetsiera, en Asieja (ABJA) heen komen. Dan is de ontwikkeling van de schepping voltooid, inclusief de schepping van het licht en het vat dat ook wel "het lichaam" en "het licht des Levens" genoemd wordt.

4) De noodzaak om de 'wens om te ontvangen' in vier fases (Bchienot) via de vier werelden van ABJA te ontwikkelen wordt veroorzaakt door een bestaande regel, waar vervolgens alleen na het verspreiden van het licht, gevolgd door een opeenvolgende uitstoting ervan, het vat geschikt maken voor gebruik.

Een uitleg: wanneer het vat gevuld is met licht, zijn zij onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het vat bestaat in feite niet; het heft zichzelf op zoals de vlam van een kaars in de vlam van een fakkel verdwijnt.

Wanneer het verlangen is verzadigd, houdt het automatisch op te bestaan. Het kan alleen maar terugkomen wanneer het licht er van uittrekt, het stopt met vullen. De reden voor deze zelfopheffing van het vat ligt in het volledige contrast met het licht. Het licht komt direct van de Essentie van de Schepper, van de Scheppingsgedachte. Dit licht is een 'wens om te geven' en heeft niets te maken met een 'wens om te ontvangen'. Het vat is er absoluut aan tegengesteld; het is een enorm verlangen om het licht te ontvangen.

Het vat is een wortel, een bron van iets totaal nieuws, wat er vóór de schepping nog niet was. Het vat heeft geen 'wens om te geven'. Aangezien het licht en het vat onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, is de 'wens om te ontvangen' door het licht uitgedooft. Het vat verkrijgt een bepaalde vorm alleen maar na de uitstoting van het licht. Alleen dan begint het vat naar het licht te verlangen. Dit gepassioneerde verlangen bepaald de noodzakelijke vorm van zijn 'wens om te ontvangen'. Wanneer het licht nogmaals binnentreedt, worden zij twee losse objecten – het vat en het licht, of lichaam en leven. Onthoudt dit goed, want dit zijn erg diepgaande begrippen.

5) Zoals hierboven vermeldt, ontwikkelt de schepping zich volgens vier fases, Bchienot, gecodificeerd in de naam HaVaJaH en ookwel Chochma, Biena, Tiefferet en Malchoet genoemd. Bchiena Alef (1) wordt "Chochma" genoemd, die zowel het licht als het vat dat  van de 'wens om te ontvangen' afkomstig is in zich besloten heeft. Dit vat heeft het gehele licht genaamd Ohr Chochma (het licht van wijsheid) in zich.  Dit heet Ohr Chaja (het licht van leven), omdat het het gehele licht van leven binnen de schepping is.

Desalniettemin wordt Bchiena Alef nog steeds tot het licht gerekend, en het vat dat zich daarin bevindt heeft zich nog niet gemanifesteerd. Hoewel het wel in potentie bestaat is het nog steeds onlosmakelijk verbonden met het licht in een toestand waarin het ‘zelf’ is opgeheven. Daarna komt Bchiena Beth (2) tot stand, omdat aan het eind van zijn ontwikkeling Chochma gelijkenis qua eigenschappen met het aanwezige licht wenste te verkrijgen. Hierin wordt de wens om aan de Schepper te gelijken ontwaakt.

De aard van het licht is een pure 'wens om te geven'. Als antwoord op het ontwaken van een dergelijk verlangen, stuurde de Schepper een nieuw en ander licht genaamd "Ohr Chassadiem" (het licht van genade). Zie, Bchiena Alef deed Ohr Chochma, gegeven door de Schepper, bijna geheel van de hand. Ohr Chochma kan alleen maar aanwezig zijn in het bijbehorende vat, oftewel, de 'wens om te ontvangen'. Zowel het licht als het vat in Bchiena Beth zijn totaal verschillend van die van Bchiena Alef, waar het vat in Bchiena Beth de 'wens om te geven' en het licht Ohr Chassadiem is. Ohr Chassadiem is het genot van het op de Schepper lijken.

De 'wens om te geven' leidt tot gelijkenis qua eigenschappen met de Schepper wat, in de spirituele werelden, een samenvloeïng met Hem tot gevolg heeft. Dan komt Bchiena Giemel (3) te voorschijn. Wanneer het licht binnen de schepping naar het niveau van het Ohr Chassadiem overgaat in de volledige afwezigheid van Ohr Chochma (zoals we al weten is het Ohr Chochma de voornaamste levenskracht in de schepping), voelde Bchiena Beth zijn tekortkomingen. Aan het eind van zijn ontwikkeling, trok het een portie van het Ohr Chochma aan zodat het binnen zijn Ohr Chassadiem kon schijnen.

Het blijkt dat dit ontwaakte verlangen tot een situatie leidt waarin Bchiena Dalet (4) het gepassioneerde verlangen voelt dat Bchiena Alef eveneens had. En nu het licht  eenmaal verdreven is, weet de schepping hoe 'slecht' dat voelt (vert. om zonder licht te zijn), dus verlangt het veel meer naar dit licht dan tijdens de eerdere fase Bchiena Alef.

De emanatie van het licht en zijn opeenvolgende uitstoting doen een vat ontstaan. Als het vat het licht nu weer ontvangt, zal het vat aan het licht voorafgaan. De Bchiena Dalet is dus een uiteindelijke fase in de creatie van het vat genaamd Malchoet.

6) De vier bovengenoemde fases komen overeen met de tien Sfirot waar elk geschapen wezen uit bestaat. Deze vier fases komen overeen met de vier werelden ABJA, die het gehele Universum omvatten, evenals alle details die in de realiteit bestaan. Bchiena Alef wordt Chochma genoemd, of de wereld Atsieloet, Bchiena Beth wordt Biena genoemd, of de wereld Brieja. Bchiena Giemel wordt Tiefferet genoemd, of de wereld Jetsiera. Bchiena Dalet wordt Malchoet genoemd, of de wereld Asieja.

Laten we nu de aard begrijpen van deze vier Bchienot die in elke ziel bestaan. Elke ziel (Nesjama) heeft zijn oorsprong in de Wereld van Oneindigheid en daalt af naar de wereld Atsieloet, waar het de eigenschappen van Bchiena Alef verkrijgt. In de wereld Atsieloet, wordt het nog niet Nesjama genoemd, want deze naam duidt een bepaalde graad van afscheiding tot de Schepper aan dat tot een val vanuit het niveau van Oneindigheid leidt, vanuit een toestand van volledige eenheid met de Schepper, en verkrijgt enige mate van "onafhankelijkheid". Nochtans heeft het nog geen volledig ontwikkelt vat, dus tot zo ver is er niets dat het van de Essentie van de Schepper scheidt.

Zoals we al weten, in Bchiena Alef, is er nog geen sprake van een vat, want in deze toestand heft het zich op in relatie tot het licht. Daarom zou in de wereld Atsieloet alles nog absoluut heilig zijn – "Hij en Zijn Naam zijn één". Zelfs de zielen van andere schepselen die deze wereld passeren vloeien met de Schepper samen.

7) Bchiena Beth regeert in de wereld Brieja; oftewel, zijn vat is 'de wens om te geven'. Zodoende, wanneer de ziel in de wereld Brieja aankomt en het dit stadium van de ontwikkeling van het vat bereikt, wordt het al "Nesjama" genoemd. Dit betekent dat het zich van de Essentie van de Schepper afscheidde en al een graad van onafhankelijkheid verkreeg. Desalniettemin is dit vat nog erg "puur", "transparant", oftewel, qua eigenschappen zeer gelijk aan de Schepper. Daarom wordt het als volledig spiritueel beschouwd.

8) Bchiena Giemel regeert in de wereld Jetsiera; het omvat een bepaalde hoeveelheid van de 'wens om te ontvangen'. Wanneer de ziel derhalve in de wereld Jetsiera komt, en het dit stadium van de ontwikkeling van het vat bereikt, eindigd daar de toestand van "Nesjama", dat nu "Roeach"  wordt genoemd. Dit vat bezit al enige Aviejoet, oftewel, een zekere omvang van de 'wens om te ontvangen'. Toch wordt het nog steeds als spiritueel gezien, aangezien deze kwaliteit en kwantiteit van de 'wens om te ontvangen' ontoereikend is om volledige verschil in eigenschappen van de Essentie van de Schepper tot gevolg te hebben. Een volledige afscheiding van de Essentie is een lichaam, dat nu volledig en overduidelijk "onafhankelijk" is.

9) Bchiena Dalet regeert in de wereld Asieja; het is de uiteindelijke toestand van de ontwikkeling van het vat. Op dit niveau bereikt de 'wens om te ontvangen' zijn volledige ontwikkeling. Het vat verandert in een lichaam dat volledig afgescheiden is van de Schepper. Het licht binnen de Bchiena Dalet wordt "Nefesj" genoemd. Deze naam duidt het gebrek aan onafhankelijke beweging in dit type licht aan. Ter ondersteuning, vergeet niet dat er niets in het Heelal bestaat dat niet zijn eigen ABJA (vier Bchienot) heeft.

10) De Nefesj, het licht van leven dat in het lichaam huist, stamt direct van de Essentie van de Schepper af. Wanneer het door de vier werelden van ABJA reist, verwijdert het zich trapsgewijs van de Schepper tot het een vat verkrijgt, met een lichaam er aan toegewezen. Alleen dan wordt het als een volledig gevormd vat beschouwd. In deze fase van de ontwikkeling van het vat is het licht zo klein dat zijn bron niet gevoeld kan worden, oftewel, de schepping (het vat) stopt met het voelen van de Schepper.

Toch kan, aan de hand van de Thora en de Mitzvot met de intentie om de Schepper te behagen, de schepping zijn vat oftewel zijn lichaam reinigen, en al het licht ontvangen dat van tevoren door de Schepper in de Scheppingsgedachte geprepareerd werd. Dat is wat Rabbi Hanania ben Akashia bedoelde door te zeggen, "De Schepper wenste Israel te begunstigen, dus gaf Hij hen de Thora en de Mitvot.

11) Nu kunnen we het verschil tussen het spirituele en het materiele begrijpen. Als de 'wens om te ontvangen' zijn uiteindelijke ontwikkeling bereikt, oftewel, het behalen van de toestand Bchiena Dalet, wordt het "materieel" genoemd en behoort het tot onze wereld (Olam ha-Zeh). Als de 'wens om te ontvangen' nog niet zijn uiteindelijke ontwikkeling heeft bereikt, dan wordt zo’n verlangen als spiritueel beschouwd en komt het overeen met de vier werelden ABJA, die zich boven het niveau van onze wereld bevinden.

Men moet begrijpen dat alle opstijgingen en afdalingen in de hogere werelden niets te maken hebben met bewegingen in een of andere verbeelde ruimte, maar niets meer zijn dan veranderingen in de 'wens om te ontvangen'. Het object dat het verst van Bchiena Dalet verwijderd is, is het hoogste punt. Des te dichterbij een object tot Bchiena Dalet is, des te lager is zijn niveau.

Men moet ook begrijpen dat de essentie van elk vat en de gehele Schepping alleen de 'wens om te ontvangen' is. Niets buiten het kader van dit verlangen heeft iets met de schepping van doen, maar refereert aan de Schepper. Waarom zien we de 'wens om te ontvangen' als iets dat grof en walgelijk is en gecorrigeerd moet worden? Aan de ene kant zijn we verplicht om deze wens met behulp van de Thora en de Mitzvot te "reinigen", terwijl het ons aan de andere kant niet mogelijk is om het ultieme doel van de Schepping te bereiken.

13) Zoals alle materiële objecten van elkaar gescheiden zijn door afstand in ruimte, zo zijn spirituele objecten van elkaar gescheiden door het verschil qua innerlijke eigenschappen. Iets dergelijks kan ook in onze wereld waargenomen worden. Bijvoorbeeld, twee mannen hebben dezelfde mening, sympatiseren met elkaar, en geen enkele afstand kan hun onderlinge empathie beïnvloeden. Aan de andere kant, indien hun meningen geheel anders waren, zouden zij elkaar haten en zou geen nabijheid hen kunnen verenigen.

Daarom doen gelijke meningen mensen nader tot elkaar komen, terwijl verschillen hen verdelen. Als het karakter van iemand volledig tegengesteld is aan het karakter van een ander, dan zijn deze mensen net zo ver van elkaar verwijderd als het Oosten van het Westen. Hetzelfde gebeurt in de spirituele werelden: afstand doen, naderen, samenvloeien – al deze processen gebeuren alleen volgens het verschil of de gelijkenis tussen de innerlijke eigenschappen van de spirituele objecten. Het verschil in eigenschappen verdeelt hen, terwijl de gelijkenis in eigenschappen hen tot elkaar doet naderen.

De 'wens om te ontvangen' is het voornaamste element van de schepping; dit is het vat dat nodig is voor het tot stand brengen van het Doel dat in de Scheppingsgedachte besloten ligt. Het is dit verlangen dat de schepping van de Schepper afscheidt. De Schepper is de absolute 'wens om te geven'; Hij heeft geen enkel spoor van de 'wens om te ontvangen' in Zich. Het is onmogelijk om een groter contrast dan dit te bedenken: tussen de schepping en de Schepper, tussen de 'wens om te geven' en de 'wens om te ontvangen'.

14) Om de schepping te behoeden van een dergelijke afstand tot de Schepper, vond de Tsiemtsoem Alef (de Eerste Beperking) plaats dat de Bchiena Dalet van de spirituele objecten scheidde. Dit gebeurde op zo’n manier, dat de 'wens om te ontvangen' in een plaats zonder licht veranderde. Na de Tsiemtsoem Alef heeft elk spiritueel object een scherm op zijn vat-Malchoet om te voorkomen dat het licht in de Bchiena Dalet wordt ontvangen.

Op het moment dat het Hoge Licht de schepping probeert binnen te komen, duwt het scherm het Hoge Licht weg. Dit proces wordt een Stoot (Haka'a) tussen het Hoge Licht en het scherm genoemd. Door deze klap stijgt het Weerkaatste Licht op en bekleedt het de 10 Sfirot van het Hoge licht. Het Weerkaatste Licht bekleedt het Hoge Licht, en wordt daardoor een vat in de plaats van de Bchiena Dalet.

Hierna zet de Malchoet volgens de hoogte van het Weerkaatste Licht uit en breidt zich dan naar beneden uit uit, met als doel om het licht binnen te laten. Men zegt ook wel dat het Hoge Licht het Weerkaatste Licht bekleedt. Dit wordt de "Rosj" (hoofd) en de "Goef" (lichaam) van elk niveau genoemd. De Stotende Wisselwerking van het Hoge Licht en het scherm veroorzaakt het opstijgen van het Weerkaatste Licht. Het Weerkaatste Licht bekleedt de 10 Sfirot van het Hoge Licht, om op die manier de 10 Sfirot de Rosj te vormen.

De 10 Sfirot de Rosj zijn nog niet de echte vaten van ontvangst; ze gaan alleen maar door als de wortels (bronnen) van de vaten van ontvangst. Alleen als Malchoet met behulp van het Weerkaatste Licht zich naar beneden uitbreidt, verandert het Weerkaatste Licht in de vaten van ontvangst voor het Hoge Licht. Dan treedt het licht de vaten binnen, wat "het lichaam" van dit afzonderlijke niveau genoemd wordt. De ware, volledig vaten worden "het lichaam" genoemd.

15) Na de Eerste Beperking, verschijnen er nieuwe vaten van ontvangst in de Bchiena Dalet. Zij zijn gevormd door een Stotende Wisselwerking tussen het licht en het scherm. We moeten evenwel begrijpen hoe dit licht in een vat van ontvangst veranderde. Het blijkt dat het licht een vat wordt, oftewel het begint een tegenovergestelde rol te spelen.

Laten we een voorbeeld uit onze wereld nemen om het bovenstaande uit te leggen. De mens respecteert vanuit nature de 'wens om te geven'. Op hetzelfde moment verafschuwt hij het ontvangen zonder er iets voor terug te doen. Stel eens voor dat iemand bij zijn vriend thuis komt en een maaltijd aangeboden krijgt. Hij weigert vanzelfsprekend om het te eten, hoe hongerig hij ook is, omdat hij het haat om te ontvangen zonder iets terug te geven.

Zijn gastheer begint hem over te halen, en maakt hem duidelijk dat hij er als gastheer immens veel plezier aan beleeft om hem voedsel aan te kunnen bieden. Wanneer de gast bemerkt dat de gastheer de waarheid spreekt, zal hij ermee kunnen instemmen om de maaltijd te accepteren, doordat hij zichzelf niet langer als een ontvanger beschouwt. Daarbij komt ook nog dat de gast voelt dat hij geeft aan zijn gastheer, omdat hij weet dat hij hem een plezier doet door het voedsel te nuttigen dat hem aangeboden wordt. Het blijkt dat de gast ondanks zijn honger – een waar vat om voedsel te ontvangen – de delicatessen niet eens aan wilde raken. Dat deed hij pas toen zijn schaamte door de overtuigingen van de gastheer was geneutraliseerd.

Nu kunnen we zien hoe een nieuw vat voor het ontvangen van het voedsel tot leven komt. De geleidelijk groeiende kracht van de geruststellingen van de gastheer die het verzet van de gast breekt, is dezelfde kracht die het ontvangen uiteindelijk omzet in geven. De handeling van het geven bleef hetzelfde; slechts de intentie werd veranderd. Alleen de kracht van het verzetten en niet de honger zelf (het ware vat van ontvangst) veranderde in een reden om het voedsel te accepteren.

16) Met behulp van het voorbeeld van de gast en de gastheer kunnen we begrijpen wat een Zivoeg de Haka'a (Stotende Wisselwerking) is, wat in de geboorte van nieuwe vaten van het ontvangen van het Hoge Licht resulteert in plaats van de Bchiena Dalet. De interactie vind plaats omdat het licht het scherm raakt waar het de Bchiena Dalet wenst te betreden. Het lijkt op een gastheer die zijn gast probeert te overtuigen te eten. De kracht van de weerstand die de gast biedt is gelijk aan de kracht van het scherm. Daar waar het weigeren van het eten in een nieuw vat resulteert, wordt het Weerkaatste Licht een vat van ontvangst in plaats van de Bchiena Dalet die dezelfde rol speelde voor de Eerste Beperking.

We moeten onthouden dat dit alleen in de spirituele objecten van de werelden ABJA plaatsvind, terwijl de Bchiena Dalet in de objecten die aan de onreine krachten of aan onze wereld verbonden zijn een ontvangend vat blijft. Zie, zowel in de onreine werelden als in onze wereld is er geen licht, door de verschillen tussen de eigenschappen van de Bchiena Dalet en die van de Schepper. Daarom worden de Klipot (onreine krachten, een wens om het licht te ontvangen zonder scherm) en zondaars dood genoemd, omdat de 'wens om te ontvangen' zonder het scherm hen van het Leven der Levens scheidt; het licht van de Schepper.

 

Kabbalah Library

Delen