Inhoudsopgave:
TIEN SEFIROT
WAAROM BESTAAT TIEFERET UIT ChaGa"T NeH"J
LICHT EN VAT
ROSJ, TOCH, SOF. PE, TABOER, SIEJOEM RAGLIEN
CHAZE (BORST)
OMGEKEERDE WEDERZIJDSE VERHOUDING TUSSEN LICHTEN EN VATEN
OPSTIJGEN VAN MALCHOET IN BIENA
HET VERDELEN VAN ELKE TRAP IN TWEE HELFTEN
AFDALEN VAN MALCHOET UIT BIENA NAAR HAAR EIGEN PLAATS
TIJD VAN KATNOET EN TIJD VAN GADLOET
HOE EEN LAGERE TOT EEN HOGERE OPSTIJGT
KATNOET EN GADLOET VAN IESJSOE"T EN ZO"N
INDIEN MALCHOET NIET IN BIENA OPSTEEG, HAD ZO"N GEEN GADLOET KUNNEN ONTVANGEN
1. Tien sfirot
1) Voor alles dient men te weten de benamingen van de tien sfirot: KaCha"B ChaGa"T NeHJ"M (kether, chochma, biena, chessed, gvoera, tieferet, netsach, hod, jessod en malchoet). Deze tien sfirot vertegenwoordigen tien [graden van] het verbergen van het Hoogste Licht, die bestaan opdat de scheppingen dit Licht zouden kunnen ontvangen. Immers ook naar de Zon kan men niet kijken zonder een donker gebrandschilderd glas, dat het zonlicht verzwakt, waardoor het geschikt wordt voor een visuele waarneming.
Met de bijbehorende verbeteringen kan men dat vergelijken met het ontvangen van het licht door geestelijke objecten (schepselen), voor wie het Hoogste Licht van de Schepper eveneens te sterk is, en welk licht men alleen met behulp van deze tien graden van het verbergen kan ontvangen. Het dient te worden opgemerkt, dat hoe lager het verbergen (d.i. sfira) zich bevindt, des te meer verzwakt het het Licht van de Schepper.
2) Deze tien sfirot overeenkomen met tien Heilige Namen van de Schepper, welke in de Tora worden genoemd (Zohar, Vaikra p. 156-177):
Naam (Eke) overeenkomt met de sfira kether.
Naam (Ja, wordt als "Ko" uitgesproken) overeenkomt met de sfira chochma.
Naam (HaVaJ"A) met de vocalisatie van "Elohiem" – dat is biena.
Naam (El) – dat is chessed.
Naam (Elohiem) – dat is gvoera.
Naam (HaVaJ"A) met de vocalisatie van sjva-cholam-kamats – dat is tieferet.
Naam (Tsevaot) overeenkomt met twee sfirot: netsach en hod.
Naam (Sjadaj) – dat is jessod.
Naam (Adonaj) – dat is malchoet.
3) De tien sfirot overeenkomen met vijf bchienot (niveaus). De vierde bchiena, welke Zeir Anpien heet (Z"A) of tieferet, bevat in zich zes sfirot: chessed, gvoera, tieferet, netsach, hod en jessod. De reden daarvoor worden uitvoerig in het boek "Zohar" uiteengezet (zie "Hakdamat Sefer ha-Zohar", "Marot ha-Soelam", blz. 5). De vijf bchienot heten dus: kether, chochma, biena, tieferet (ofwel Z"A) en malchoet (zie ook op onze site "Inleiding tot de wetenschap Kabbala", ofwel zoals wij hier in het vervolg zullen die in het Hebr. Noemen: "Ptiecha le Chochmat ha-Kabbala", p. 1-7).
Absoluut alle geestelijke objecten (de ziel van de mens, de geestelijke werelden, partsoefiem) bestaan uit deze vijf bchienot. Indien men al het geestelijke Heelal als ÈÈn geestelijk object beschouwt, dan overeenkomt de bchiena kether met de wereld Adam Kadmon (A"K), de chochma – met de wereld Atsieloet, de biena – met de wereld Brieja, de Z"A – met de wereld Jetsiera en de malchoet overeenkomt met de wereld Asieja. In het algemeen, in elk geestelijk object Èn in de meest grote, Èn in de meest kleine, overeenkomt [zijn] "hoofd" (rosj) met de bchiena kether; de ruimte vanaf rosj tot "borst" (chaze) overeenkomt met chochma; vanaf chaze tot taboer – met biena; vanaf taboer en eronder – met Z"A (tieferet) en malchoet (zie ook "Ptiecha le Chochmat ha-Kabbala", p. 6-10).
2. Waarom bestaat tieferet uit ChaGa"T NeHJ"I
4) Elke van deze vijf bchienot, KaCha"B Toe"M bestaan, op hun beurt, uit hun eigen vijf bchienot KaCha"B Toe"M. Echter in de bchiena tieferet verkleinden niveaus van de sfirot zich van het niveau Ga"R, [en] daarom in de tieferet heten de sfirot niet KaCha"B Toe"M, doch ChaGa"T N"H (chessed, gvoera, netsach en hod), en de sfira jessod verenigt zij allemaal. Het feit, dat de bchiena tieferet zes sfirot bevat, getuigt niet van het feit, dat deze bchiena hoger en beter dan de kether, chochma of biena is.
Integendeel, vanwege het feit, dat in de bchiena tieferet geen licht Ga"R is, zijn haar vijf sfirot KaCha"B Toe"M nieuwe namen ontvingen, t.w. ChaGa"T N"H. De sfira chessed overeenkomt met de sfira kether, gvoera – met chochma, tieferet – met biena, netsach – met tieferet en hod – met malchoet. Er wordt de sfira jessod aan hen toegevoegd, welke sfira geen principieel nieuwe bchiena is, doch vertegenwoordigt een mengsel van alle voorgaande bchienot. De tieferet heet ook nog Va"K – de "vav ktsavot" (zes uiteinden) – dat betekent, dat er sprake is van zes sfirot.
3. Licht en vat
5) Er is geen licht zonder vat. Wat betekent een geestelijk vat wordt in de "Ptiecha le Chochmat ha-Kabbala", p. 3-4 verklaard. Aanvankelijk bestond alleen ÈÈn vat – de malchoet. Wanneer wij zeggen, dat er vijf bchienot KaCha"B Toe"M bestaan, dan betekent dit, dat deze bchienot vormen delen van de malchoet, welke de bchiena dalet heet. Deze bchienot zijn, in feite, stadia in de ontwikkeling van een vat, het laatste stadium van de ontwikkeling van dit vat is de malchoet (zie "Ptiecha le Chochmat ha-Kabbala", p. 5).
Na de Eerste Beperking (Tsiemtsoem Alef, Ts"A) stelt het vat malchoet een scherm op (masach), welk scherm laat het licht niet er binnenin te komen. Wanneer het Hoogste Licht tracht de malchoet binnen te komen, vindt een stotende botsing met het scherm, als gevolg waarvan het licht kaatst terug. Dit proces heet "zievoeg de-hakaa" (let. stotende samenvloeiing) van het hoogste licht met het scherm, welk scherm door het vat van malchoet is opgesteld. Het licht, dat daarbij weerkaatst heet "tien sfirot van het weerkaatste licht", aangezien dit licht wordt terug gestoten, waardoor het van beneden naar boven opstijgt en de tien sfirot van het Hoogste Licht bekleedt, welke "tien sfirot van het directe licht" heten.
4. Rosj, toch, sof. pe, taboer, siejoem raglien
6) Als gevolg van het verschijnen van nieuwe vaten van het weerkaatste licht ontstaan er in elke partsoef drie delen, welke delen heten rosj, toch en sof. Zoals reeds gezegd is, als gevolg van de kracht van het scherm, welke kracht het ontvangen van het licht binnenin de malchoet tegenhield, vond een stotende samenvloeiing (zievoeg de-hakaa) met dit licht plaats. De door deze zievoeg gevormde tien sfirot van het weerkaatste licht "bekleedden" tien sfirot van het directe licht, welk [licht] in het hoogste licht [is present]. En deze tien sfirot van het directe licht alsmede de tien sfirot van het weerkaatste licht vormen samen de tien sfirot de rosj. Echter, deze tien sfirot van het weerkaatste licht, welke naar boven van het scherm opstijgen en de tien sfirot van het directe licht bekleden, zijn nog niet de echte vaten.
Aangezien het woord "vat" ons verwijst naar een zekere "aviejoet" – een grootte van de wens om te ontvangen. Dat betekent, dat de kracht van de categorie gericht, het verbod, welke kracht bij het scherm aanwezig is, laat het licht niet toe om binnenin de malchoet te komen. Er bestaat een stelregel, volgens welke de kracht van een verbod alleen naar binnen (maar niet naar boven) van de plaats van het opstellen van dit verbod werkt. Daar de tien sfirot van het weerkaatste licht omhoog boven het scherm opstijgen, heeft de kracht van het verbod op hem geen betrekking, [en] daarom kan het [scherm] geen echt vat zijn.
De tien sfirot van het weerkaatste licht heten "rosj". Daarmee wordt bedoeld, dat deze tien sfirot van het weerkaatste licht, d.i. rosj, zijn nog geen echte vaten. De malchoet, waarboven een scherm staat, en welke [malchoet] een zievoeg de-hakaa verricht, heet "pe" (mond). Net zoals uit de materiÊle mond als gevolg van een zievoeg de ha-kaa door letters weergegeven klanken worden voortgebracht, zo ook uit een geestelijke mond als gevolg van een zievoeg de ha-kaa ontstaan er tien sfirot van het weerkaatste licht, welke sfirot vijf bchienot KaCha"B Toe"M heten. Deze sfirot zijn vaten voor het directe licht, en deze vaten heten "letters" ("otiejot"). Derhalve, hebben wij duidelijk gemaakt, wat de tien sfirot de rosj zijn.
7) De tien sfirot van het directe licht en de tien sfirot van het weerkaatste licht verspreiden zich samen onder het scherm, en dan worden de tien sfirot van het weerkaatste licht tot echte vaten voor het ontvangen van het licht, welke [sfirot] de tien sfirot van het directe licht bekleden. Dat vindt plaats, omdat het scherm, dat het weerkaatste licht voortbracht, heerst al over dat licht met behulp van zijn aviejoet. Deze tien sfirot, welke nu de echte vaten zijn, heten "toch" en "goef", en dat betekent, dat zij een inwendig deel van een partsoef vormen.
Malchoet de toch heet "taboer". Taboer betekent het centrum, wat wijst erop, dat malchoet de toch de voornaamste is, het centrale malchoet, het is uit haar weerkaatste licht de echte vaten van de goef zijn gevormd. Men kan nog zeggen, dat taboer uit dezelfde letters bestaat, als woorden "tov – or", het goede licht. Dat wijst erop, dat het licht goed is, wanneer het zich in vaten bevindt, welke vaten geschikt zijn om hem te ontvangen. Wij hebben nu dus duidelijk gemaakt, wat zijn tien sfirot [van] de toch tot de taboer.
8) Enfin, in de malchoet de rosj zijn er twee bchienot:
Malchoet mesajemet (beÊindigende), d.i. het scherm, welk zich op deze plaats bevindt en welk scherm laat het hoogste licht niet in het vat van de malchoet binnen te komen.
Malchoet ha-miezdaveget – die malchoet, welke een zievoeg maakt. Indien het hoogste licht niet tegen het scherm zou botsen (zievoeg de ha-kaa), waardoor het weerkaatste licht opstijgt, dan zou geen vaten van ontvangst voor het hoogste licht zijn, en zou überhaupt geen enkel licht zijn, daar er geen licht zonder vat is.
In malchoet de rosj bestaan deze bchienot alleen in de hoedanigheid van "sjorosjiem" – de bronnen, de kiemen. Malchoet ha-mesajemet, de rosj, is een kiem van malchoet ha-mesajemet (beÊindigende) de gehele gegeven trap. Malchoet ha-miezdaveget de rosj is de reden van het binnenkomen van het licht in vaten. Deze beide handelingen doen zich in werkelijkheid alleen in een goef van een partsoef voor, d.w.z. in de ruimte, welke zich vanaf de pe en tot de taboer bevindt, heerst malchoet ha-miezdaveget en het hoogste licht komt de vaten binnen.
In de ruimte echter, welke zich vanaf de taboer en eronder bevindt heerst malchoet ha-mesajemet, waardoor zij de tien sfirot de siejoem (het eind van een partsoef) vormen. Elke van die sfirot bevat alleen het [lichte] schijnen van het weerkaatste licht, het hoogste licht komt in hen niet binnen. Wanneer het op de sfira malchoet de siejoem aankomt, dan beÊindigt de partsoef, aangezien deze malchoet, welke niets ontvangt, zij is juist malchoet ha-mesajemet, en met haar beÊindigt dan het zich verspreiden van het vat van een partsoef. Wij noemen deze malchoet nog de "siejoem reglien" ("het einde van benen"), welke snijdt het licht af en beperkt een partsoef.
Deze tien sfirot [van] de siejoem, welke zich vanaf de taboer en eronder tot de siejoem reglien verspreiden, heten tien sfirot de sof, zij zijn allemaal delen van malchoet de sof en de siejoem. Datgene, wat wij zeggen, dat binnen deze sfirot alleen het weerkaatste licht [aanwezig] is, betekent niet, dat erin überhaupt geen directe licht present is. Dat betekent, dat een klein straaltje van het directe licht daar wel is, maar het wordt als Va"K blie rosj beschouwd (zie "Ptiecha le Chochmat ha-Kabbala", p. 50-53).
5. Chaze (Borst)
9) Tot nu toe hadden wij het over de partsoefiem van de wereld Adam Kadmon (A"K). Echter, in de partsoefiem van de wereld Atsieloet in de tien sfirot de toch wordt een nieuw einde toegevoegd. Dat komt, omdat malchoet de toch, welke taboer heet, steeg in de biena van de tien sfirot de toch op en beperkte daar de tien sfirot van het niveau toch, en dit nieuw einde heet "chaze". Daar bevindt zich de parsa.
In de taal van de Tora heet deze grens "hemelgewelf" ("rakieja") – de grens, welke de hogere wateren afscheidt, d.i. de kether en de chochma, die op het niveau van toch blijven t.o.v. de vaten van de biena, Z"A en malchoet, welke tot het niveau van toch afdaalden en op ÈÈn niveau met sof kwamen te staan. Als gevolg daarvan verdeelden de tien sfirot de toch zich in twee trappen – de ruimte vanaf pe tot chaze wordt steeds als toch en Atsieloet geacht, [d.i.] Ga"R de goef. De ruimte, welke zich onder chaze bevindt en welke tot taboer reikt, wordt als tien sfirot de sof beschouwd en het niveau van de Brieja, alsmede het niveau van Va"K blie rosj, als tien sfirot de sof.
6. Omgekeerde wederzijdse verhouding tussen lichten en vaten
10) Altijd bestaat er een omgekeerde wederzijdse verhouding tussen lichten en vaten. Dat vindt plaats omdat in een partsoef groeien als eerste hogere vaten. Aanvankelijk ontstaat er het vat kether van een gegeven partsoef, daarna chochma, biena, tieferet (Z"A) en malchoet. Daarom heten de vaten KaCha"B Toe"M. D.w.z. van boven naar beneden, in overeenkomst met hun verschijning in een partsoef.
Met lichten echter doet alles zich andersom – aangezien eerst de meest lagere lichten in een partsoef binnenkomen. Als eerste komt het licht nefesj binnen, vervolgens roeach, nesjama, chaja en jechieda. Zo zien wij, dat nefesj, welk een licht is, dat met de sfira malchoet overeenkomt, d.w.z. het meest kleine van alle lichten, komt in een partsoef als eerste, terwijl het meest grote licht – jechieda, het licht, dat met de sfira kether overeenkomt, komt in een partsoef als laatste. Daarom noemen wij de lichten altijd NaRaNCha"J, d.i. volgens hun verschijning binnen een partsoef.
11) Zo blijkt het, dat wanneer in een partsoef slechts ÈÈn hoogste vat, d.i. kether aanwezig is, welk vat als eerste verschijnt, dan komt het in hem eerst niet het met hem in werkelijkheid overeenkomstige licht jechieda binnen, maar het meest zwakke licht – nefesj. Wanneer echter in een partsoef ook het tweede vat, chochma, zich vertoont, dan komt in een partsoef het tweede licht, roeach, binnen. Het licht nefesj daalt op dat moment uit de kether in de chochma af, en het licht roeach bekleedt de kether.
Na het ontstaan van het derde vat, biena, daalt het licht nefesj uit de chochma in de biena, [het licht] roeach gaat van de kether in de chochma over, en in de kether het licht nesjama binnenkomt. Na het verschijnen van het vierde vat, Z"A, daalt het licht nefesj uit de biena in Z"A af, het licht roeach daalt uit de chochma in de biena af, het licht nesjama gaat uit de kether in de chochma over, en in de kether komt het licht chaja binnen. Na het verschijnen van het vijfde, het laatste vat, malchoet, komen alle lichten in een partsoef op hun plaatsen te staan – het licht nefesj neemt zijn plaats in de malchoet, het licht roeach daalt uit de biena in de Z"A, het licht nesjama - uit chochma in de biena, het licht chaja gaat uit de kether in de chochma over, en in de kether komt het licht jechieda binnen.
12) Zo blijkt het, dat voordat alle vijf vaten KaCha"B Toe"M er nog niet zijn, bevinden de lichten zich niet op hun plaatsen. Bovendien, zij bevinden zich in een omgekeerde wederzijdse verhouding, want zolang in een partsoef geen vat malchoet aanwezig is, welke vat het meest kleine is, kan het meest grote licht jechieda in een partsoef niet binnenkomen. Indien er in een partsoef twee onderste vaten, Z"A en malchoet ontbreken, dan kunnen in een partsoef twee hoogste lichten, jechieda en chaja niet binnenkomen, e.d.
13) Wanneer men zegt, dat als gevolg van het opstijgen van de malchoet in de biena elke trap (partsoef) na de chochma beÊindigt en dat in een partsoef twee sfirot, kether en chochma zijn overgebleven, terwijl de biena, Z"A en malchoet op een onderstaande trap (zie verder p. 17) zijn afgedaald, dan gaat het alleen over vaten. Met lichten is het echter alles omgekeerd – de lichten nefesj en roeach bleven op hun trap, en de lichten nesjama, chaja en jechieda "kwamen een partsoef uit".
14) In het boek "Zohar", op een aantal plaatsen is geschreven, dat als gevolg van het opstijgen van de malchoet in de biena bleven twee letters van de vijf letters van de Naam Elokiem op dezelfde trap, en de drie letters daalden op de onderstaande trap af (zie "Inleiding bij het boek Zohar", ofwel "Hakdamat Sefer ha-Zohar", blz. 20). Op andere plaatsen van "Zohar" is het gezegd, dat omgekeerd, als gevolg van deze opstijging, de twee letters bleven op hun trap, en de drie letters daalden op de onderstaande trap (zie "Zohar", hfst. "Berejsjiet 1", p. 59).
Het gaat erom, dat de vijf letters van de Naam vertegenwoordigen vijf sfirot KaCha"B Toe"M ofwel vijf lichten NaRaNCha"J. Bij het opstijgen van de malchoet in de biena op een gegeven trap blijven twee hoogste vaten– kether en chochma over, en de drie overige letters daalden op de onderstaande trap. Met de lichten is het echter alles omgekeerd – de twee laatste letters overeenkomen met de twee lagere lichten – nefesj en roeach. Zij blijven op hun trap, en de drie eerste letters, welke met de lichten jechieda, chaja en nesjama overeenkomen, daalden op de onderstaande trap.
In overeenkomst daarmee, is het in "Zohar", in het hoofdstuk "Hakdamat Sefer ha-Zohar" gezegd, dat uit de vijf lichten NaRaNCha"J, welke door de vijf letters van de Naam zijn aangegeven, de twee letters zijn gebleven, en de overige drie letters daalden van hun niveau af. Echter in een ander hoofdstuk van "Zohar" – het hfst. "Berejsjiet 1" wordt over de vijf vaten KaCha"B Toe"M gesproken, welke vaten door dezelfde vijf letters van de letters van de Naam zijn aangegeven. Vandaar dat in dit hoofdstuk is geschreven, dat het omgekeerd is, de twee letters bleven op hun plaats, en de drie overige letters daalden op de onderstaande trap. Dat is de moeite waard om te onthouden en altijd letten daarop, wordt het in een gegeven geval over vaten of over lichten gesproken en dan zullen vele schijnbare tegenstrijdigheden wegvallen.
7. Opstijgen van malchoet in biena
15) Men dient een bijzondere aandacht te schenken aan de correctie van de malchoet in de biena. Dit begrip is de wortel, de bron van de gehele Kabbala. Aangezien de malchoet is een categorie van het gericht (verbod). De wereld, het Geestelijke Heelal kan niet worden opgebouwd alleen op basis van het gericht (verbod), daarom bracht de Schepper de malchoet (gericht, verbod) in de sfira biena omhoog, welke sfira een categorie van barmhartigheid is.
Het is gezegd door de wijzen, dat aanvankelijk de wereld was geschapen alleen met behulp van de categorie van het gericht (verbod), d.w.z. de malchoet, maar daarna zag de Schepper, dat een zulke wereld kan niet bestaan en Hij vermengde de categorie van het gericht (miedat ha-dien) met de categorie van barmhartigheid (miedat ha-rachamiem), d.w.z. de malchoet en de biena. Als gevolg van het opstijgen in de biena, verkreeg de malchoet haar eigenschappen, d.i. de categorie van barmhartigheid. Vervolgens begint de malchoet de wereld te regeren met gebruik van deze, zijn nieuwe kwaliteiten. Dit proces van het opstijgen van de malchoet in de biena vond op alle niveaus plaats, in alle sfirot van rosj van de wereld Atsieloet en tot de sof van de malchoet van de wereld Asieja, want absoluut alle trappen, alle werelden, alle partsoefiem uit tien sfirot KaCha"B ChaGa"T NeHJ"M bestaan.
8. Het verdelen van elke trap in twee helften
16) Het is bekend, dat alle sfirot, alle trappen met een sfira malchoet beÊindigen. Dat betekent, dat de malchoet binnen elke trap laat het licht niet binnen zichzelf te komen. Dit vindt plaats krachtens de Ts"A (eerste beperking), welke beperking verbiedt de malchoet om het hoogste licht te ontvangen. Daarom verspreidt het licht zich in elke trap alleen tot de sfira malchoet, waarbij het haar niet binnenkomt. Het licht komt tot het scherm, dat in de malchoet staat en stopt daar.
Op dat scherm vindt een zievoeg de ha-kaa (stotende samenvloeiing) met het licht plaats. Daarom, wanneer de malchoet in elke trap in de biena is opgestegen, begon [de malchoet] het licht op een nieuwe plaats te beperken, daar waar zij zich nu bevindt, d.i. in het midden van de biena. Het onderste deel van de biena, de Z"A en de malchoet kwamen nu onder de beperkende malchoet terecht. Het blijkt nu, dat zij gingen als het ware buiten de grenzen van de gegeven trap uit, waardoor zij de tweede helft van de trap vormden.
Enfin, als gevolg van het opstijgen van de malchoet in de biena vond het verdelen van elke trap in twee gedeelten. Dat gebeurde op de manier, dat de kether, chochma en de helft van de biena op het niveau van hun trap blijven, en de onderste helft van de biena, de Z"A (welke in zich ChaGa"T NeH"J insluit) en de malchoet in een onderstaande trap veranderden. Het nieuwe einde, welk door de malchoet in het midden van de biena is gevormd, heet "parsa".
17) Zoals bekend, dienen op elke trap vijf lichten te zijn, welke lichten heten jechieda, chaja, nesjama, roeach en nefesj. Zij bevinden zich binnen vijf vaten – kether, chochma, biena, Z"A en malchoet. Na het opstijgen van de malchoet in de biena bleven op elke trap alleen twee volle vaten – kether en chochma, terwijl de biena, de Z"A en de malchoet daar ontbreken.
Daarom bleven in elke trap alleen twee lichten – nefesj en roeach, welke zich nu binnen de vaten kether en chochma bevinden. De drie lichten – nesjama, chaja en jechieda in elke trap ontbreken, daar er geen met hen overeenkomende vaten voorhanden zijn. In de taal van de Kabbala wordt dit proces als volgt beschreven: de letter joed komt in het woord "or", "licht" binnen. Als gevolg daarvan wordt het in het woord "avier", "lucht" veranderd. Dat betekent, dat het opstijgen van de malchoet in de biena ertoe leidt, dat elke trap zijn drie eerste lichten verliest, welke lichten "or", licht heten.
Op elke trap blijven alleen lichten nefesj en roeach over, welke lichten "avier", lucht heten. De tweede manier om dit proces te beschrijven wordt verwezenlijkt d.m.v. de vijf letters van de Naam, welke in twee helften werden verdeeld zodanig, dat de twee [eerste] letters overeenkomen met twee lichten nefesj en roeach, die zich in twee op het gegeven niveau overgebleven vaten bevinden, namelijk kether en chochma. De overige drie letters overeenkomen met drie vaten – biena, Z"A en malchoet, welke vaten op de onderstaande trap afdaalden.
9. Afdalen van malchoet uit biena plaats
18) Als gevolg van het opstijgen van Ma"N (verzoek, gebed) door onderstaande partsoefiem, daalt van boven, van de partsoefiem A"B en Sa"G (chochma en biena) een hogere belichting neer, welke belichting leidt tot het uittrekken van de malchoet uit de biena, en de terugkeer van de malchoet op haar eigen plaats. Nu gaat het letter joed van het woord "avier", "lucht" uit, waardoor het woord in "or", licht, verandert.
De vaten biena, Z"A en malchoet keren wederom op hun trap terug. Nu heeft elke trap opnieuw vijf vaten KaCha"B Toe"M en vijf lichten NaRaNCha"J. "Avier" veranderde wederom in "or", licht, daar de drie hoogste lichten, Ga"R, welke lichten "or", licht heten, terug zijn gekeerd.
10. Tijd van katnoet en gadloet
19) Als gevolg van het opstijgen van de malchoet in de biena begon elke trap twee perioden mee te maken – de periode van katnoet en die van gadloet. Na het opstijgen van de malchoet in de biena wordt de trap onder de sfira chochma beÊindigd. De biena, de Z"A en de malchoet van desbetreffende trap dalen op een onderstaande trap. Op die trap blijven alleen de vaten kether en chochma met de in hen zich bevindende lichten roeach en nefesj.
Deze toestand heet katnoet. Wanneer echter, als gevolg van het opstijgen van Ma"N door onderstaande partsoefiem, uit de wereld A"K een [lichte] straling van chochma en biena (het licht A"B-Sa"G) neerdaalt, leidt dat ertoe, dat de vaten biena, Z"A en malchoet, welke zich voordien op een onderstaande trap bevonden, op hun plaats, op hun trap terugkeren.
Dus, op elke trap blijken nu wederom vijf vaten te zijn – kether, chochma, biena, Z"A en malchoet, alsmede vijf met hen overeenkomende lichten – nefesj, roeach, nesjama, chaja en jechieda. Een zulke toestand heet gadloet. Enfin, de toestand zonder Ga"R, zonder drie hoogste lichten heet katnoet. Wanneer echter als gevolg van het terugkeren van de drie vaten – biena, Z"A en malchoet ook de lichten Ga"R terugkeren, dan heet een zulke toestand gadloet.
11. Hoe een lagere tot een hogere opstijgt
20) Als gevolg van het opstijgen van de malchoet in de biena ontstaat een mogelijkheid voor elk lager object om op het niveau van een hogerstaand object op te stijgen. Er bestaat een regel, volgens welke een hogere partsoef, die op een lagerstaande trap afdaalt, de eigenschappen ervan verkrijgt en omgekeerd, een onderstaande partsoef, die op een ten opzichte van hem hogerstaande trap opstijgt, wordt als een hogere. Op die manier, wanneer tijdens de katnoet, d.i. tijdens het opstijgen van de malchoet in de biena, welke opstijging tot het afdalen van de biena, de Z"A en de malchoet op de lagerstaande trap leidde, worden deze biena, Z"A en malchoet dezelfde als de onderstaande trap. Tijdens de gadloet echter, d.i. wanneer de malchoet op haar plaats terugkeert, stijgen de biena, de Z"A en de malchoet, die vóór dat moment zich op de lagerstaande trap bevonden en in feite ermee één geheel vormden, op hun trap terug.
Daarbij brengen zij de onderstaande trap op hun niveau, waarbinnen zij zich daarvóór bevonden. Als gevolg daarvan ontvangt de onderstaande trap al die lichten, welke zich op de bovenstaande trap bevinden. Enfin, wij zijn te weten gekomen op welke manier als gevolg van het opstijgen van de malchoet in de biena een verband ontstaat tussen de trappen, welk verband ertoe leidt, dat zelfs de meest lage trap op het niveau van de meest hoge kan opstijgen.
12. Katnoet en gadloet van IeSjSoe"T en Zo"N
21) Nadat wij hebben ons duidelijk gemaakt, wat is het opstijgen van de malchoet in de biena in het algemeen, in alle trappen van de werelden ABaJ"A, laten wij nagaan, hoe dat geschiedt in details. Nemen wij als voorbeeld twee trappen in de wereld Atsieloet, welke IeSjSoe"T en Zo"N heten. Als gevolg van het opstijgen van de malchoet [van] de IeSjSoe"T in de biena [van] de IeSjSoe"T tijdens de katnoet, daalden drie sfirot – biena, Z"A en malchoet op de onderstaande trap – Zo"N. Deze drie sfirot verkregen tijdens hun aanwezigheid in de Zo"N hun eigenschappen.
Tijdens de gadloet, wanneer de malchoet op haar [eigen] plaats daalde, keerden de biena, Z"A en de malchoet op hun trap, in IeSjSoe"T terug. Daarbij brachten zij met zich ook de Zo"N mee omhoog (om precies te zijn de kether en chochma van de trap Zo"N), waarmee zij in feite één geheel vormden. Als gevolg daarvan ook de Zo"N werden IeSjSoe"T, d.w.z. zij verkregen hun eigenschappen en ontvingen de overeenkomstige lichten.
13. Indien de malchoet niet in de biena had opgestegen, zouden de ZO"N geen gadloet kunnen ontvangen
22) Men dient te onderstrepen, dat de Zo"N op zichzelf genomen kunnen überhaupt geen licht gadloet ontvangen, aangezien zij tot de ruimte behoren, welke zich onder de taboer van de wereld A"K bevindt. Onder de taboer heerst de malchoet in de categorie van het verbod, welk verbod door de kracht van de Tsiemtsoem (Beperking) wordt beheerd, welke kracht laat haar niet toe om het hoogste licht te ontvangen. Nu echter, tijdens de gadloet, wanneer de biena, Z"A en malchoet de IeSjSoe"T brachten de Zo"N met zich mee omhoog, en de Zo"N veranderde in feite in de IeSjSoe"T, nu kunnen zij, eveneens als de IeSjSoe"T, het hoogste licht gadloet ontvangen.
23) Nu kunnen wij begrijpen, wat bedoelden onze wijzen met de woorden: "Aanvankelijk schiep de Schepper de wereld in de categorie van het gericht". De Zo"N van de wereld Atsieloet heten "wereld". Met het woord "wereld" wordt eveneens onze wereld bedoeld, die van de Zo"N van de wereld Atsieloet ontvangt. Alles, wat in de Zo"N van de wereld Atsieloet ontvangen werd, kan door de mensen in onze wereld worden ontvangen.
En omgekeerd, alles, wat in de Zo"N van de wereld Atsieloet er niet was, kan niet in onze wereld komen. Zoals reeds is gezegd, tot de "sjoresj", de "wortel", de bron van de Zo"N van de wereld Atsieloet dient de ruimte, welke zich onder de taboer van de wereld A"K bevindt, waar heerst de malchoet in de categorie van het verbod. Daarom kunnen de Zo"N het hoogste licht niet ontvangen, en kunnen dus niet bestaan. Des te meer onze wereld, welke zich veel lager bevindt en welke van de Zo"N van de wereld Atsieloet ontvangt, zou niet kunnen bestaan.
Juist daarover is het gezegd: "Daarna zag de Schepper, dat een zulke wereld niet kon bestaan, en daarom vermengde Hij de categorie van barmhartigheid met de categorie van het gericht". Dat betekent, dat de Schepper bracht de malchoet - welke malchoet een categorie van gericht is - op elke trap omhoog, in de biena, die een categorie van barmhartigheid is. In de bijzonderheid, steeg de malchoet de IeSjSoe"T in de biena de IeSjSoe"T op, als gevolg waarvan daalde de biena, Z"A en de malchoet de IeSjSoe"T op de onderstaande trap af, d.i. de Zo"N. Daarbij vindt het verkrijgen door hen van eigenschappen van de onderstaande trap, in feite afgedaalde sfirot en de Zo"N worden tot één geheel.
Daarom, wanneer de malchoet tijdens de gadloet de IeSjSoe"T uit de biena afdaalt en op haar plaats terugkeert, dan keren de drie deze vaten van de biena, Z"A en de malchoet eveneens op hun plaats terug, op het niveau van de IeSjSoe"T. Dat betekent, dat nu kunnen zij dezelfde lichten ontvangen als de IeSjSoe"T. Daarbij geven zij deze lichten in onze wereld door, nu de wereld kan bestaan.
Echter, indien geen vermenging van de categorie van het gericht en de categorie van barmhartigheid zou geweest, d.w.z. indien er geen opstijgen van de malchoet de IeSjSoe"T in de biena de IeSjSoe"T had plaatsgevonden, welke opstijging leidde tot het afdalen van de biena, Z"A en de malchoet op de onderstaande trap, in de Zo"N, dan zouden zij nooit in de IeSjSoe"T kunnen opstijgen, en het hoogste licht voor de wereld ontvangen. Daarom zou de wereld niet kunnen bestaan. Enfin, wij behandelden het opstijgen van de malchoet in de biena.